Kairosdocument Palestijnse christenen

Dominicus Gent

Viering van zondag 8 mei 2022

Het KAIROS-PALESTIJNS DOCUMENT
 

Van harte welkom deze zondag voor de mensen hier aanwezig en zij die ons volgen op het scherm.
Laat mij beginnen met alle moeders vandaag een ‘Gelukkige Moederdag’ toe te wensen.
Het is de derde zondag na Pasen en we beleven nog altijd die hoopvolle gebeurtenis van de verrijzenis van Jezus na al zijn lijden.
Het Kairosdocument voor Palestina is het thema en de leidraad voor deze viering. Een poging tot hoop voor een schijnbaar uitzichtloze situatie tussen Israeliërs, joden en Palestijnen.

Het is goed dat we samen vieren, kracht en hoop bij elkaar vinden om verder positief in het leven te staan.
Het aansteken van de Paaskaars geeft ons het veilige gevoel dat ‘Die Ene’ er is, altijd, bij elk van ons en hier samen.
 

  
Historiek van het Kairos-document

In een bijna uitzichtloze situatie om vrede te bewerken tussen Israël en Palestina stelden de patriarchen van de christelijke kerken in Jeruzalem voor om een document op te stellen waarin gevraagd wordt aan de betrokken partijen te verzaken aan haat en terreur tegenover elkaar, maar met respect, eerlijkheid, dialoog en liefde met elkaar te communiceren. Het Kaïros-document voor Palestina werd geschreven in 2009, analoog naar het eerste Kaïros-document dat opgesteld werd in Zuid-Afrika omwille van de apartheidspolitiek aldaar.

Kaïros is een Grieks woord en betekent: ‘beslissend moment’ of het ‘uur van de waarheid’. Het wordt in het Nieuw Testament gebruikt om aan te geven dat Gods ingrijpen in de geschiedenis om een reactie van de mens vraagt.

Het is een document geworden waarin de bezetting door Israël van Palestijns gebied op geloofsgronden wordt afgewezen. Bovendien wordt er klritiek geleverd op de zogeheten ‘Landtheorie’. Deze theorie houdt in dat God aan de Joden een land had beloofd, Israël) waardoor deze bezetting wordt gerechtvaardigd.
Het document is een geloofsbrief van Palestijnse christenen waarin zij aandacht vragen voor hun ondraaglijke situatie. Zij wijzen erop dat de Israëlische bezetting van Palestijns gebied zodanige gevolgen heeft dat ze een zonde tegen God en de mensheid mag genoemd worden Een concreet voorstel van verzet is: geen producten meer aankopen die gemaakt of gekweekt zijn in joodse nederzettingen in Palestijns gebied. Daartoe behoren bijvoorbeeld citrusvruchten, honing enz…
Vorige week donderdag werd hier het boek van Geert Vervaele voorgesteld: ‘Ik weiger te haten’. Aan de tafel waaraan hij sprak hing een spandoek met de zin: ‘Stop de financiering van illegale Israëlische handel’. Misschien een klein verzet maar wereldwijd kan dit iets betekenen.

In een interview beaamt Rifas Kassin, één van de bezielers van het Kairos-document dit: ‘boycot en desinvestering kunnen gebruikt worden als geweldloze middelen voor recht, vrede en veiligheid voor allen in Israël’. Palestijnse christenen maken 2% uit van de bevolking. Een minderheidsgroep dus. Veel christenen zijn reeds vertrokken uit hun land, ze voelen zich bedreigd, vernederd en uitgesloten van de staat Israël en de uittocht duurt voort.
Het is opmerkelijk dat Palestina voor 1948 zelf een toevluchtsoord was voor heel wat vluchtelingen, Armeniërs, Joden, Tsjetjenen, die op de vlucht was waren voor vervolging. Dit was mogelijk omdat religie in Palestina toen niet beïnvloed werd door de staat. Rifas pleit voor een samenleving in één staat en geen tweestatenoplossing. In het Karos-document is het gebed: ‘Heb je vijand lief’ heel belangrijk.’ En ‘In onze vijanden zien we nog altijd het gezicht van God’.

Deze twee zinnen die we in de bijbel terug kunnen vinden brengen ons terug naar de realiteit. Wat een moeilijke opdracht……Tijdens onze bezinningsreis met de Norbertijnen van Grimbergen zijn we vaak geconfronteerd geweest met de realiteit van het leven in Palestina. Op elk gebied worden de Palestijnen onderdrukt en als tweederangsburgers behandeld. De gesplitste wegen voor Israëliers ( goede wegen) en wegen voor Palestijnse gebruikers ( slecht onderhouden), de papieren handel, stempels, pasjes om als Palestijn te kunnen bewegen in bepaalde gebieden. Nummerplaten op de auto’s die aan ieder tonen waar de grens voor Palestijnen ligt en waar ze zich mogen begeven en bewegen. Tot de Israëlische soldate die bij het vegen van de vloer op éénhoog, het stof op de hoofden van Palestijnse dames kiepert, of de zakjes hondenpoep die vanuit de huizen van de kolonisten op je hoofd worden gegooid, de watertank van een Palestijns gezin die ’s nachts met vergif wordt bezoedeld. Allemaal provocaties waar je stil van wordt als je het ziet gebeuren. En toch die veerkracht om kleine dingen te doen. De vriendelijkheid, de behoefte te vertellen over de tijd dat ze de oorspronkelijke christenen waren na het tijdperk van Jezus. Mensen willen in gesprek gaan, nodigen uit om op bezoek te gaan, en vragen ook om hen te steunen. Het zijn indringende ervaringen waar je ondersteboven van bent.
De heilige plekken zijn voor mij een ontgoocheling geweest. De contacten met de mensen van het guesthouse waar we verbleven waren des te meer hartverwarmend. Op een avond na een wandeling waren we verdwaald, mijn echtgenoot heeft een fantastische manier om zich te oriënteren. Maar niet die avond. We liepen in rondjes en hij ging tenslotte een kruidenierszaak binnen om info te krijgen. Onmiddellijk stelde een Palestijn voor om ons naar het guesthouse te brengen dat hij kende. Zijn zoon zat in de auto op hem te wachten maar hij was zo enthousiast hem te vertellen dat wij op bezoek waren in Palestina en dat dit belangrijk was om hen te steunen. We verzekerden hem dat we zeker over hun situatie zouden vertellen wanneer we terug thuis waren . Bij het afscheid vroeg hij onze namen en wij waren benieuwd om die van hem te kennen. Ik ben Gabriël ….eventjes stilte….was er een engel op onze weg gekomen?
Enkele dagen voor Pasen vertelde Antoinette dat een neef van Mahmoed, vader van twee kinderen, doodgeschoten was. Onnoemelijk verdriet, een onschuldig leven beëindigd met een kogel. Dan zie ik het zinnetje terug staan uit het Kaïros-document: ‘Heb je vijand lief’ – ‘In onze vijanden zien we nog altijd het gezicht van God’ en stel ik mij de vraag: ‘Kunnen die mensen nog zo denken? Zou ik dat kunnen?’
 

 
Jezus en de Samaritaanse vrouw

We lezen bij Johannes dat Jezus op weg gaat van Judea naar Galilea. Hij moest wel door Samaria komen. Samaria werd namelijk gemeden. Vrome joden maakten een omweg van vijftig kilometer, liever dan door Samaria te reizen. Er heerst sinds jaar en dag een hardnekkige vijandschap tussen de Samaritanen en de rest van de joodse gemeenschap. De oorsprong hiervan ligt in de scheiding die zich voltrokken heeft in de 10e eeuw v. Chr. wanneer de noordelijke stammen zich afscheuren van het zuiden. Een politieke zet waardoor het noorden autonomie verwerft. Het noorden heeft vruchtbare grond. De landbouw floreert er. Het heeft vermaarde olijfboomgaarden die door velen benijd worden. Het ligt bovendien gunstig op de belangrijke handelsroutes. De hoofdstad Samaria werd uitgebouwd tot een prachtige stad met een uitstraling tot ver in de omtrek.
De splitsing door de Noordelijke stammen is nooit echt hersteld. Ook niet toen de Assyriërs in de achtste eeuw hun begerige blik op deze welvarende streek laten vallen. De koning van de Assyriërs (Tiglat Pileser) eigent zich het gebied toe. Hij voert een politiek van deportatie en assimilatie. Hij bevolkt Samaria met mensen uit vijf steden uit Assyrië, die vijf verschillende goden meebrengen, waardoor er van de joodse eigenheid niet veel overblijft.
Het zuiden daarentegen, Judea, heeft het naleven van de Tora aangescherpt. De zorg om hun identiteit maakt hen niet bepaald verdraagzaam tegenover anderen. Zij zijn namelijk vast besloten om de Tora nauwgezet na te leven. Ze beschouwen de Samaritanen dan ook als bastaarden. Hun misprijzen gaat zover dat ze enkele eeuwen later de stad Samaria verwoesten en hun heiligdom op de berg Gerizim, met de grond gelijk maken.
De wederzijdse haat tussen Samaritanen en Joden heeft inderdaad oeroude wortels en wordt alleen maar erger. De vijandelijkheden wisselen elkaar af. Moordpartijen, brandstichtingen over en weer. Geen sprake van wederzijdse ondersteuning of verbondenheid. Ze zitten gevangen in de vicieuze cirkel van een haat die alsmaar voortwoekert.
“Er kwam een vrouw uit Samaria om water te scheppen” (Joh 4,7). Jezus spreekt haar aan. Haar reactie ligt voor de hand: hoe kun jij een jood, mij, een Samaritaanse te drinken vragen! De waterput waar ze elkaar treffen is aanleiding tot een discussie over de bron waar ze zitten en over het belang van water. Het wordt een gesprek vol symbolische betekenissen.
“Al wie drinkt van dit water krijgt weer dorst” zegt Jezus. Anders gezegd: uw vasthouden aan het verleden, het koppig vasthouden aan uw vermeende gelijk lost niets op. Wat Jezus hiér zegt aan de Samaritaanse vrouw zal hij even duidelijk zeggen tegenover de Judeeërs: uw vaderen aten het manna in de woestijn en toch stierven ze (6, 49). Beide verhalen zijn op dat punt parallel. De messias heeft héél Israel, Samaria en Juda, slechts één ding te zeggen: schep toch ruimte, openheid en ontvankelijkheid voor elkaar! Ga zaken bespreken die tot nog toe met zwaard en vuist werden beslecht. Zo breng je een proces op gang, waardoor de uitzichtloze situatie wordt doorbroken. Als Israel levend water drinkt, met levend brood erbij, zal het tot aan de komende wereldtijd geen dorst en honger meer hebben.
Daarna zegt Jezus: “Ga uw man eens halen en kom dan terug”. “Ik heb geen man”, zegt de vrouw. Dat zegt u mooi, antwoordt Jezus. U hebt vijf “mannen” gehad en die u nu hebt is uw man niet. Dit is geen allusie op enige vorm van veelmannerij of over een besmeurd verleden van de vrouw. Het gaat over de vreemde goden uit de vijf Assyrische steden die geïmporteerd waren en die als heersers en onderdrukkers werden ervaren. Doorgetrokken naar de politieke situatie betekent “ik heb geen man”: ik erken de feitelijke heerschappij niet waarvoor we moeten buigen. Dat geldt voor de vreemde goden uit Assyrië zoals het eveneens geldt voor de Romeinse overheersing. Ook voor hem geldt: die ik nu heb is mijn man niet. Hij is geen meester over mijn leven en mijn geloof.
En dan is er nog een struikelblok: waar is de juiste plaats van aanbidding. De Samaritanen hadden geen tempel meer op de Gerizim. Vandaar de vraag: waar moeten wij onze God aanbidden? Er komt een uur, en dat is nu, dat men de Vader zal aanbidden in geest en waarheid, in geestkracht en waarachtigheid. God geschiedt als inspiratie, hij waait waarheen hij wil en we weten niet altijd waar dit vandaan komt. Zijn naam, zijn identiteit is bevrijden, van onder welk slavenhuis dan ook. Andere goden worden niet getolereerd. De Samaritaanse vrouw reageert. Ik weet dat de messias komt, die Christus wordt genoemd. “Dat uur is nu” zegt Jezus. Als het messiaanse uur aanbreekt vallen haat en vijandschap weg, vallen muren die scheiden om en komt er ruimte voor ontdekking van elkaar. Niet het heiligdom waar men aanbidt is essentieel, maar wel de geest waarin het g

 

 
De kleine goedheid is een goedheid zonder getuigen,
In stilte voltrokken, bescheiden, zonder triomf.
Het zijn gewone mensen, de zwakken,
Die haar verdedigen
Al staat ze weerloos tegenover de macht van het kwaad.
Ze is zoals een grassprietje dat platgetrapt wordt
En zich geruisloos maar hardnekkig weer opricht.
Het is een ‘gekke goedheid’,
Maar ze is het meest menselijke in de mens.
Ze is een vonk van de Oneindige in de eindige mens.

Naar E.Levinas
Cit. In Burggraeve, Hoog tijd voor een andere God,2015, pagina 143