Jongeren en geloof (2)

Dominicus Gent

Viering van zondag 17 april 2016

Jongeren en geloof (2)

 

Welkom in deze tweede viering in een reeks over ‘jongeren en religie’.
Jongeren die zoekend gaan … Jongeren die dromen …
We steken de Paaskaars aan. Dat we ons mogen vernieuwen aan het Vuur. Dat het Vuur aanstekelijk mag werken. Zetten we deze viering al zingend in:

Welkom

Dit is een huis waar de deur open staat,
waar zoekers en zieners, genood of gekomen,
hun harten verwarmen, van toekomst gaan dromen,
waarin wat hen drijft tot herkenning gaat komen,
de vonk van de Geest in hun binnenste slaat.

Dit huis is een huis waar gemeenschap bestaat,
waar zangers en zeggers bijeen zijn gekomen
om uiting te geven aan waar zij van dromen,
waardoor een beweging ontstaat die gaat stromen,
die nooit meer, door niemand zich inperken laat.

t. Margryt Poortstra

 

Overweging

Vorige week mochten we hier twee jonge dames verwelkomen. Twee studenten vertelden ons hun verhaal van op weg gaan en zoekend geloven binnen de Islamitische traditie. Een knappe getuigenis! Vandaag focussen we op jongeren binnen de katholieke/christelijke traditie. Nele, die ons net welkom heette, kent u van de jongerenvieringen die zij al enkele jaren mee begeleidt. Nele is docente in de lerarenopleiding. Onze gast vandaag is Walter Verniers die ons zal vertellen vanuit de praktijk. Als algemeen directeur van Emmaus, een middelbare school in Aalter, heeft hij dagelijks contact met jonge mensen.

Hebben jonge mensen behoefte aan een religie? W. Verniers.

Hebben jonge mensen behoefte aan een religie? Of nog straffer: aan een godsdienst?
Ik wil deze vraag meteen versmallen. Ik kan alleen iets vertellen over jonge mensen van Aalter en omstreken. Dat zijn in hoofdzaak witte kinderen met een katholieke achtergrond, of minstens een katholieke voorgeschiedenis. Het soort katholicisme dat zij kennen –als ze het nog kennen- presenteert zich met toegeknepen billen. Kijk even naar het beeld op het scherm, hoe de meeste lectoren naar de lezenaar stappen. En hoe ze hun voorgekauwde teksten van het blad lezen. Je wordt er echt niet vrolijk van, iets wat nochtans ooit de bedoeling schijnt geweest te zijn, of wat betekent het woord evangelie anders –vraag ik mij af?

Het is ook een snel verouderende presentatie met muziek en bewegingen die niet meer van deze tijd zijn, beeldmateriaal dat de meerderheid niet meer aanspreekt, een taal die 50 jaar achterop hinkt en zich bedient van symbolen die hun kracht zijn verloren. Het is erg, hoor. Ik ga wekelijks met mijn dementerende vader naar de mis in de kapel van het rusthuis. Hij fleurt helemaal op omdat hij er thuis komt en die oude teksten en liederen kan meezeggen en –zingen, maar ik zit vaak te peinzen: God, wat heeft dat vandaag nog te betekenen?
Dat is het soort geloof dat onze jongeren in Aalter kennen, als ze het nog kennen.
Eén ding is duidelijk: daar hebben ze op enkele uitzonderingen na helemaal geen behoefte aan. Ze haken dan ook massaal af. Ook mijn kinderen.

Jaren geleden zijn enkele bevlogen leerkrachten op school from scratch gestart met bezinningen die door de leerlingen zelf worden opgebouwd. Die zijn een succes. Volgens de leerlingen.
Ik laat jullie een kort filmfragment zien.

Wat hebben jullie gezien en gehoord? En hoe gelovig lijkt jullie dat?

Ik spring even naar de manier waarop onze hersenen werken. Het zijn grote verbinders. Dat heeft de wetenschap de laatste decennia ontdekt. Hersenen scheppen voortdurend verbanden, zelfs als we slapen. Ze relateren oude herinneringen met recente gebeurtenissen en proberen van alles een consistent geheel te maken. De synapsverbindingen die zich vormen, doen inzichten ontstaan. Als die inzichten ons helpen, blijven ze bewaard. Indien niet, worden ze weer afgebroken en proberen onze hersenen een andere verbinding te creëren. Hersenen verbinden alles met elkaar. Ze integreren en synthetiseren. Ze doen (ik maak bewust een sprongetje) van nature aan re-ligare, aan terug verbinden. In die zin zijn onze hersenen van nature religieus, of we dat nu willen of niet. Ze creëren een groot verband, een groot verhaal en een groot verbond. Volgens mij is de behoefte aan een groot verband inherent aan ons menszijn. In die zin kunnen mensen in het algemeen en jongeren in het bijzonder niets anders dan op zoek gaan naar zo’n allesomvattende visie. Maar waar vinden ze die?

Vandaag is dat moeilijker dan ooit. Een jonge mens komt vandaag in een supercomplexe wereld terecht. De wereld is te groot, te complex, te meerstemmig en te meerlagig geworden. Het is een flipperkast. De overweldigende intensiteit van seks, drugs, en rock’n roll, (die kenden we al), het verloederende milieu, de stijgende zeespiegel, de zelfmoordterroristen, de sereniteit op het Beursplein, de Hitlergroet op het Beursplein, de complexiteit van de samenleving in een grootstedelijke context, het pestgedrag in mijn klas, de mooie tekstjes die we elkaar via whatsapp toezenden, de aanspoelende vluchtelingen in het nieuws, de altijd weer nieuwe oorlogen van Vranckx, de emotionerende facebookberichten van dolfijnen die een kindje redden of redders die een katje uit een afvoerbuis bevrijden, de versplinterende familiebanden, het altruïsme van organisaties als Artsen zonder grenzen of Greenpeace, de geldzucht achter de Panama-papers, de gulheid van de Nederlanders bij catastrofes, ontploffende atoomcentrales, het wansmakelijke theater van de kleinpolitiek, de aanslagen in alle wereldsteden. Zelfs de wetenschap, die ooit de belofte inhield een heldere verklaring voor alles te geven, eindigt in een ontmoedigende chaos van snaartheorieën, zwaartekrachtgolven, singulariteit en zwarte gaten, waar niemand nog een bal van snapt.
Hoe rijm je dat allemaal aan elkaar?

De grote verhalen van vroeger volstaan niet meer, zoals iedereen uit zijn eigen praktijk wel weet. De oude religies zijn geen geloofwaardige hulpmiddelen meer om alles wat we vandaag in de wereld zien gebeuren zinvol met elkaar verbonden te krijgen. Nee, ook ons huidige christendom kan dat niet.
Wat is het gevolg voor al wie zoekt naar samenhang? Onze hersenen komen in een patstelling en slaan ervan tilt. Dat geldt in de eerste plaats voor jongeren, maar eigenlijk ook voor ons. We kunnen onszelf niet meer goed plaatsen in een groter geheel en weten niet meer goed wie of wat we zijn. Er zijn zoveel losse eindjes waar we geen weg mee weten. We hebben niet meer het gevoel dat de wereld een zinvolle wereld is, waarin wij een zinvolle identiteit hebben, laat staan een zinvol doel of een zinvolle opdracht. Dat geldt op een bepaalde manier voor ons allemaal, Maar voor onze jongeren nog meer.
Ze stellen zich nog meer dan volwassenen de vraag:
Welke mogelijkheden heb ik om uit die patstelling te komen?

Ik probeer mij toch nog, vaak tegen het beter weten van mijn ratio in, in te passen in een bestaand groter verhaal. Dat is dan best radicaal, omdat radicalisme altijd gepaard gaat met een versimpeling van de complexiteit. Ik gebruik bewust het woord radicaal. Radix = wortel. Elke plant heeft wortels nodig. Maar een wortel is altijd simpeler en chtoniser dan de hele plant. Hij zit letterlijk in de donkere diepgrond, waar schimmels moleculen en mineralen afbreken om er primaire voedingsstoffen van te maken. Als we dat op mensen betrekken: in onze menselijke grond zitten diepe angsten, driften en emoties. Zij drijven ons aan en zorgen dat we opstijgen en veelvuldig takken en bladeren en bloesems maken. Maar als ik afdaal in het wortelstelsel, kom ik terecht in een versimpeld maar zeer emotionerend verhaal, dat gemakkelijk een alles overstemmend verhaal kan worden. Een krachtig, maar blind verhaal dat desnoods over lijken gaat. Volksverbondenheid, Raciale verbondenheid, Godsverbondenheid, Traditieverbondenheid, Familieverbondenheid… hebben inderdaad een verbindend vermogen. Maar als ze in hun wortels kruipen, worden ze radicaal. Dan gaan ze gepaard met hevige en radicale emoties. De intensiteit van de emoties overstemt mijn ratio, die nuances en complexiteit zou kunnen waarnemen. Maar die zijn een probleem waar ik geen weg mee weet, dus het komt goed uit dat ik radicaliseer. We zien dit soort radicalisering o.a. bij sommige christelijke sektes, bij sommige moslimjongeren, maar ook bij allerhande ‘oude’ genootschappen, bij aanhangers van Trump en andere vergissingen.

Een tweede mogelijkheid om uit de patstelling te komen is zeggen dat schaken zinloos is. Het lukt mij niet om een samenhang te construeren in deze complexiteit. Geen enkel verhaal dat mij wordt aangereikt, slaagt erin een samenhangende zin in de complexe werkelijkheid te ontwaren. Mijn brein geeft het op. Ik besluit ontgoocheld dat er geen samenhang is, dat alle pogingen om een allesomvattende verbinding te vinden bedrog zijn. Ik relativeer alles weg. Niets heeft een grote zin. Alles is belachelijk of onbelangrijk. Ik heb alleen mijzelf nog om voor te zorgen. Ik plooi terug op mijn persoonlijke behoeftebevrediging. Die kan niet intens genoeg zijn. Alles wat mij kicks of genot verschaft, is mijn recht. En als mijn behoeftebevrediging uiteindelijk toch niet het geluk brengt, (wat had je gedacht?) besluit ik dat ik zelf en alleen mag beschikken hoe het dan verder moet. Veel jongeren, in Vlaanderen meer dan elders, kiezen ervoor om zelf uit het leven te stappen. Nog veel meer anderen blijven in depressies hangen.

Een derde mogelijkheid om uit de patstelling te geraken is de volgende: Ik ga samen met mijn vrienden in mijn kleine wereld op zoek naar bouwsteentjes. Ik breng ze voorzichtig met elkaar in verband en zie wat het geeft. Ik blaas mijn verhaal niet hoog van de toren. Ik bouw in stilte. Ik sluit voorlopig teveel inmenging van buitenaf uit. De aanhangers van de grote verhalen zien mijn kleine pogingen misschien als premature oefeningen, maar ik trek mij dat niet aan. Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw. Ik doe wat uw profeten ooit hebben gedaan. Met de brokstukken opnieuw beginnen en proberen. Ik weet nog niet of het iets wordt. Het mosterdzaadje zou een grote boom kunnen worden, maar misschien ook niets. Maar ik ga ervoor. Kwetsbaar, maar authentiek. Mijn boom zal natuurlijk ook donkers wortels hebben, maar niet alleen dat. Ik droom van een breed omspannende kruin die zal fluisteren in de wind en waarin vlinders en vogels zullen wonen. We zijn er nog niet, maar we zijn bezig.
Wat in onze bezinningen op school gebeurt, is de derde optie. Wij volwassenen, staan er bij en kijken ernaar. En om dat ik het niet kan laten een belerend vingertje uit te steken –ik sta in het onderwijs- eindig ik met een parafrase van Kahlil Gibran en laat ik onze kinderen zeggen: Je mag supporteren, maar patroneer mij niet. Je mag mij vragen stellen, maar geen heilige antwoorden geven. Je mag suggesties doen, maar leidt mij niet. Het is het Leven dat mij leidt. Het is de Geest die mij roept.

De geest van God waait als een wind

De Geest van God waait als een wind
op vleugels van de vrede,
als adem die ons leven doet,
deelt ons een onrust mede
die soms als storm durft op te staan,
geweld en kwaad durft tegengaan,
een koele bries die zuivert.
De Geest van God is als een vuur,
als vlammen felbewogen,
verterend wat aan onrecht leeft,
een gloed vol mededogen.
Een vonk van hoop in onze nacht,
een wenkend licht dat op ons wacht,
een warmte in hart en ogen.
In stilte werkt de Geest van God,
stuwt voort met zachte krachten,
een wijze moeder die ons hoedt,
een bron van goede machten.
Zij geeft ons moed om door te gaan,
doet mensen weer elkaar verstaan,
omgeeft ons als een mantel.

t. Marije Koiuck-de Bruijne

 

Bijbellezing

Tobit, oud – ontgoocheld – arm – blind en ziek, stuurt zijn zoon Tobias op weg om ergens ver weg, 10 zilverlingen op te halen. Anna, de moeder van Tobias, vindt het maar een gevaarlijk plan. Tobit belooft haar dat hun zoon de reis niet alleen zal gaan. Hij geeft aan Tobias de opdracht om een reisgezel te zoeken. Tobias vindt iemand – Rafaël, een engel van God, die zich voorstelt als Azarias –iemand uit de stam van zijn vader. Vader Tobit legt Azarias op de rooster over zijn afkomst, zijn stam en familie. Hij wil zeker zijn dat de reisgenoot van zijn zon een betrouwbaar iemand is. Het gesprek dat hierop volgt beluisteren we in een fragment uit het 5de hoofdstuk van het Boek Tobit.
Tobit 5, 15-22

U bent van edele afkomst, broeder. Maar vertel mij, hoeveel loon moet ik u geven? Een drachme per dag naast de kosten van levensonderhoud voor u en mijn zoon? Als jullie gezond en wel terug zijn, geef ik u nog een toelage op uw loon.’ Aldus werd overeengekomen.
Vervolgens zei hij tegen Tobias: ‘Bereid je voor op de tocht. Ik hoop dat jullie een voorspoedige reis zullen hebben.’ Toen zijn zoon zich voor de reis gereed maakte, zei zijn vader: ‘Ga nu met die persoon op reis. Dat God, die in de hemel woont, jullie langs de goede weg geleide en moge zijn engel jullie vergezellen.’ En beiden gingen op weg. De hond van Tobias ging met hen mee.
Maar Anna, zijn moeder, weende en zei tegen Tobit: ‘Waarom heb je ons kind op reis gestuurd? Was hij niet onze steun, zolang hij hier bij ons leefde? Geld is ook maar geld. Vergeleken bij ons kind mag het niet meer zijn dan slijk. Wat de Heer ons gegeven heeft om van te leven, dat is genoeg voor ons.’ Tobit antwoordde haar: ‘Maak je toch geen zorgen, mijn zuster. Hij zal gezond en wel terugkomen en jouw ogen zullen hem weer zien. Een goede engel trekt immers met hem mee; zijn reis zal voorspoedig zijn en behouden keert hij terug.’ En zij hield op met wenen.


Getuigenis

Tobias gaat op weg, niet wetende wat hij zal tegenkomen, met het vertrouwen van de oudere generatie op zak dat het goed is om ‘te gaan’ over onbekende wegen. Geloven betekent voor mij, net als Tobias, op weg kunnen gaan en hierbij vertrouwen mogen voelen.
Uit het verhaal van Walter herken ik het ‘stille’ zoeken en opnieuw proberen bouwen wanneer het over geloven gaat. Men zegt soms: ‘stilstaan is achteruit gaan’. Ik merk daarentegen dat stilstaan me helpt om vooruit te gaan op de weg van m’n geloof. Schrijven en wandelen helpen me om te reflecteren over de vraag hoe ik wil leven. Hoe droom ik de wereld en wat kan ik daartoe bijdragen? Die vragen op m’n eentje beantwoorden is een onmogelijke zaak. Ik profileer me niet met een instituut als het gaat over het zoeken naar antwoorden. Verhalen o.a. uit de Schrift en gesprekken met vrienden en familie geven me inspiratie om te dromen, evenals de vieringen hier bij Dominicus.
Geloven is een werkwoord: iets wat ik doe en hoe ik leef met anderen. Het gaat dan over dankbaarheid, verbondenheid, authenticiteit en zorg. Geloven is voor mij dankbaarheid opbrengen voor wat ik krijg in het leven en voor het leven dat me gegeven is. Het zit in kleine dingen: m’n revaliderende oma bezoeken in het ziekenhuis, m’n vader helpen wanneer hij hulp nodig heeft op ’t land, een luisterend oor voor vrienden zijn, geweldloos moeilijke zaken bespreekbaar proberen maken, koken op kamp voor de vluchtelingenkinderen en jongeren, proberen met zo weinig mogelijk plastic afval te leven, … Druppels op een hete plaat? Misschien … Het blijven vertrouwen dat het zin heeft en daardoor zin geeft, is voor mij de weg van het geloof.

 

Blijf niet staan bij het verleden

Blijf niet staan bij het verleden.
Klamp je niet krampachtig vast
aan de tijd die is vergleden,
aan het leed dat moest doorleden,
aan het kleed dat niet meer past.
Open je ogen, je oren, je deuren,
zie, er gaat iets nieuwsgebeuen,
iets wat iedereen verrast.

Ja, ik ga iets nieuws beginnen,
iets wat diep in d’aarde broeit.
Als een bron zal het ontspringen,
om mijn glorie uit te zingen,
in de dag die openbloeit.
Open je hart en je ogen, je oren,
zie, er wordt iets nieuwsgeboren:
zaad dat sterft en zaad dat groeit.
Blijf niet staan bij wat in ’t donker
van de eeuwen is vergaan.
Steden die in puin verzonken,
hele werelden verdronken,
hier en daar een steen bleef staan.
Open je deuren, je oren, je ogen,
zie, er is iets nieuws ontloken;
richt je op en neem het aan.

tekst: Oda Swagemakers

 

TAFELDIENST

Elke week opnieuw vieren wij hier wat ons is aangezegd: een plek waar het goed is om leven, waar jong en oud gezien en gehoord worden. Rond de tafel van brood breken en wijn delen vieren we wat nog niet is.

Vieren wat nog niet is doen we in het spoor van Jezus van Nazareth die ons toonde hoe te leven. Jezus, in wiens leven wij vandaag de aanzet vinden om te zoeken en de weg te gaan.

Wij gaan de weg niet alleen. We weten ons verbonden met velen op deze wereld die gaan opdat er goed leven moge zijn voor allen. En we gedenken hier ook onze lieve doden die ons de weg van breken en delen voorgingen.

Tafelgebed

Gezegend de onzienlijke
t. H. Oosterhuis

Gezegend de onzienlijke
gezegend de verborgene
gezegend de levende dag
liefde die dorstig maakt
licht dat ziende maakt.

Gezegend mensen die goed zijn
de hand die niet slaat
de mond die niet verraadt
de vriend die zijn vriend
niet verloochent.

Gezegend zij de vrouw voor de man
en de man voor de vrouw
en oud voor jong
en sterk voor zwak.

Gezegend is de nieuwe mens,
voorbij de dood
die in ons spreekt,
die in ons zucht en kreunt,
die in ons leeft
Jezus Messias.

Die zich gegeven heeft
zich nemen laat
die wordt gebroken,
uitgedeeld van hand tot hand,
als brood gegeten.

Gezegend wie,
door angst gelouterd,
aan de dood voorbij,
leven in licht
opnieuw geboren.

Gezegend de onzienlijke
gezegend de verborgene
gezegend de levende dag
liefde die dorstig maakt
licht dat ziende maakt.


Vredeswens

Vrede voor jou
Die zoekend is
Die droomt
Die stilstaat en verdergaat
Dat het Vuur je mag leiden