Dominicus Gent
Viering van zondag 19 januari 2020
Integriteit (2): sociaal & maatschappelijk…
1
Sinds mijn geboorte ben ik sterk veranderd. Ik was een baby van +/- 50 cm en rond de 3,5 kg. Daar zijn enkele foto’s van. Maar verder is er niet zoveel geweten over wat ik dacht, of wat ik al zelfstandig kon, in die eerste levensfase. Ik wist bv. toen niet waar de Blaisantvest lag. Maar ondertussen is er veel veranderd. Ik ben gegroeid, en zelfs mijn gewicht is toegenomen. Eén ding is zeker: van alle cellen van toen blijft niets meer over. Er is een evolutie.
Wat ik hier vertel is vanzelfsprekend. Wij maken allemaal min of meer datzelfde proces door. Lichamelijke verandering en groei. En dat verloopt dankzij de hulp en zorgen van onze ouders of anderen vrij goed.
Vandaag wil ik het verder niet hebben over hoe het lichaam evolueert, maar wel over de evolutie van wat wij denken, en vooral hoe wij daarnaar handelen. Het gaat dus over integriteit als sociaal en maatschappelijk gegeven. Het gaat om ons christelijk handelen daarbij.
Integriteit is niet wie je lijkt te zijn als alle ogen op je gericht zijn. Het gaat om wie je bent als er niemand kijkt. Het gaat om het morele niveau waar je nooit van afwijkt, wat er ook om je heen gebeurt. Het is een hoge norm van oprechtheid, waarheidsliefde, beschaving en waardigheid waaraan je altijd voldoet. Het houdt in dat je anderen net zo behandelt als je zelf behandeld wilt worden. Een integer man meent wat hij zegt. Hij speelt niet op zo’n manier met zijn woorden dat je nooit zeker bent van zijn standpunt. Als hij ‘ja’ zegt, bedoelt hij ook ‘ja’; en als hij ‘nee’ zegt, bedoelt hij ‘nee’. Hij waait niet met alle winden mee om iedereen tevreden te stellen.
Het gaat daarnaast ook over de ander en de wereld die mij beïnvloeden, en hoe deze wisselende maatschappelijke invloeden, een impact hebben op mijn denken en doen. Hoe wij m.a.w. in dat gedeelde leven staan, hoe wij ons beelden vormen van wat rondom ons gebeurt. Hoe wij beïnvloed kunnen worden? Het heeft niet alleen met sociale media, of andere communicatievormen te maken. Maar eerder en vooral met ons dagdagelijks in het leven staan, ons handelen, ons omgaan met mens en natuur, onze gevoeligheid en zorg voor wat ons ter beschikking wordt gesteld.
Jonge mensen zijn uiterst gevoelig voor wat vandaag gebeurt. Zij zijn doorgaans sterk bezig met het ruime aanbod aan sociale media. Ik zie bij eigen kinderen, schoonkinderen hoe zij bevraagd worden, hoe zij in het leven staan: hoe kan ik voldoen aan het ideaalbeeld van een perfecte ouder, werknemer, of zelfstandige? Kan ik een groene jongen of meisje zijn, en toch meedrijven op de overdaad aan aanbod van verre wereldreizen. Wat blijft er over van het jeugdig engagement van onze jeugdbewegingsjaren? Of van de sterke woorden, uitgesproken bij ons huwelijk of ons samenleven?
Het is vast geen evidentie om integer, als man-vrouw uit één stuk te blijven vasthouden aan dat eerste gegeven woord. De werkelijkheid van elke dag confronteert ook hen met de realiteit. Gelukkig zoeken zij meestal naar andere betrouwbare, betrokken metgezellen. Zij blijven nadenken over het leven, hun afzonderlijke leven, en het leven samen. En hoe zij dat ‘juist en waarachtig’ kunnen beleven.
Ik vertel jullie graag hoe een collega van onze jongste zoon, ook zelfstandig schrijnwerker, bewust bouwt met ecologische materialen. Niet altijd de makkelijkste keuze, en de snelste oplossing. Geen 70-80 uren per week werkt, zoals dat meestal gebruikelijk is bij deze beroepen. Niet omdat hij niet harder wil werken! Maar omdat hij bewust meer tijd wil doorbrengen bij zijn gezin. Aan deze filosofie vasthouden is een sterk teken van integriteit.
Wordt hij ook hierdoor niet sterk bevraagd? Want hij leeft in een maatschappij van meerstemmigheid en toenemende richtingloosheid, zijn ‘ieder voor zich’, ‘de waarheid verdraaien’, maar ook ‘belastingen ontwijken’ en vele andere schijnbaar voor sommigen evidente keuzes, gevaarlijke ingrediënten. Maar bij gebrek aan richting, vertrouwen mensen zich vaak toe aan wie met meest meeslepend spreekt, wie het meest hun belangen behartigt. Of wie in vijandbeelden denkt, en of ze vereenvoudigt voorstelt. Als je je op één stem focust, begrijp je de andere stemmen niet meer. In de praktijk van elke dag, rommelt iedereen er maar wat op los. Dat versta ik niet.
Het roept bij mij het beeld op van onze eigen jeugdjaren, onze engagementen bij scouting. Waarin we met grote stelligheid de wereld wilden veranderen. Gelukkig natuurlijk dat we van dit jeugdige enthousiasme ons handelsmerk maakten. Ik beken: het is mij in alle geval niet altijd en overal gelukt. Het hoeft geen schuldbekentenis te zijn, om te zeggen dat in mijn hoedanigheid als vader, als ondernemer of gewoon als mens, de richting niet steeds de juiste was.
Deze analyse kan alleen maar een waarachtige kritische analyse zijn, als het ook een zelfanalyse is. M.a.w. we moeten er blijven aan werken…
Ademtocht had het enkele weken terug over ‘heiligheid’, een oud woord als tegenstem voor het groeiende onfatsoen. Heiligheid, geen bovenmenselijk woord uit den hoge, maar in de betekenis van ‘doen wat moet gedaan worden’. Een bevrijdend woord had het meer dan 20 jaren terug over ‘het heilige alledaagse’. Want, onder de keuzes die je maakt, steken een aantal waarden, principes, zaken die je belangrijk vindt. En die komen van ergens, van iets. Als christen durf ik zeggen: van Iemand. Dat ik daarbij mensen ontmoet die ook proberen, helpt mij om op weg te gaan.
Psalm 15 zet ons op weg om dit uit te zingen.
“Doe recht, spreek waarheid, laster niet, hebt gij gezegd.
Wees trouw, verloochen niet je naaste, die een mens is zoals jij”.
Evangelielezing (Mc 10, 17-27)
Toen Hij zich weer op weg begaf, kwam er iemand aanlopen die zich voor Hem op de knieën wierp en vroeg: “Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?” Jezus antwoordde: “Waarom noemt ge Mij goed? Niemand is goed dan God alleen. Ge kent de geboden: Gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen, gij zult niet vals getuigen, gij zult niemand te kort doen, eer uw vader en uw moeder.” Hij gaf Hem ten antwoord: “Dat alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.” Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak: “Een ding ontbreekt u: ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen, daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel. En kom dan terug om Mij te volgen.” Dit woord ontstelde hem en ontdaan ging hij heen, omdat hij vele goederen bezat. Toen liet Jezus zijn blik gaan over zijn leerlingen en zei tot hen: “Hoe moeilijk is het voor degenen die geld hebben het Koninkrijk Gods binnen te gaan!” De leerlingen stonden verbaasd over wat Hij zei. Daarom herhaalde Jezus: “Kinderen, wat is het moeilijk het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.” Toen waren ze nog meer verbijsterd en ze zeiden tot elkaar: “Wie kan dan nog gered worden?” Jezus keek hen aan en zei: “Dit ligt niet in de macht der mensen, maar wel in die van God: want voor God is alles mogelijk. Toen nam Petrus het woord en zei: “Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen.” Jezus antwoordde: Voorwaar, Ik zeg u: er is niemand die huis, broers, zusters, moeder, vader, kinderen of akkers om Mij en om de Blijde Boodschap heeft prijsgegeven, of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoudig aan huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en akkers, zij het ook gepaard met vervolgingen, en in de toekomstige wereld het eeuwige leven. Veel eersten zullen laatsten en veel laatsten zullen eersten zijn.
2
Is integer de man of vrouw die “gaaf” is, “volledig, in volle kracht, gezond, zuiver op de graat, niet bedorven, onbezoedeld, niet corrupt, onpartijdig, rechtschapen, onverdeeld (uw ja zij ja, uw neen neen)”. Dit zijn allemaal omschrijvingen die je vindt bij de term ‘integer’. Het zijn ook deze omschrijvingen die ik min of meer terugvind in wat daarnet naar voor werd gebracht, met de belangrijke bijgedachte dat het voor jonge mensen en voor ons, veel minder jonge mensen, niet gemakkelijk is om de integriteit in ons leven te bewaren of maatschappelijk om te zetten. Om de idealen van onze jeugd trouw te blijven.
Maar er zit mij iets dwars. Het lijkt me alles te formeel. We moeten toch niet aan om het even wélke idealen uit onze jeugd trouw blijven. Of zoals iemand van de Werf tijdens de voorbereiding van deze reeks zei: Hitler had ook zijn idealen, en hij zei ook: mijn ja is ja, mijn neen neen. Je voelt hier dat bij de vraag rond integriteit de moraal als basis van menselijkheid niet kan achterblijven. Welnu, ik denk dat het stukje evangelie van Marcus over de rijke man – Matteüs maakt er een jongeling van – ons daar kan bij helpen. Laten we het verhaal eens van naderbij bekijken.
Een man komt bij Jezus, valt op zijn knieën en stelt hem de vraag die ook anderen al aan Jezus hebben gesteld: ‘Goede meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te beërven?’ Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat Jezus hier benaderd wordt als een goeroe. De man knielt voor Jezus, dat betekent uiterste eerbied, ontzag voor de meester. Hij noemt hem uitdrukkelijk ‘Goede meester’ en vraagt prompt aan Jezus om zijn gids te worden in zijn zoektocht naar geluk. Letterlijk: deel hebben aan het eeuwig leven. Dat betekent: Geef mij een goed recept om gelukkig te worden. Eeuwig leven is het volle gelukte leven, dat zelfs voorbij de dood doorloopt. Ten diepste gelukkig zijn.
Je zou kunnen zeggen dat de rijke man uit het evangelie goed gelijkt op ons, hedendaagse mensen hier in Europa. Wij mogen en kunnen autonoom, vrij en individueel onze levensstijl bepalen. Daarbij kunnen wij bewust persoonlijke ethische keuzes maken. Denk maar aan de keuzes in functie van het klimaat, van de mensenrechten, van ‘de warmste week’ enz. Dikwijls wordt autonomie en individualisme negatief bekeken als een soort egotripperij en ‘ik doe wat ik wil’-mentaliteit. Ik ga daar niet in mee, ik vind de morele individuele creativiteit van zoveel mensen heel positief en hoogstaand. Uiteraard moeten er een tweetal minimumeisen zijn: vooreerst mag mijn vrijheid de vrijheid van de ander niet aantasten, en bovendien mag mijn gedrag de ander niet schaden.
De keerzijde van die keuzevrijheid is natuurlijk dat mensen er moe van worden voor alles zelf te moeten kiezen. Sommigen gaan dan vanuit die vermoeidheid op zoek naar goeroes, bijvoorbeeld onder de vorm van ‘De Wachter’-types die je perfect kunnen zeggen wat je moet doen om gelukkig te zijn. En dan is De Wachter nog niet de slechtste, er is véél erger. Jezus heeft het goeroe-mechanisme door. Hij wil niet een goeroe zijn. Vooreerst door te zeggen dat alleen God goed is. Maak asjeblief van mij toch geen god, wil Jezus zeggen. Maar vooral wijst Jezus voor zichzelf de goeroe-status af doordat hij niet antwoordt met pasklare psychologische recepten voor een gelukkig en geslaagd leven. Jezus verwijst naar de algemeen-menselijke morele codes. Je kent die toch, zegt hij tegen de man. Hij verwijst naar de Tweede Tafel van de Tien geboden, waarin de verhouding tussen de mensen beschreven wordt (de Eerste Tafel gaat over de verhouding van mens tot God).
Maar is het u niet opgevallen dat Jezus spreekt over geboden, maar dat het, op één uitzondering na, allemaal verboden zijn die hij aanhaalt? Heel concreet: niet doden, niet stelen, niet echtbreken, niet vals getuigen, niets ontvreemden… Dat betekent dat Jezus de weg naar het gelukkige leven invult met het verbod op allerlei handelingen. M.a.w. door afbakening, door afgrenzing, door een duidelijk ‘dit en dat mag je niet’. Zijn we hier dan terug beland bij een enge moraal van bovenaf? Maar wat ik nog straffer vind: de man zegt dat hij dat alles onderhouden heeft vanaf zijn jeugd. Dat hij m.a.w. die afgrenzingen altijd gerespecteerd heeft. Een hoogstaand, voorbeeldig iemand. Bijna een morele krachtpatser. Hoe moeten wij dat interpreteren?
Het is duidelijk dat elke vorm van verbod ingaat tegen precies onze mentaliteit van autonomie en vrije wilsbeschikking. We houden niet van verboden. En toch – als we eerlijk zijn met onszelf – merken we dat een verbod niet louter negatief is. Integendeel, het kan in zijn concreetheid zelfs positief zijn. Dat is paradoxaal. En toch is het zo. Een negatief geformuleerd gebod of een verbod opent voor mij een oneindig aantal mogelijkheden die op geen enkele manier in het verbod geformuleerd worden. Of m.a.w. het bemiddelt mijn vrijheid en mijn morele creativiteit. Het schept mogelijkheden voor een diepmenselijke morele gezindheid. Ik geef een voorbeeld. ‘Ge zult niet doden’ is een verbod. Dat zegt: je mag de handeling van het doden niet stellen; als je wel die weg inslaat, dan moet je weten dat die weg zelf doodloopt, dat die geen toekomst heeft, je moet weten dat je dan de ondergrens van de menswaardigheid overschrijdt. Maar dit verbod ‘Ge zult niet doden’ opent tegelijk de creatieve mogelijkheid om in ontelbare concrete uitingen eerbied voor het leven te tonen. Het verbod ‘Gij zult niet doden’ is dus de minimale voorwaarde om te kunnen spreken van radicale eerbied voor het leven, van liefde voor de persoon van de ander. Die minimale voorwaarde schept als het ware de vrijheid om positief uw normen in te vullen en ernaar te leven. De vrijheid om lief te hebben. Je kunt tenslotte alle verboden die Jezus opsomt, zo bekijken. In die zin zou het interessant zijn om het belang van het verbieden in de opvoeding van kinderen te bekijken. En trouwens ook in een bredere maatschappelijke context.
Nu begrijpen we ook beter de reactie van Jezus op de uitspraak van de man dat hij al die verboden in acht heeft genomen. Dat is fantastisch, zegt Jezus, maar door niet te stelen en niets te ontvreemden heb jij, rijke man, nog maar de basisvoorwaarden gelegd voor de naastenliefde en jouw beleving ervan in vrijheid En wat betekent voor jou, die vele goederen bezit, de creatieve morele invulling van de naastenliefde? Verkoop al wat je bezit, bevrijd je daarvan, kom uit je materiële gevangenis, en geef het aan de armen en kom dan om mij te volgen.
Dat is nogal wat. Het verhaal dat zo hoopvol begon, eindigt triestig. Een man zoekt naar de zin van zijn leven en weet ook wel dat hij met zijn geld geen geluk koopt. Hij gaat te rade bij Jezus en hoopt in zijn materialistisch leven wat spiritualiteit te vinden, zo stel ik mij dat voor. Het ontroert mij sterk in het verhaal dat na de uitspraak van de rijke man dat hij de verboden heeft nageleefd, Marcus noteert en ik vertaal letterlijk uit het Grieks: ‘En Jezus, de man aanziende, kreeg hem lief en zei tot hem: Eén ding ontbreekt u’. Het is alsof Jezus voor zijn rijke broeder vecht. Hij is geen afstandelijke zedenpreker, maar hij gaat echt in gesprek met de man. Hij wil samen met hem een eerlijk antwoord zoeken op de vraag ‘Wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?’ En Jezus’ antwoord is niet in het algemeen gesteld, hij zegt uitdrukkelijk: één ding ontbreekt u. Jij kunt er niet uitgeraken als je je niet bevrijdt van je bezit en het deelt met de armen.
We kennen het vervolg van het verhaal. Samen met de leerlingen ben ik onthutst en treurig. Want ook ikzelf stoot mij aan de radicaliteit van Jezus. Men heeft in het verleden geprobeerd die radicaliteit met exegetische schijnredeneringen te verzachten. Maar dat is zo doorzichtig en flauw. Ik stel mij de vraag: wat zou er met die man later zijn gebeurd? Zou hij Jezus’ raad alsnog hebben opgevolgd? Of zou hij er depressief zijn onderdoor gegaan. En tenslotte: wat gebeurt er met mij na zo’n confrontatie?
Wat leer ik uit dit verhaal over integriteit? Ik denk dat een mens integer leeft als hij erin slaagt om de negatieve verboden te combineren met een creatieve invulling van een menswaardige ethiek. Als wij erin slagen om onze autonomie te verzoenen met de diepe vrijheid die openbreekt vanuit het verbod en die ons uitnodigt het goede te doen.