Kiezels in je schoenen (Vastenviering 2)

Dominicus Gent

Viering van zondag 25 februari 2018

Kiezels in je schoenen: tweede Vastenviering

 

 

Goedemorgen en hartelijk welkom in deze viering.

Vandaag is het de tweede zondag van de vasten. De vasten: een weg te gaan.
Gelukkig zijn er aanwijzingen, duidelijke sporen die andere mensen van de weg, nagelaten hebben. Richtingaanwijzers: een stapel stenen. Hierlangs kan je verder, deze weg is te doen, hierlangs kan je verder, het is haalbaar. Hier waren anderen eerder. Het stapeltje stenen getuigt van hen. Wie eraan voorbijgaat kan er een steen bijleggen. De bewegwijzering bekrachtigen. Een teken achterlaten voor wie na ons komen.

We doen dat nu, onderweg naar het licht van Pasen en voegen, terwijl we de Paaskaars aansteken, een steen toe aan de hoop stenen die op de tafel liggen… 

Onderweg kunnen er kiezels in de schoenen terechtkomen. Hoogst vervelend. Een tijdlang kan je proberen het te negeren want je ziet op tegen het omslachtige gedoe om stevig schoeisel uit te doen en te kijken. Je schoen uit te schudden, ondersteboven te houden en het kiezeltje eruit te halen. Je stapritme wordt verbroken, je wordt gedwongen om stil te staan.
Sommige teksten in het evangelie lijken zo’n kiezel. Een verhaal dat hindert, dat stoort. We kunnen proberen het te negeren omdat het ergerlijk is en we er geen boodschap aan hebben. Maar het blijft storen net zoals een kiezel. Ooit moeten we stoppen om te zien wat er nu zo hinderlijk is. Stilstaan, het omslachtige gedoe waarbij we het verhaal ondersteboven houden en uitschudden. Of misschien zelf een beetje dooreengeschud worden.

U had het al geraden: vandaag lezen we dergelijk verhaal.Hopelijk vinden we de kiezel, een of ander pijnpunt. Het is het verhaal van de rijke jongeling. Zeg nu zelf, is het allemaal niet een beetje heel erg overdreven wat Jezus tegen deze vriendelijke gast zegt? Het is een goede kerel, Marcus vertelt ons letterlijk dat Jezus van hem ging houden en toch lijkt er voor hem geen plaats in het koninkrijk te zijn. Voor wie dan wel vragen de leerlingen terecht. Maar laten we, vooraleer het verhaal te beluisteren eerst zingen:

Gij met uw onverwacht woord
Waarom bezoekt Gij mij
Waarom roept Gij ons aan
deze mensen die hier zijn?

 

Lezing Marcus 10, 17-31

[17] Toen Hij zich op weg begaf, kwam er iemand aanlopen. Hij knielde voor Hem neer en vroeg Hem: ‘Goede Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven?’ [18] Maar Jezus zei tegen hem: ‘Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed, alleen God. [19] De geboden kent u: Niet doden, geen echtbreuk plegen, niet stelen, niet vals getuigen, niemand oplichten, uw vader en uw moeder eren.’ [20] Hij zei Hem: ‘Meester, aan dat alles heb ik mij van jongs af gehouden.’ [21] Jezus keek hem aan en ging van hem houden. Hij zei Hem: ‘Aan één ding ontbreekt het u nog: ga verkopen wat u hebt en geef het aan de armen, en u zult een schat hebben in de hemel. Kom dan terug om Mij te volgen.’ [22] Maar hij verstrakte bij dat woord en ging verdrietig weg, want het was iemand met veel bezit. [23] Jezus liet zijn blik rondgaan en zei tegen zijn leerlingen: ‘Wat is het toch moeilijk voor mensen met geld om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ [24] De leerlingen schrokken van zijn woorden. Maar Jezus ging door en zei opnieuw tegen hen: ‘Vrienden, wat is het toch moeilijk om het koninkrijk van God binnen te gaan. [25] Een kameel komt gemakkelijker door het oog van een naald dan een rijke in het koninkrijk van God.’ [26] Daar schrokken ze nog meer van en ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie kan er dan nog gered worden?’ [27] Jezus keek hen aan en zei: ‘Bij de mensen kan dat niet, maar bij God wel, want bij God kan alles.’ [28] Toen begon Petrus tegen Hem: ‘Kijk, wij hebben toch maar alles achtergelaten en zijn U gevolgd.’ [29] Jezus zei: ‘Ik verzeker jullie, er is niemand die zijn huis, broers, zusters, moeder, vader, kinderen of landerijen heeft achtergelaten omwille van Mij en omwille van de goede boodschap, [30] of hij krijgt nu in deze tijd een honderdvoud aan huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en landerijen, vervolgingen inbegrepen, en in de komende wereld eeuwig leven. [31] Vaak zullen de eersten de laatsten zijn en de laatsten de eersten.’

 

Commentaar 1

Marcus schrijft zijn evangelie te midden van een zeer gewelddadige tijd. De plaats van waaruit hij schrijft is niet Palestina, maar Rome. Hij doet dat op het moment dat de Romeinse troepen triomfantelijk uit Palestina terugkeren nadat ze daar de joodse opstand hebben neergeslagen. Daarbij zijn tienduizenden slachtoffers gevallen, de wegen staan vol gekruisigde joodse opstandelingen, de tempel van Jeruzalem is verwoest. En nu maakt hij het mee hoe de Romeinse troepen juichend binnenkomen en door de straten van Rome trekken met de buit die ze in de tempel van Jeruzalem hebben meegepikt: de zware gouden tafel van de toonbroden, de zilveren trompetten, de zevenarmige kandelaar, begroet door de menigte die applaudisseert voor het goede nieuws : Judea is verslagen. Zo luidt het evangelie, het goede nieuws van de Romeinse overheerser.
De duizenden joden die toen reeds als slaaf naar Rome zijn vervoerd ondergaan geschokt maar gelaten het barbaarse geweld. Sommigen onder hen hebben de herinnering aan Jezus van Nazareth levend gehouden en zijn hem trouw geble-ven. Ondanks de vervolgingen die ze reeds te verduren hebben. Ook zij zien het gebeuren aan met lede ogen en met schrik in het hart.

Marcus kan dit moment niet zomaar laten voorbijgaan. Hij wil het opnemen voor Jezus die hij als Messias belijdt en voor de idealen die hem bezielden en waaraan hij, Marcus, trouw wil blijven. Hij kan echter niet blind of doof zijn voor de beangstigende tijd waarin ze leven. Het volgen van Jezus zal geen cruise op de Meditterrannée zijn. Het zal heel wat discipline vragen. Hij wil dan ook toetsen of de kandidaat leerlingen van Jezus wel beseffen waar ze aan begin-nen. Want voor hen schrijft hij uiteindelijk zijn evangelie. Hij ziet namelijk ook hoe sympathisanten van Jezus het laten afweten. Begrijpelijk gezien de angst die heerst. Vandaar dat Marcus’ evangelie wat ingehouden klinkt. Er zijn leerlingen die niet beseffen waar ze aan beginnen. Die onderschatten wat het betekent Jezus te volgen. Mensen die de euforie cultiveren rond de nieuwe rabbi, maar die niet met beide voeten in de realiteit staan. Vandaag horen we het weer. De rijke jongeling. Iemand vol goede bedoelingen! Maar neen, hij kan het niet op-brengen Jezus te volgen in zijn visie op de messiaanse gemeenschap. Bezit krijgt er namelijk een heel andere betekenis, en daar kan hij – voorlopig althans – niet bij.

Ook de volgende passage gaat daar verder op in. We horen hoe Petrus in naam van de apostelen het woord neemt en Jezus vraagt wat hun beloning dan wel zal zijn wanneer zij met hem in zee gaan. Dan komt een nieuw en positief per-spectief aan het licht. Misschien heeft de rijke jongeling niet de kans gehad hier kennis mee te maken. Er is in het gezelschap van Jezus geen sprake van kommer en kwel, integendeel. Mensen zoeken zijn gezelschap op. Hij wordt omstuwd door de menigte, vertelt Marcus. Mensen worden er beter van. Een gemeen-schap waarin delen vreugde betekent en niet als last ervaren wordt. Een ge-meenschap waarin gedeelde vreugde en smart een band smeden die mensen als grond onder de voeten ervaren. Er wordt evenwel op een subtiele wijze een voorwaarde gesuggereerd die voor een dergelijke gemeenschap onontbeerlijk is.

Laten we even de tekst aandachtig bekijken. Petrus stelt een heel normale vraag: kijk eens wat we allemaal hebben opgegeven om je te volgen: alles wat ons dierbaar was, wat ons leven uitmaakt: broers en zussen, moeder, vader en kinderen, huis en akkers. Dat zijn de traditionele familiebanden, de sociale ze-kerheid van die dagen, de grond die ze van God gekregen hebben, symbool van vruchtbaarheid en leven. Kortom alles hebben ze opgegeven. En wat antwoordt Jezus: alles krijgt ge terug en wel in overvloed. Het honderdvoud. Ik neem aan dat hierin de herinnering aan de historische Jezus doorklinkt: dat er rond zijn persoon heel wat onderlinge verbondenheid en vriendschap moet hebben ge-leefd waarin echt gestalte werd gegeven aan die messiaanse gemeenschap. Al-leen: in het rijtje van hetgeen ze in honderdvoud terug krijgen wordt geen mel-ding gemaakt van de vaders. Die worden gewoon niet meer vermeld. In de mes-siaanse gemeenschap is alleen plaats voor broeder- en zusterschap, voor moe-derschap en voor gedeelde goederen. De vaders doen te veel denken aan de autoritaire samenleving waarin mannen het voor het zeggen hadden.

Een vergetelheid van Marcus? Onoplettend? Integendeel. Het blijkt veeleer te gaan om één van de leidende gedachten in de eerste decennia van de beweging rond Jezus. Paulus, Matteus en Lucas spreken zich minstens even duidelijk in dezelfde zin uit. Waarlijk een hoopgevend perspectief. De messiaanse beweging opent de deur naar een nieuwe manier van samenleven. De gelijkwaardigheid van allen betekent een nieuwsoortige verbondenheid waarin vrijheid en gelijk-waardigheid sleutelwoorden zijn.

Je hebt vandaag veeleer de indruk dat je andermaal tegen de gangbare kerkelij-ke structuren en omgangsvormen moet ingaan om deze basishouding waar te maken. Ik hoor met enige voldoening hoe ook religieuze gemeenschappen die zichzelf nochtans in het centrum en het hart van de kerk situeren.In de komen-de weken stellen verschillende religieuze gemeenschappen hun deuren open m mensen te laten kennis maken met hun manier van leven. Ik was getroffen door de Trappisten van Westmalle, die zich in hun presentatie voorstellen (DS) met duidelijke distantie ten aanzien van de officiële kerkelijke structuren.

Ze typeren hun gemeenschap en de mensen die er zich thuis voelen als volgt: ‘Velen zijn (ook) afgeknapt op het instituut kerk en alles wat daarin de jongste jaren gebeurd is. Wij monniken distantiëren ons ook van die kerkelijke struc-tuur. We zijn er solidair mee, maar staan erbuiten. Wij zijn een soort vrijplaats waar het alleen gaat over het spirituele, het tot zichzelf komen. Veel mensen hebben daar meer nood aan dan aan een kerk.’

Ze zijn niet de enigen die een messiaanse geest uitstralen. Antoinette vertelt daar meer over. Laten we vooral zingen over die messiaanse gemeenschap waaraan wij hopen trouw te zijn: 


We zullen Jood en Griek zijn lichaam worden,

zijn uitstralende kracht in deze wereld
als wij de woorden doen van de Thora
die Jezus heeft gedaan en doorgegeven.
Zijn geest is het die ons tezamen voegt,
en liefde die ons maakt tot zijn gemeente.

 

Commentaar 2

In onze samenleving zien we steeds meer opdelingen in groepen waartussen de tegenstellingen groot zijn of groot gemaakt worden:
– een toenemende groep armen en een kleine groep superrijken
– de winners en de losers
– de hardwerkende Vlamingen en de mensen in de zogenaamde hangmat van de sociale zekerheid
– die hier geboren zijn en die van elders naar hier komen
Niet meteen een taal en een toonbeeld van de messiaanse gemeenschap waarin Jood en Griek het mystieke lichaam van Christus worden. Precies in dergelijke context, lijkt het ons belangrijk tegensprekelijke verhalen te blijven horen en zien. Van plaatsen en van momenten waarop die gemeenschap van gelijken wel zichtbaar wordt.

Ik denk in eerste instantie aan de 35 000 vrijwilligers rond Brussel die elke dag onderdak bieden aan de onbekende vluchtelingen van het Maximilliaanpark. Alle soorten gastgezinnen, alle soorten vreemdelingen, wat een reusachtig lichaam van zorg.

Maar ik wil een verhaal vertellen van dichtbij, in Gent. Het theaterproject van de Zuidpoort. In de Zuidpoort werken mensen met armoede-ervaring en mensen zonder armoede-ervaring samen om armoede te bestrijden. In de themawerking wordt daarom telkens één aspect uitgediept. De voorbije jaren werd er gewerkt rond stress. Daarbij blijken de gesprekken met hulpverleners vooral veel stress te veroorzaken. Mensen in armoede hebben het gevoel zich niet goed te kunnen verwoorden, niet goed beluisterd te worden, oplossingen aangereikt te krijgen waarmee ze zelf niets kunnen, enz….. Vertrekkende vanuit de ervaringen in hulpverlening, zowel positieve als negatieve, gingen we op zoek naar wat een goed gesprek kan inhouden. Alle aspecten daarvan werden in kaart gebracht en visueel voorgesteld door middel van icoontjes zodat het voor iedereen toegankelijk zou zijn. Bijvoorbeeld: 2 figuurtjes naast elkaar: ‘Je hebt het recht op een vertrouwenspersoon. Soms is assistentie nodig.’ Of een vuist : ‘De hulpvrager beslist.’ Enz….

Een mooi schema met concrete uitleg bij elke stap werd uitgewerkt en daarna afgetoetst met allerlei soorten hulpverleners in Nieuw Gent, de wijk waarin de Zuidpoort gevestigd is: politie, OCMW, gezondheidszorg, straathoekwerkers enz…. In twee bijeenkomsten werd hun inbreng verwerkt en de handleiding verfijnd.

Om dit eindproduct ter bestemming te brengen, werd een theaterproject gestart. Van september tot december kwamen we vrijwel wekelijks bijeen om een aantal krachtlijnen en belangrijke aandachtspunten in scène te brengen. Daarin begeleid door 2 jonge Nederlandse theatermakers, Job en Sjoerd, die wonderwel heel sterk aansluiting vonden met ons. De groep groeide aan en slaagde erin om iedereen een plaats te geven: er deden kinderen mee, mensen met handicaps, lichamelijk, mentaal, jonge mensen maar ook oude mensen, mensen in armoede, anderen zonder armoede, mensen met een psychiatrische problematiek enz….. We hadden plezier terwijl we met iets heel ernstig bezig waren. En in het project groeide er ook een geheel andere verstandhouding tegenover hulpverleners: veel frustraties werden geventileerd maar er kwam ook empathie en begrip voor de soms heel moeilijke context waarin zij hun werk doen. Meer en meer was er oog voor het feit dat zij heel belangrijke bondgenoten kunnen zijn in de strijd tegen armoede. Uiteindelijk was er de uitvoering in theaterzaal Arca: twee keer voor een volle en aandachtige zaal. Een fantastische beleving zowel voor de toeschouwers als voor die grote groep ‘acteurs’ met de enorme verscheidenheid van mensen waaruit een krachtige dynamiek vrijkwam. Na afloop kregen alle toeschouwers de handleiding ‘Stressweg’ voor een goed hulpverleningsgesprek mee. Het project wordt ongetwijfeld vervolgd.

Bij alles wat gebeurt en vaak ontgoochelend en verontrustend is, de ogen blijven openhouden en zien wat ook gebeurt. Dat zingen we uit in het lied : Wat ook gebeurt.

 

Bij alles wat gebeurt, schrikwekkend, mensonwaardig
open ons hart en ons verstand voor wat ook gebeurt,
gerechtigheid die volbracht wordt,
mensen die zich inzetten, ten einde toe en zich houden.
Dat onze ogen opengaan voor die flitsen van een nieuwe wereld.
Dat wij ons niet laten intimideren door wie macht hebben,
nu nog wel, maar ooit niet meer-
dat wij vindingrijk de kleinste kansen leren benutten
om vrede te stichten en recht te doen.
Dat onze ogen opengaan voor die flitsen van een nieuwe wereld.
Dat wij de moed niet verliezen,
dat wij niet wantrouwen de stem die in ons spreekt van vrede,
dat wij staande blijven in het woord
dat niets onmogelijk is bij God-Ik zal er zijn.

 

Inleiding tafelgebed

We weten ons samengebracht rond deze tafel als gemeenschap die haar zin en betekenis ontvangt vanuit het hele Jezusgebeuren: Jezus’ eigen optreden en de beweging die eruit ontsproten is. Zijn inspiratie is draagster van een hele beweging, een traditie die in deze geschiedenis een teken wil zijn van verbondenheid in gelijkwaardigheid. Zo zijn wij het lichaam van Christus. Ons samenzijn hier rond deze tafel is daarvan de geloofsbelijdenis.

We gedenken hier ook alle mensen die ons zijn voorgegaan en die getuigen zijn geweest van die messiaanse droom. Lichtende voorbeelden die we niet vergeten en die ongrijpbaar zijn voor dood en verval. En we weten ons ook verbonden met allen ter wereld die deze droom delen: een wereldwijd bondgenootschap van gerechtigheid en liefde.

Slotgedachte

“De evangelist Marcus zet zich in voor (…) een samenleving van vrije en gelijke mensen, een messiaanse samenleving. Dat heet bij Marcus “koninkrijk Gods”. God deed aan politiek, Jezus deed aan politiek, en Marcus deed aan politiek. Die politiek stond haaks op de politiek van de machthebbers van die dagen, de Romeinse overheid en hun zetbazen, de priesterlijke aristocratie in Jeruzalem. Bij Marcus vinden we geen eeuwige waarheid, maar een concrete waarheid tegen een andere waarheid, de waarheid van een bepaalde samenleving. De messiaanse samenleving van het koninkrijk Gods tegen de brute samenleving van het Romeinse rijk.” (Egbert Rooze)