Integriteit & integratie (3)

Dominicus Gent

Viering van zondag 26 jan 2020

Integriteit en integratie

 

Welkom op dit trouwe bijeenkomen op zondag, waaruit wij inspiratie en hoop putten om zelf een trouw mens te zijn. Hoop en vertrouwen zoeken we, en daartoe laten we ons dragen door de wijsheid van het oude Boek.

Ons drijft ook de ervaring dat een Liefde ons wil dragen, een Liefde groter dan alle vernietigende krachten, in welke vorm dan ook. Dat is ons klein geloof, maar als zovele mensen van goede wil het samen leggen, dan is het een groot geloof, een geloof dat bergen verzet…

De Paaskaars drukt die kracht tot verrijzen uit…
Laten we de Paaskaars ontsteken.

Er gaat vandaag in de wereld veel aan het schuiven, grote vragen die veel mensen zorgen baren. Het is daarom misschien niet toevallig dat we nu al twee vieringen lang stilstaan bij de vraag: hoe moet ik een trouw, goed, zorgzaam mens zijn en blijven in een wereld waar zoveel op een hoop wordt gegooid? Integriteit hebben we het genoemd. Psalm 1 spreekt van de rechtvaardige en vergelijkt haar of hem met een grote boom, die vrucht draagt, waaronder anderen kunnen schuilen. Wat een prachtig beeld: een mens met diepe wortels , die het leven doet groeien en bloeien!

Maar psalm 1 spreekt ook over de weg van de rechtvaardige, die alleen God kent. Dat is wat we in deze en in de voorbije weken hebben gezocht: iets meer inzicht in die weg. Rechtvaardig zijn is vaak niet zomaar duidelijk, maar een voortdurend jezelf bevragen…

Vandaag zou er iets van woede in de viering moeten doorklinken, net zoals in het woedende evangeliefragment dat we zullen lezen. Want het aantal mensen dat buitenstaander blijft of buitenstaander wordt gemaakt, is groot en groeit alleen maar.

Maar we laten ons inspireren door het voorbeeld van Jezus, die alles wat buiten staat naar binnen roept, ermee in gesprek gaat, zich door dat vreemde laat verrassen en veranderen…

Maar zingen we deze viering open met een groet aan de Vader als Scheppende Levensbron, aan de Zoon als kwetsbaar beeld van Ik zal er zijn, aan de Adem die open maakt wat verstart, en een groet aan elkaar hier aanwezig…

 

Evangelie: Lucas 11, 37-54: wee u, Farizeeën…

Bij gelegenheid van deze toespraak nodigde een farizeeër Hem uit de maaltijd bij hem te gebruiken. Hij trad dus binnen en ging aanliggen. 38Toen de farizeeër dat zag, stond hij er verwonderd over, dat Jezus niet eerst voor de maaltijd de wassingen verricht had. 39Maar de Heer sprak tot hem: ‘En gij dan, farizeeër, gij maakt wel de buitenkant van beker en schotel schoon, maar vanbinnen zijt ge vol van roof en slechtheid. 40Dwazen! Heeft Hij die de buitenkant maakte ook niet de binnenkant gemaakt? 41Geeft liever wat erin is als aalmoes; dan is voor u alles rein. 42Maar wee u, farizeeër! Gij betaalt wel tienden van munt en wijnruit en allerlei kruiden, maar bekommert u niet om rechtvaardigheid en liefde tot God. Het ene moet men doen en het andere niet verwaarlozen. 43Wee u, farizeeën! Gij zijt belust op de voornaamste zetel in de synagoge en de begroetingen op de markt. 44Wee u! Gij zijt gelijk aan onzichtbare graven, waar de mensen overheen wandelen zonder het te weten.’ 45Hier nam een van de wetgeleerden het woord en zei tot Hem: ‘Meester, door zo te spreken beledigt Ge ook ons.’ 46Hij antwoordde echter: ‘Wee ook u, wetgeleerden! Gij legt de mensen haast ondraaglijke lasten op en raakt zelf die lasten niet met één van uw vingers aan.

In het evangelie van Lucas horen we Jezus een woedende aanklacht formuleren tegenover de gevestigde orde,  de hoeders van moreel gezag. De Farizeese gastheer  wijst hem terecht voor  het niet wassen van de handen. Maar Jezus  vindt dit een detail  vergeleken met  het gigantische misbruik en de onrechtvaardigheid die hij ziet bij de groep van  Farizeeën. Het stuit hem tegen de borst. Zijn wederwoord is pijnlijk duidelijk. En als de wetgeleerden sussend aangeven dat dit spreken ook hen beledigt, krijgen zij een even grote veeg uit de pan.

Waar hebben we dat nog gehoord. Een kleine mens die de macht voor de voeten gooit dat ze de wereld uitzuigt en onleefbaar maken voor eigen profijt.  In wel haast alle tempels van de macht, of het nu politiek, economisch of  religieus is zien we steeds opnieuw dezelfde uitwassen en lastenontduiking. 

Aan de grond van de zaak ligt de vraag naar integriteit, dat mooie woord dat eenvoudig  en positief klinkt. Een mens draagt het  als een moreel kompas dat grenzen aangeeft waarbinnen we kunnen opereren. We hoorden  vorige week hoe die grenzen voor ons, voor christenen,  voor de Abrahamitische godsdiensten,  worden samengevat in de 10 geboden, die  nog een enorme vrijheid en creativiteit toelaten. Veel gemeenschappen, grote en kleine, hebben die principes verder geconcretiseerd  in een massa aan praktische, concrete  wetten, geschreven en ongeschreven. Wie er bij wil horen en de ruimte wil krijgen om zijn leven uit te bouwen wordt geacht zich aan die regels te houden. Voor het oog van de mensen kleurt men dan binnen de lijntjes,  soms zonder het schilderij nog te zien.    

In het normale gebruik doen die wetten goed dienst. Binnen een traditie worden de regels haast synoniem met de deugd die ze bevorderen. In een diverse samenleving – en van zodra er 2 mensen bijeen zijn is het toch divers – zal de ruimte die jij inneemt echter automatisch een deel van de ruimte van de ander inpalmen. Daar wordt het boeiend.  Je komt het tegen in het contact met de schoonfamilie,  de buurt, een werkomgeving, een gevangenis,  een woonzorgcentrum, Dominicus,….  Een dominante partij kan de ander verplichten om zich aan te passen.  Men moet integreren heet het dan.  Een oplossing met uitgesproken gebrek aan respect voor de integriteit van de ander leidt  echter tot diepe problemen. De wereld staat bol van dergelijke conflicten die maar geen oplossing vinden en waar  de onderkant van de samenleving de dupe van is. 

Ik geef graag enkele voorbeelden van integriteit en integratie die elkaar wel vinden over verschil heen.  We volgen een Syrisch gezin, erg arm en analfabeet, dat er wonderwel in slaagt om op korte termijn nieuwe regels te verwerken die voor hen allesbehalve `kosher’ waren en ook ons doet inzien waar we best anders werken.

Zij huren al van voor de zomer een woning bij Thope.  In die hele warme dagen zag de omarmster (een buddy) hoe de jongste dochter letterlijk van top tot teen gekleed was en smolt onder de hitte terwijl  vriendjes  in short en T-shirt speelden. Op de suggestie om zich anders te kleden,  gaf het meisje aan dat `het niet mocht van papa’.  Waar zij vandaan komen is het hoogst ongepast voor een jonge vrouw om in short op straat te komen. Een teken van ontucht en de doodsteek voor sociale  aanvaarding. De omarmster sprak de papa aan. Zij vraagt hem om rond te kijken en te zien hoe de andere kinderen zich hier gedragen op hete dagen. Als zij een week later opnieuw langs komt huppelt het meisje haar tegemoet: in short en T-shirt.  Het was de papa duidelijk  niet doen om de buitenkant op te poetsen.  Hij en de omarmster slaagden er samen in om met veel respect voor alle partijen de integriteit te bewaren.  Zoiets komt niet als een toevalstreffer.  

De omarmster was kort nadien getuige van een gesprek aan de familietafel. Vader sprak het gezin toe.  En plots kwam ook de Moeder tussen: traditioneel hoogst ongepast – zeker als er bezoek is.   Er volgde een gespannen stilte. De vader keek de omarmster aan,  toonde met een gebaar dat de vrouw in Syrië moet zwijgen in zo’n setting… Om dan de schouders op te  halen en vervolgens met een gulle armzwaai de moeder uit te nodigen om het woord te nemen. Van integratie gesproken.  

Toen Sinterklaas aanbrak was het duidelijk dat `onze Heilige’ die kinderen thuis niets zou brengen.  Diezelfde omarmster spande zich in om vooraf met de school te spreken om te voorkomen dat de kinderen het stigma van `stoute kinderen’ zouden krijgen  aangezien  bij hen geen speelgoed of zoetigheid zou geleverd  worden.  De school begreep de vraag en er werd een kinderfeest georganiseerd met respect voor alle gevoeligheden en beperkingen.

Dat verdient toch een integratiemedaille zou je denken…. Maar ondertussen moeten die  erkende vluchtelingen, na een  leven als analfabeet in een zeer vreemde taal al snel examens Nederlands afleggen – en ervoor betalen – om te integreren.   Het begrip komt niet altijd  even vlot.

Neem nu de babbelsoep, waar verschillende moslimgemeenschappen aan deelnemen.  Voor 1 van hen maakten  de vrouwen aanvankelijk de soep achter de schermen, terwijl de Iman met enkele mannelijke gelovigen de (overigens buitengewoon lekkere  halal kippen)soep kwam opscheppen  en kwam babbelen. Het zal niet verwonderen dat de Dominicus-delegatie  meermaals vroeg om ook de vrouwen te kunnen ontmoeten zodat we hen konden  danken voor hun inzet. Wellicht als gevolg van die weerkerende vraag maakt de Iman sinds enkele jaren nu ook zelf de soep.  De band met de vrouwelijke achterban lijkt  jammer genoeg nog verder weg.

Het doet  in elk geval deugd te zien dat het wel mogelijk is om bruggen te slaan en we samen kunnen leven gesteund door elkaars integriteit. Het rechtvaardige samenleven zullen we echter nooit bereiken zonder inspanning, en spanning.  Het begint immers met  het benoemen van wat er fundamenteel mis gaat achter  soms mooie façades.  Iets waar Jezus en Paulus en zovele naderen voor ons zich hard hebben voor ingezet, ook al moest men er een grote prijs voor betalen. 

 

2

Herkennen van de rijkdom van het vreemde

Toen ik klein was, bestond de uitdrukking “menselijk opzicht” nog. Ik vermoed dat die uitdrukking de mensen hier van een zekere rijpheid niet onbekend zal zijn. Menselijk opzicht betekende vroeger: niet storen, geen aanleiding geven tot roddel, niet uit de toon willen vallen.  

Hoe anders is Jezus. Hij stapt gewoon op iedereen die anders is af en zoekt contact, of dat nu past in het sociale plaatje of niet, of daar nu roddel van zal komen of niet. Ik blijf dat indrukwekkend vinden. Het lijkt alsof Jezus niet in vooroordelen denkt maar een soort spontane openheid had voor iedereen die langskomt, ook voor wie vreemd of anders is. Of dat nu een gehate tollenaar is, of een Griekse vrouw, of een Romeinse officier die op hem beroep doet, het vreemde, het andere jaagt Jezus geen schrik aan, maar is voor hem een uitnodiging om een mens te ontmoeten, en om in die mens haar of zijn integriteit te vinden. Oordeel niet, zegt hij ergens, en voor mij behoren die woorden tot de sterkste in het gehele evangelie…

Niet dat het altijd vanzelf gaat. Bij de Griekse vrouw vervalt Jezus wel onmiddellijk in eng, uitsluitend denken, maar hij laat zich door haar raken en veranderen. De vrouw was bij hem gekomen omwille van haar psychisch zieke dochter. Een groot lijden. Maar toch is Jezus’ eerste antwoord een soort klap in haar gezicht, als hij haar dochter vergelijkt met een hond. Honden waren meestal straatbeesten, en bijna een scheldwoord. Maar de moeder vecht voor haar dochter, is scherp van geest en haar antwoord haalt Jezus overhoop: ook de hondjes eten van de kruimels die de kinderen van tafel laten vallen, zegt ze. En ze raakt Jezus diep.

De honderdman is een officier van de Romeinse bezetter. Maar hij had voor de lokale joodse gemeenschap een synagoge gebouwd. En het is niet voor zichzelf dat hij hulp vraagt, maar voor een knecht die hem heel dierbaar is. Hier zijn veel drempels weggevallen, het is een verhaal van samenwerken geworden. Als de Joodse mensen begrijpen dat de officier niet zelf bij Jezus wil komen, omwille van zijn status als bezetter, of omdat hij Jezus niet wil compromitteren, dan doen zij het voor hem. En Jezus lijkt die gezamenlijke integriteit van zowel joden als honderdman aan te voelen…

Tollenaars zijn mensen met veel geld, vaak op slinkse manieren verkregen. Het valt mij op dat Jezus zich bij hen uitnodigt om te eten en te overnachten. Alsof hij wil zeggen: ik veroordeel uw geld niet, maar wel wat je ermee doet. En tollenaar Zacheus en tollenaar Levi vinden de echte rijkdom in zichzelf. Zacheus betaalt in veelvoud terug wat hij onrechtmatig verkregen heeft, tollenaar Levi richt een groot feestmaal aan.

Dit zijn voorbeelden uit het levensverhaal van Jezus. Onszelf jaagt het vreemde, het maatschappelijk andere misschien schrik aan in het begin, maar als we de drempel over kunnen en contact kunnen leggen, dan opent zich soms een onvermoede rijkdom. Mag ik een paar hele kleine persoonlijke voorbeelden geven? Voor Thope ben ik omarmer/buddy van twee Palestijnse broers. Hun moeder is hier nu ook en gaf mij onlangs een ongelooflijk lekker stuk zelf gemaakte taart. Er is zoveel te doen over vrouwen met hoofddoek, maar als het over hoofddoeken gaat, denk ik onmiddellijk aan de vrouw van middelbare leeftijd die in Brussel in het wijkgezondheidcentrum van Lieve haar broer, aan de receptie zit. Met hoofddoek. Zij is de minzaamste mens die ik ken. Ken je dat woord minzaam, de warme uitnodigende uitstaling die in dat woord zit? Ik hou van minzame mensen, zowel mannen als vrouwen. En ik ben blij dat ik, als het moeilijke woord hoofddoek ter sprake komt, kan denken aan die Brusselse vrouw, die mij mij meer heeft gegeven dan een vooroordeel… 

Ik zag onlangs een youtube-filmpje dat Bernard maakte van een gesprek met de bekende Leuvense prof Burggraeve. Ze hadden het over Kaïn. Wat mij frappeerde was het volgende: Roger Burggraeve verwijt Kaïn dat hij niet wil praten op het moment dat Jahweh contact met hem zoekt, niet wil antwoorden op de vraag waarom hij zo kwaad is. Integendeel, Kaïn loopt weg. Ik vertel dit niet om wat er nadien gebeurd is, dat is extreem. Maar wel omdat Kain, door niet te spreken, zoveel heeft gemist. Misschien was hem dan wel veel duidelijk geworden. Bijvoorbeeld dat hij als oudste al zoveel rechten had, dat Jahweh nu eenmaal zo in elkaar zit dat hij aandacht heeft voor wie nadien komt, zwakker is, minder. Ik vertel dit ook omdat ik wil eindigen met de beroemde woorden van Kaïn, als Jahweh vraagt waar zijn broer is: weet ik veel, zegt hij, ben ik soms mijn broeders hoeder? Het korte antwoord op die vraag vat voor mij heel de kwestie van integriteit samen: ja, ik ben mijn broeders hoeder, zo simpel is het. Broederlijkheid is een morele opdracht…    

 
Inleiding tafelgebed 

En laat ons dan aan tafel gaan, de ogen nooit sluitend voor het feit dat een rechtvaardig deel van de maaltijd nog lang niet voor iedereen is weggelegd.  Met dit gebaar geven we aan te willen delen en breken, geïnspireerd door de eerste christenen die hun bezittingen  deelden en geen slaaf of meester, geen Jood of heiden wilden uitsluiten.   We doen dit in het spoor van Jezus van Nazareth die opkwam voor de minsten, de machthebbers erop aansprak  en tot het einde de Liefde als hoogste goed bleef zien, die deze koers vaarde tot aan de dood op het kruis.  We danken ook de velen na hem die zijn boodschap tot op vandaag hebben laten klinken, de  velen die het met hun leven bekochten, waaronder Paulus.  We gedenken hier ook onze lieve doden die ons voorgingen op de weg. En we bidden in dit uur  voor al wie  zich – waar ook – inzet voor het visioen van vrede en een rechtvaardige wereld.  

Gij die dit woord ons ingegeven hebt, een bron van kracht en moed en zeker weten,

Gij die het licht in ons geschapen hebt, dat niet de duisternis ons overmeestert…

Wij roepen u de naam toe van uw mens,

Israel, deze aarde uw geliefde..

 

*

foto Ingrid Avet