Dominicus Gent
Viering van zaterdag 25 december 2021
Kerstmis
Van harte welkom aan allen hier aanwezig en mensen die met ons meevolgen van thuis uit.
Laat mij eerst en vooral jullie allemaal een ‘Zalige Hoogdag’ toewensen. Zalig omdat we het geluk hebben om deze bijzondere gebeurtenis na meer dan 2000 jaar samen te mogen vieren. Een heerlijke gebeurtenis: de geboorte van een kind dat de wereld met verstomming zal slaan als hij tot de jaren van verstand gekomen is.
De geboorte van een baby is altijd bijzonder. Ik heb het dit jaar nog eens mogen meemaken in het gezin van onze jongste dochter. Negen maanden tel je elke dag af en leef je elke dag mee met dat wonder dat groeit in de buik van een vrouw. Een mysterie dat een kindje met al zijn specifieke eigenschappen, karakter, eigen-ik zijn zich zo maar in een warme omgeving onder het hart van een moeder klaarmaakt om uiteindelijk de grote stap naar de buitenwereld te maken.
Met een schreeuw komt het op de wereld want geboren worden geeft geboortepijn. Niet alleen bij de mama maar ook bij het kind. In een beperkte warme omgeving ineens op een lichtrijke, koelere plaats belanden waar je de ruimte krijgt om je armen en benen te bewegen in volle vrijheid en je stem kan oefenen na die gedempte stilte binnen in de baarmoeder. Gelukkig maakt het vlug kennis met de huid van mama en papa en herkent het de hartslag van beiden en waarschijnlijk ook de stem van broer of zus die zo vaak een kusje gegeven hebben op de buik van mama, de bewegende rondingen aangeraakt en geaaid hebben en bijna niet konden wachten tot het kindje er was. Wat een geheim moet dit voor kinderen zijn. Met hun grote onschuldige ogen kunnen ze luisteren naar verhalen over nieuw leven, over verwachtingen van wat nog niet gekend is maar dat ze al liefhebben, over geboorte en daarna misschien wat ontgoocheling over de wenende baby die heel wat aandacht van de ouders vraagt en bezoek dat maar wat graag een kijkje neemt in de wieg om de nieuwe spruit te verwelkomen.
Hoogdag vandaag omdat het niet zo maar een zaterdag als alle anderen is. Het is de geboorte van Jezus die we herdenken en we hebben tijdens de advent met evenveel verwachting uitgekeken naar deze gebeurtenis. Zoals Maria die haar buik elke dag zag groeien en het kind voelde bewegen om duidelijk te maken: hier ben ik, mysterie van leven dat jullie en het leven van heel veel mensen hier op aarde zal omgooien. Maria kende de vreugde van verwachting maar vergat ook de profetie niet van de engel: ‘Jij zult een zoon baren, noem Hem Emmanuel, er is een grote taak voor Hem weggelegd’. Geen echografie in die tijd, geen bloedtest om het geslacht van de baby met 100% zekerheid te kennen, maar Maria wist dat het een zoon zou worden die een belangrijke rol in de geschiedenis ging spelen. En Jozef als pluspapa nam zijn rol nederig op en was er zoals elke papa fier op zijn zoon en steunde Maria in het nemen van haar engagement.
Elke zondag hebben we een kaarsje aangestoken op de adventskrans en er soms een liedje erbij gezongen. Vandaag mogen we met zijn allen luisteren naar een verhaal, een stukje meespelen in dit verhaal als herders die zo blij zijn dat ze de eerste bezoekers mogen zijn bij dat jezuskindje, onze vreugde uitzingen met heel mooie en oude kerstliederen.
In de wereld zijn er vele kinderen die niet in een mooi wiegje of warme thuis ontvangen worden. We willen hen meenemen in onze beleving van deze Kerstdag. Ik nodig jullie uit om met kinderogen, oren en verwondering dit gebeuren met de kinderen te beleven.
We verwelkomen nu Karel omringd door herdertjes. De kinderen brengen het vredeslicht mee, het licht dat vanuit Bethlehem over de wereld werd doorgegeven en vorige week in Gent is aangekomen. Samen met jullie zullen we luisteren naar het verhaal dat Hilde ons zal vertellen. De prenten uit het boek waaruit we onze inspiratie haalden worden op het grote scherm geprojecteerd of kan je na de viering nog eens bewonderen (op de plaatjes die opgehangen zijn in de kerk.)
Nu zijt wellekome Jesu, lieve Heer
Gij komt van alzo hoge, van alzo veer
Nu zijt wellekome van de hoge hemel neer
Hier al in dit aardrijk zijt Gij gezien nooit meer
Kyrieleis
Christe Kyri’eleison, laat ons zingen blij
Daarmed’ ook onze leisen beginnen vrij
Jesus is geboren in de heilige Kerstnacht
Van een maged reine die hoog moet zijn geacht
Kyrieleis.
D’ herders op de velden hoorden een nieuw lied
Dat Jesus was geboren, zij wisten ’t niet
Gaat aan geender straten en gij zult Hem vinden klaar
Beth’lem is de stede daar is ’t geschied voorwaar
Kyrieleis
D’ heilige drie Koon’gen uit zo verre land
Zij zochten onze Here met offerhand
Z’ offerden ootmoedelijk mir’, wierook ende goud
’t Ere van den Kinde dat alle ding behoudt
Kyrieleis
“Lang geleden leefde in het land Israël, in de stad Nazareth, een jonge vrouw, Maria. Zij was verloofd met Jozef, de timmerman.
Toen gebeurde het, dat op klaarlichte dag de engel Gabriël bij haar kwam en sprak: ‘Wees gegroet Maria. Je bent gezegend onder de vrouwen. God is met je.’
Maria schrok, maar de engel zei: ‘Vrees niet, Maria. Je zult een kind krijgen, een jongen. Hij zal een zoon van God genoemd worden en hij zal de mensen redden uit hun ellende. Je moet hem Jezus noemen’.
Maria antwoordde: ‘Ik zal doen wat God van mij vraagt.’
In die dagen regeerde keizer Augustus. Hij heerste over vele volkeren.
Ook over het land waar Jozef en Maria woonden.
Nu wilde keizer Augustus weten hoeveel mensen er in zijn rijk woonden.
Daarom liet hij bekend maken dat ieder naar zijn eigen stad moest gaan
om zijn naam op te geven. Zo konden alle mensen geteld worden.
Jozef kwam uit Bethlehem. Toen hij het bevel van de keizer hoorde ging hij op weg daarheen en nam Maria mee. Maar Maria kon de lange weg van Nazareth naar Bethlehem niet lopen, daarom droeg het ezeltje haar op zijn rug.
Omdat Maria haar kindje verwachtte, konden ze niet vlug reizen.
Vele dagen liep Jozef naast de ezel, terwijl zij door heuvels en dalen trokken, langs akkers of door dorre, droge streken.
Toen zij eindelijk in Bethlehem kwamen, vonden zij het kleine stadje vol
Mensen. De straten waren druk, de huizen vol en ook in de herbergen
konden zij geen plaats vinden.
Pas laat op de avond vonden zij een herbergier die hun een plaatsje gaf in zijn stal. Die nacht werd daar bij de os en de ezel het kindje geboren. Maria wond het in doeken en Jozef legde het in een kribbe, die hij met hooi had gevuld.
In diezelfde nacht waren er buiten op het veld herders die de wacht hielden bij hun schapen.
Plotseling verscheen er een engel in een helder stralende lichtglans. De herders schrokken hevig, maar de engel sprak: ‘Wees niet bang. Ik breng een blijde boodschap. Vannacht is een kind geboren dat de Redder der Mensen zal zijn. Ga naar Bethlehem, daar zal je hem vinden in een kribbe, gewikkeld in doeken.’
Toen zagen de herders de hemel voor hun ogen opengaan en zij hoorden
engelen zingen: ‘ Ere zij God in de Hoge en vrede op aarde voor alle mensen die van goede wil zijn.’
Toen de engelen verdwenen waren, was het weer even donker als eerst.
‘Zouden we gedroomd hebben?’, vroegen de herders zich af. Maar ze hadden allen hetzelfde gehoord en gezien en daarom besloten ze te doen wat de engel gezegd had. Zij gingen in de nacht naar Bethlehem om het kind te zoeken dat de redder der mensen zou worden.
De herders zagen een stal waaruit licht straalde. Daar vonden zij Jozef en
Maria en daar lag het kindje in de kribbe. De herders gingen binnen met
hun eenvoudige geschenken: wat schapenmelk en wat wol om het kindje
warm te houden. En toen zij naar het kindje in de kribbe keken straalde de blijdschap uit hun ogen en zij begrepen dat wat de engel had gezegd, de waarheid was.
Zij vertelden wat zij hadden gezien en wat de engel hun had gezegd en
Maria bewaarde deze woorden in haar hart.
In diezelfde tijd kwamen drie wijze koningen uit het Oosten. Zij konden in de sterren lezen. Zo wisten zij dat er een kind geboren was, een koning, die de redder der mensen zou worden. Zij hadden zijn ster in het Westen gezien en die waren zij gevolgd naar Jeruzalem.
In Jeruzalem vroegen zij iedereen: ‘Waar is het kind, het pasgeboren
Koningskind, dat een redder der mensen zal worden? Wij zijn de ster
gevolgd tot hier, maar nu zien we haar niet meer. Wie kan ons de weg
wijzen?
Toen koning Herodes dat hoorde schrok hij. Hij was bang dat het pasgeboren kind koning van Israël zou worden in zijn plaats. De drie wijzen moesten hem alles vertellen wat zij in de sterren gelezen hadden. Toen zei Herodes: ‘Als jullie het kind gevonden hebt, kom mij dan vertellen waar ik het kan vinden, want ik wil het geschenken sturen.’
Toen zij Jeruzalem verlaten hadden, zagen de drie wijzen de ster weer
schitteren. Zij volgden haar en kwamen zo bij Maria en Jozef en het kind.
Daar knielden de wijze koningen neer en ieder van hen legde als geschenken neer, wat hij te geven had. De oudste koning gaf goud, de tweede bracht wierook, de derde mirre.
In die nacht hadden de drie wijzen een droom: een engel beval hen niet naar Herodes terug te gaan, omdat koning Herodes het kind wilde doden. Langs een andere weg moest ieder naar zijn eigen land terugkeren.
Ook Jozef had een droom. Tot hem sprak een engel: ‘Koning Herodes wil het kind doden. Neem de moeder en het kind en vlucht naar Egypte. Blijf daar tot ik je zal zeggen terug te keren.
Toen koning Herodes merkte dat de drie wijze koningen niet bij hem
terugkwamen, was hij woedend. Hij stuurde soldaten uit om het kind te zoeken. Maar zij konden het niet vinden want Jozef en Maria waren al met hun kind weggevlucht uit Bethlehem.
Jozef en Maria maakten met het kindje de lange gevaarlijke reis door de
woestijn naar Egypte. Toen zij daar eindelijk aankwamen werden zij hartelijk ontvangen en bleven er tot na de dood van Herodes.”
Komt allen tezamen
jubelend van vreugde
komt nu, o komt nu
naar Bethlehem
Ziet nu de vorst der
eng’len hier geboren
Komt, laten wij aanbidden
Komt, laten wij aanbidden
Komt, laten wij aanbidden
die Koning
De hemelse eng’len
riepen eens de herders
weg van de kudde
naar ’t schamel dak
Spoeden ook wij ons
met eerbied’ge schreden
Komt, laten wij aanbidden
Komt, laten wij aanbidden
Komt, laten wij aanbidden
die Koning
Het licht van de Vader,
licht van den beginne,
zien wij omsluierd,
verhuld in ’t vlees;
goddelijk Kind,
gewonden in de doeken.
Komt, laten wij aanbidden
Komt, laten wij aanbidden
Komt, laten wij aanbidden
die Koning!
O Kind, ons geboren
liggend in de kribbe
neem onze liefde
in genade aan
U, die ons liefhebt
U behoort ons harte
Komt, laten wij aanbidden
Komt, laten wij aanbidden
Komt, laten wij aanbidden
die Koning
De os en de ezel komen nu getuigen waarom Kerstmis voor hen een bijzonder feest is.
Hoewel onze Hebreeuwse namen in jullie Nederlandse taal verbasterd zijn tot schorremorrie, zijn we toch trots op dat verwijt uitschot te zijn. Want is hij niet geboren om op te komen voor die aan de kant geschovenen…?
Plus: wij hebben karaktertrekken, talenten die mooi zijn, al zeggen we het zelf. Die een christenmens, een mens tout court zeer van pas zouden komen. Zo zijn wij dienstbare dieren: ik os, als ploeger, trekker, zonder rust; ik, ezel, doe ook niet anders dan dragen, sleuren, over bergpaden stappen…
Zo zijn wij geweldloze dieren: ik ben geen agressieve stier meer, zegt de os. Ik ben misschien wel koppig, zegt de ezel, maar agressief ben ik niet. En vergis je niet: koppig zijn is een gave hoor, ik laat me niet zomaar het hoofd op hol brengen, ik denk er het mijne van…
En we houden de baby warm, vergeet dat niet…
Gebed en zending
We hebben hier samen met kinderen Kerstmis gevierd. Het oude verhaal verteld, de oude gebaren herhaald. Het hoopgevende verhaal van de geboorte en de nieuwe kansen die altijd te zien zijn in de donkerste momenten.
Ik wens je een ster
voor de donkerste nacht.
Ik wens je zachtzinnig licht
om het goede te zien
in de wereld.
Ik wens je woorden
die niet breken
maar verbinden.
Ik wens je tussen het doodgewone
nu en dan een godsgeschenk.
Kris Gelaude
We zingen nu met allerlei slaginstrumenten onze traditionele afsluiter, met veel trom en rom en bimbambom
Midden in de winternacht, ging de hemel open.
Die ons heil der wereld bracht, antwoord op ons hopen
Elke vogel zingt zijn lied, herders waarom zingt gij niet
Laat de citers slaan, blaast de fluiten aan
Laat de bel, laat de trom, laat de beltrom horen:
Christus is geboren!
Vrede was er overal, wilde dieren kwamen
Bij de schapen in de stal, en zij speelden samen.
Elke vogel zingt zijn lied, herders waarom zingt gij niet
Laat de citers slaan, blaast de fluiten aan
Laat de bel, laat de trom, laat de beltrom horen:
Christus is geboren!
Ondanks winter sneeuw en ijs, bloeien alle bomen,
want het aardse paradijs is vannacht gekomen.
Elke vogel zingt zijn lied, herders waarom zingt gij niet
Laat de citers slaan, blaast de fluiten aan
Laat de bel, laat de trom, laat de beltrom horen:
Christus is geboren!
Zie daar staat de morgenster, stralend in het duister
Want de dag is niet meer ver, bode van de luister
Die ons weldra op zal gaan, herders blaast uw fluiten aan
Laat de bel bim-bam, laat de trom rom-bom
Kere om, kere om, laat de bel-trom horen
Christus is geboren!
Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons Youtube-kanaal ( https://www.youtube.com/channel/UCBCXMCRb0cNw8Dd3tMc9elQ)
Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.