Dominicus Gent
Zondagviering 14 mei 2023
Kleine goedheid (lof van het kleine 2)
Van harte welkom hier en achter de schermen.
Wij zeggen ‘ja’ op Jezus’ uitnodiging om samen te komen en hem te blijven herdenken in brood en wijn. In het licht van de paaskaars weten we Hem hier en nu aanwezig.
Op deze moederdag een bijzondere welkom aan de moeders en aan allen die -net als moeders- leven geven en toekomst mogelijk maken.
Een bijzonder welkom aan Vicky die bereid is om samen met ons voor te gaan. Ooit was ze actief als studentenpastor, later als animator in Broederlijk Delen en Welzijnszorg. Ze herschoolde zich als jonge moeder tot onderwijzer, -tot plusmoeder zeg maar-, van veel jonge kinderen.
Deze viering bezingt opnieuw de lof van het kleine. Moeders zijn groot in dat kleine: in de zorg voor de dagelijkse brooddoos, in het kaartje verstopt tussen ondergoed op kamp, in de altijd nabije zakdoek voor snot, traantjes of knietjesbloed, …
Groot in het kleine: in de knipoog die verbinding maakt wanneer je verloren op het grote podium staat van je eerste schooloptreden, in de hand op de schouder die sterk maakt voor het eerste mondeling examen, in de woordeloze knuffel nadat je liefje je heeft gedumpt, in het bemoedigend knikje wanneer je op vakantie -in het Frans- brood mag bestellen, in de trotse glimlach omdat je een passende scoutstotem kreeg ….
Zoveel onnoembaar kleins heeft ons allen tot mens en medemens gemaakt.
Bidden we zingend dat elke mens -en vandaag in het bijzonder de moeders- dat elke mens bij mensen en/of bij God gekend mag zijn en nabijheid mag ervaren.
Dit huis vol mensen
Dit huis vol mensen weet Jij wie het zijn?
Ik mag het hopen.
Heb Jij ons geteld, ken Jij ons bij name?
Dan ben Je de enige.
tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Antoine Oomen
Lof van het kleine: de kleine goedheid
‘La petite bonté’ noemt de Frans-Joodse filosoof Levinas haar.
Roger Burggraeve, moraaltheoloog, schreef er een boek over: ‘Geen toekomst zonder kleine goedheid’. Een 10-tal jaren geleden was Burggraeve te gast in Mirte waar hij het thema reeds meegaf bij de voorstelling van zijn boek ‘Gekkenwerk’, over relaties in de zorg.
Burggraeve vertrekt van de stelling bij Levinas dat de mens ‘baatzuchtig’ is. D.w.z. dat we ons doen en laten in eerste instantie afstellen op eigenbelang. Er is niets mis mee om je eigen identiteit uit te bouwen, je eigen talenten en projecten te ontwikkelen zegt Burggraeve. Maar alles doen in functie van jezelf als mens, voelt ongemakkelijk. Een mens valt niet samen met die ‘baatzucht’. Dat maakt ons ontvankelijk voor de nood, het appel van de ander. We kunnen ons open stellen voor de kwetsbaarheid en de pijn van een mens, van een groep. We zien het fragiele van de natuur. Ingaan op het appel dat uitgaat van de ander, dat is het ‘goede’. En dat goede is per definitie gratuit, ‘onbaatzuchtig’. Je wil niet iets terugkrijgen bij ‘een goede daad’. Je doet het zomaar en soms is het zelfs sterker dan jezelf. Dat we als mensen die ‘goedheid’ uiten noemt Levinas ‘het mirakel van het menselijke in de mens, het menselijke dat tegelijk ook het goddelijke is’.
Waarom dan een ‘kleine’ goedheid?
In normale omstandigheden gaan we uit van ieders eigenbelang en zoeken we naar een evenwicht. Goed zijn doe je echter zomaar, ook wanneer het je moeite kost en zelfs als anderen het belachelijk vinden. Goedheid uit zich vaak in zeer bescheiden en kleine daden. In situaties die nauwelijks opgemerkt worden én in risicovolle omstandigheden . Dat is ‘kleine goedheid’.
Burggraeve definieert ze als volgt:
‘Ze is een goedheid zonder getuigen, in stilte voltrokken, bescheiden, zonder triomf. Ze ontsnapt aan elke ideologie. Je kunt ze zelfs karakteriseren als een ‘gedachteloze goedheid’.
Is dit soort goedheid niet een beetje naïef, onnozel? Te klein om echt iets te betekenen in onze complexe, problematische wereld? Laat staan dat ze verandering teweeg zou brengen? Ik moet denken aan Frank Van Massenhove, voormalig federaal ambtenaar, in een radio-interview. Hij probeert elke mens die hij tegenkomt een vriendelijke goede dag te geven. Of de vrouw die vertelde dat ze niet elke bedelaar geld toestopt. Maar wat ze wél telkens doet is de bedelaar aankijken en groeten. Flauw? Onnozel? Banaal?
Een revolutie zullen deze kleine, nauwelijks zichtbare handelingen niet uitlokken maar ze zetten wel iets in beweging, ten goede. Meer zelfs. Roger Burggraeve zegt dat er altijd mensen nodig zijn die hun vinger opsteken, die daden van kleine goedheid stellen en daardoor bijdragen om een systeem te veranderen.
Ik denk aan de keukenhulp in het woon- en zorgcentrum. Kom je mee afwassen, vraagt ze aan een dementerende bewoner. De dame in kwestie weet met haar geluk geen blijf, voelt zich nuttig, wordt gezien. Een systeem veranderen begint soms met een klein afwasje.
Kleine goedheid wint geen oorlogen maar opent wel ogen. Het is iets veerkrachtigs, een soort hefboom in onze samenleving.
Levinas spreekt van het kleine grassprietje dat telkens weer opveert nadat het werd platgetrapt door het systeem. Ik vind dit een bijzonder krachtig beeld want ik weet: grassprietjes tussen de stoeptegels kunnen zéér hardnekkig zijn. Het is een metafoor voor het grote kwaad dat er maar niet in slaagt de kleine goedheid teniet te doen. Het grassprietje steekt telkens opnieuw de kop op. Het is niet klein te krijgen.
Dat illustreren de vele situaties van bedreiging, van geweld en verschrikking waar bijna niets anders meer mogelijk is dan het kwaad. De vernietigingskampen – Auschwitz, Dachau, Bergen-Belsen, … – kennen we als dé plaats bij uitstek waar het kwaad zegevierde. En toch. In die meest wrede omstandigheden, ook daar, mochten mensen die kleine goedheid ervaren. Vaak op gevaar van eigen leven. Gevangenen die het weinige voedsel dat ze kregen of vonden onder elkaar verdeelden. Mannen en vrouwen die elkaar voorhielden dat ze ooit zouden ontsnappen uit de hel. Iemand die een verhaal vertelt. Of een liedje zingt.
Ergens las ik dat je over die kleine goedheid niet mag spreken, zeker niet preken!, niet publiek maken. Er stond niet dat j’er niet mag over zingen.
Deze wereld omgekeerd. Laten we dit samen zingen.
Deze wereld omgekeerd
De wijze woorden en het groot vertoon
de goede sier van goede werken
de ijdelheden op hun pauwentroon
de luchtkastelen van de sterken
al wat hoog staat aangeschreven
zal Gods woord niet overleven
hij wiens kracht in onze zwakheid woont
beschaamt de ogen van de sterken.
Zijn woord wil deze wereld omgekeerd:
dat lachen zullen zij die wenen
dat wonen zal wie hier geen woonplaats heeft
dat dorst en honger zijn verdwenen –
de onvruchtbare zal vruchtbaar zijn
die geen vader was zal vader zijn
mensen zullen an’dre mensen zijn
de bierkaai wordt een stad van vrede.
Wie denken durft dat deze droom het houdt
een vlam die kwijnt maar niet zal doven
wie zich aan deze dwaasheid toevertrouwt
al komt de onderste steen boven:
die zal kreunen onder zorgen
die zal vechten in ’t verborgen
die zal waken tot de morgen dauwt –
hij zal zijn ogen niet geloven
tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Bernard Huijbers
Graag deel ik met jullie enkele bedenkingen rond het thema van vandaag, de kleine goedheid. Als onderwijzeres in een eerste en tweede leerjaar heb ik ondertussen al 10 jaar het genoegen om dagelijks tussen en met een nest jonge kinderen te werken. De zes- tot achtjarigen die me toevertrouwd worden, zijn over het algemeen enthousiast en een nieuwe dag brengt een nieuw avontuur. Door het leren lezen, schrijven en rekenen opent er zich letterlijk een nieuwe wereld. Dit proces mogen begeleiden beschouw ik als een geschenk.
De verwachtingen van kinderen, maar zeker ook van de ouders zijn hooggespannen als ze mijn klas binnen stappen. Aangezien ik in een graadsklas werk, probeer ik mijn klaswerking zo op te bouwen dat de oudste kinderen mee zorg dragen voor de jongsten. De eerste weken van een schooljaar noemen wij de gouden weken omdat we heel bewust aan een veilig klasklimaat werken. In ons nest zitten er kinderen van allerlei pluimage, gaande van 7 tinten bruin tot 7 tinten wit. Bij verjaardagen tellen we in alle talen die onze klas rijk is en meestal zijn er dat meer dan 7. Iedereen is anders, maar dat probeer ik met de kinderen te omarmen en de rijkdom daarvan samen te ontdekken.
Met vallen en opstaan lukt ons dat. Respect hebben voor elkaar is een basishouding. Ik kan jullie wel verzekeren dat die jonge kinderen -die volop hun identiteit aan het ontwikkelen zijn- me iedere dag ook confronteren met kleine onrechtvaardigheden. Lange tenen, jaloerse reacties of al eens een duw of stoot horen bij de dagelijkse realiteit. Soms zucht ik wel eens omdat dit ook van mij geduld en energie vraagt, maar het hoort erbij.
Maar soms, af en toe, op een onbewaakt moment ben ik ook getuige van wat we hier vandaag ter sprake willen brengen. Een moment van kleine goedheid, ongedwongen, eenmalig en onopvallend. Die momenten die ik vaak alleen opmerk, die kleine dingen die niet in de krant komen en zelfs Iedereen Beroemd niet halen. Je voelt je soms die vlieg die plots iets opmerkt of vaststelt en het is vaak zo weer voorbij, maar het heeft plaats gevonden ! Wauw !
Om het toch wat concreter te maken, 1 treffend voorbeeld.
Net na kerst start er in mijn klas nog een Afghaans kind, 9 jaar, analfabeet en nog nooit naar school geweest. Eerlijk waar, ik zuchtte. Ik zag het even niet zitten om nummer 23 te verwelkomen en helemaal opnieuw te beginnen want we waren toch al enkele maanden aan het werk. Het kind sprak ook nog eens een andere taal dan de al aanwezige Afghanen. Communicatie zou dus met handen en voeten gebeuren. Terwijl ik mezelf ertoe aanzette om ook voor dit kind een goede juf te zijn, ontdekte ik hoe open en wijs de kinderen van mijn klas deze jongen opnamen in de groep. Met handen en voeten probeerde een kind tijdens het hoekenwerk hem een spel uit te leggen. Een ander taalzwak kind probeert met enkele Engelse woorden die hij van het gamen kent duidelijk te maken hoe ze samen kunnen spelen. Voor hen geen duizend praktische bezwaren om nog een kind extra in de klas te nemen. Hij is er en hij is welkom.
Wek mijn zachtheid weer.
Geef mij terug de ogen van een kind.
Dat ik zie wat is.
En mij toevertrouw.
En het licht niet haat.
tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Antoine Oomen
Als ik probeer los te komen van dit kleine feit dat zich de voorbije maanden voordeed, besef ik dat die kleine goedheid af en toe mijn wegen kruist. Niet enkel bij de kinderen, maar ook breder. Ik zie hoe ouders proberen er te zijn voor andere ouders die het nu moeilijk hebben. Even een kind mee naar school nemen of voor een maaltijd of opvang zorgen. Een kansarm kind toch op sleeptouw nemen om naar die naschoolse activiteit te gaan. Tijdens corona als ouder een ander gezin bezoeken en die overtuigen om toch hun kind naar school te sturen, ondanks de bezorgdheid tot besmetting. Collega’s die je opvangen als het even niet goed gaat…Als ik lang genoeg doorga, vind ik steeds andere voorbeelden van dat menselijke in de mens, als een wonderlijke kracht in het alledaagse leven. Dit even mogen zien, of ervaren doet deugd. Het stemt me hoopvol. Ondanks crisissen waardoor we ons heen moeten slaan, is er hoop, hoop op een goed samen leven waar dat leven zich ook afspeelt.
Wek mijn zachtheid weer.
Geef mij terug de ogen van een kind.
Dat ik zie wat is.
En mij toevertrouw.
En het licht niet haat.
Evangelielezing
Meer moet het niet zijn, een klein lied waaraan we ons toevertrouwen. Als we het vaak genoeg zingen wordt het waar, … soms, even…. Daarom zingen we zo graag.
In elk geval maken we ons hier bij het zingen een visioen eigen, we ademen het letterlijk in en uit. Zachtheid wordt gewekt, we durven de realiteit in de ogen kijken en vertrouwen ons toe aan het licht, aan de toekomst die we samen mee maken. Het lied wordt levensadem die nieuw maakt in de eigen kleine werkelijkheid. Hoeveel te nieuwer worden we wanneer we sámen zingen.
Wanneer de evangelist Mattheus een parabel vertelt over het einde der tijden hanteert hij een balans waarin de kleine dagelijkse goedheid doorslaggevend is om binnen te gaan in al het goede van de wereld. Hoe verlangen we ernaar dat ook zo’n tekst door allen ingeademd zou worden en op nieuwe wijze levengevend is, voor onszelf én voor de wereld.
Mt 25, 34 b – 40
“Kom, gezegenden van mijn Vader, neem het koninkrijk in bezit dat vanaf het begin van de schepping voor jullie klaar ligt. 35Want Ik had honger en jullie hebben Me te eten gegeven, Ik had dorst en jullie hebben Me te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en jullie hebben Me opgenomen. 36Ik was naakt en jullie hebben Me gekleed, Ik was ziek en jullie hebben naar Me omgezien, Ik zat in de gevangenis en jullie kwamen naar Me toe.” 37Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben we U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? 38Wanneer hebben we U als vreemdeling gezien en U opgenomen, of naakt en hebben we U gekleed? 39Wanneer hebben we U ziek of in de gevangenis gezien en zijn we naar U toe gekomen?” 40De koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie, alles wat je voor één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan.”
Gebed
Mysterie van goedheid, waarheid en schoonheid,
dank om wat Jezus in woord en daad meegaf:
een weg ten leven, een weg van licht
waaraan we ons mogen toevertrouwen.
Wij danken voor elke mens
die uw woord in deze tijd nieuw verstaat en nieuw doet
Wij danken om de grootsheid die in kleine goedheid schuilt
en die ons wereldwijd met elkaar verbindt.
Voor de kinderen uit Vicky’s klas en ieder in deze stad
die de vreemdeling groet, huisvest en omarmt.
Voor elke wereldwinkelier
die velen te eten geeft door duurzame voedselhandel.
Voor ieder die dorst op wereldschaal
tegengaat door bedachtzaam waterverbruik.
De kleine goedheid zal nooit winnen maar zal ook nooit overwonnen worden.
Met het slotlied willen we de aandacht en gevoeligheid voor het kleine -ook dat van onszelf- vergroten door ons te verwonderen en te verbinden met al wat leeft….
Honderd bloemen
Honderd bloemen mogen bloeien.
Grond en lucht genoeg voor alle
zaden knollen anjelieren.
Stenen moeten stenen blijven.
Mensen vliegen hoog als goden.
Maar de zuring en de klaver
mogen bloeien honderdvoud.
Korenbloemen, flarden blauwe
hemel, vlijmende papaver,
morgensterren aan de dijken
flemend om gezien te worden –
woekerend in de populieren
als een nest de maretak, de
bloem der zoenen bitterzoet.
Op zijn stekelige stengel
bloeit en treurt de kale jonker
en geen vlinder zal hem vinden.
Tronken zullen twijgen dragen,
varens op bevroren ruiten
zullen wuiven, bloeien mogen
honderd rozen van papier.
Broos op stelen ongebroken,
wild en blindelings verstrengeld,
in spelonken, op de vaalten,
tussen schotsen ijs en boeken,
op de graven, mogen bloeien,
alle ongelijk eenzelvig,
honderd bloemen zonder naam.
In een woud van droomgewassen,
stenen wortels, stalen webben,
tochtig labyrint van woorden,
woont een mens, op brekebenen,
lelie van het veld, met ogen
tranend bijna blind van zoeken
naar een plek die water geeft.
tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Bernard Huijbers
Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons nieuw online platform: http://Bijlichten.be
Ga er in gesprek met de auteurs van de filmpjes!
Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.