Ik ben omdat wij zijn

Dominicus Gent

Viering van zondag 11 september 2016

Ik ben omdat wij zijn


Goedemorgen en welkom. Op deze plaats komen we elke week samen, vanuit veel verschillende hoeken, met verschillende achtergronden, met verschillende verwachtingen. Maar één ding hebben we gemeen: we stellen ons hier in de aanwezigheid van de Eeuwige, we zoeken verbinding met wat groter is dan onszelf, en met de mensen die hier samenzijn. Want geef toe, als we hier op ons eentje zaten zouden we het niet lang volhouden.
We maken dit zichtbaar door het licht van de Paaskaars aan te steken, en met dit licht ook de kaars van 800 jaar Dominicaanse gemeenschap

‘Ik ben, omdat wij zijn’

Deze uitspraak stond in het aprilnummer van het tijdschrift VOLZIN. [Ter info: Volzin is een Nederlands tijdschrift voor religie en samenleving, op zoek naar de betekenis van de christelijke inspiratie voor zichzelf en voor de samenleving. Het bestaat sinds 2002 als opvolger van het protestants Hervormd Nederland en het katholieke Bazuin.]

Sinds een aantal jaren organiseert Volzin een schrijfwedstrijd.
‘Ik ben, omdat wij zijn’ is de titel van 2016. De lezer wordt uitgenodigd om een spannend en persoonlijk essay te schrijven over de verhouding tussen ‘ik’ en ‘wij’, tussen kiezen voor jezelf of je aanpassen aan anderen, tussen eigenbelang of zelfopoffering. Als je het mij vraagt: een thema waarover al heel veel geschreven en verteld is – sinds mensenheugenis – én dat bovendien bijzonder actueel is en blijft.

Mocht u al onmiddellijk naar de pen willen grijpen: helaas … de uiterste inzenddatum was 1 september.
Dat weerhoudt ons er niet van om in deze viering stil te staan bij ‘Ik ben, omdat wij zijn’.
We deden het eigenlijk al in het lied ‘Welkom’ van daarnet:

Dit huis is een huis waar gemeenschap bestaat,
Waar zangers en zeggers bijeen zijn gekomen
om uiting te geven aan waar zij van dromen,

Wij zijn die zangers en zeggers: hierheen gekomen vanuit heel veel verschillende plekken in en buiten de stad (sommigen van wel 50 km ver), met zeer uiteenlopende bezigheden, alleen – met twee of meer, … We zijn naar hier gekomen en hopen ons te mogen warmen aan een lied, een ontmoeting, een woord, een gebaar … Een uur van gemeenschap, zegt het lied, waarin de droom van het goede leven dat ons is aangezegd mag gedeeld worden. En straks gaat elk van ons weer naar haar/zijn plek waar het leven moet geleefd, het leven zoals het zich aandient. Maar wel vanuit de beweging die hier wordt ingezet. Een beweging ‘die gaat stromen, die nooit meer, door niemand zich inperken laat.’ Een beweging waar mensen telkens opnieuw toe geroepen worden – in goede en kwade dagen.

‘Ik ben, omdat wij zijn’: staat deze bewering niet haaks op wat in onze samenleving hoog in het vaandel staat? Zelfbeschikking, individuele ontplooiing en emancipatie zijn vandaag de dag belangrijke waarden. Als individu in vrijheid kunnen kiezen hoe en met wie je wilt leven. Of je wel of geen kinderen wilt, wie je vrienden zijn, waar je wilt wonen. ‘Maak van je leven je eigen unieke kunstwerk’: deze boodschap krijgen we te pas en te onpas voorgeschoteld. Ook op het vlak van religie en levensbeschouwing zien we dit terug. De zoekende mens die zélf zin geeft aan het eigen leven. In eerste instantie moet ik mezelf ten volle kunnen ontplooien en als dat lukt kom ik toe aan de samenleving, de relatie, het collectief en de groep waar ik bij hoor. Als het goed gaat tenminste.

Maar klopt dit wel?

De Afrikaanse kijk op het leven lijkt loodrecht op de dominante westerse kijk te staan. ‘Ik ben, omdat wij zijn’, zeggen de Afrikanen. Dat is UBUNTU: een Afrikaanse wijsheid die draait om toewijding en relaties tussen mensen onderling.  In UBUNTU bestaat er geen ‘ik’ zonder ‘wij’. Mensen worden immers wie zij zijn dankzij en binnen relaties. Ik word wie ik ben dankzij de familie, de generaties voor mij, de groep en de samenleving waartoe ik behoor. Vanuit onszelf weten we niet veel. We zijn daarin schatplichtig aan de cultuur en tradities. In de Afrikaanse context is religie eerder een kwestie van zin ontvangen van anderen, dan van zelf zin geven. Het gezamenlijk belang en de zorg voor elkaar vormen het uitgangspunt en het individu stemt zich daarop af.

Zouden we hier wat meer van de Afrikaanse kijk kunnen gebruiken? Wat minder nadruk op het ‘ik’ en wat meer ruimte voor het ‘wij’? De individuele vrijheid ondergeschikt maken aan het gemeenschappelijk belang en ons gedragen weten door wat ons is aangezegd?

ubuntu2

‘Ik zal er zijn’ is ons aangezegd. En wij gaan de weg – de kromme, smalle weg – het spoor volgend. Zoals in het lied:

 
Vroeg in de morgen, donker was het nog,

zijn wij gegaan, een keer,

nog in ons hart de dichtheid van de nacht.

Jij bent niet die wij dachten.

Uit het vuur riep ons bij naam een stem.

Wij zagen niets. Jij riep: “Ik zal er zijn”.

Op licht en schaduw, bomen aan de bron,

op stilte leek die naam.

Een gloed van liefde schroeide ons gezicht.

Om wat wij hoorden (maar wat hoorden wij?),

Om wat op vrijheid leek,

omdat het moest en blijven niet meer kon,

zijn wij gegaan, onstuimig en verward,

om nergens om, om jou –

om liefde over alle grenzen heen.

Een troep die sloft en zwerft, de richting kwijt.

De nagalm van een stem.

De weerklank van wat woorden in ons hart.

Een slingerende stoet naar goed wijd land.

Een eeuwenlang smal pad.

Een ademtocht, de route van het licht.

Het duizendschone schitterende licht,

een file in de nacht, een spoor van mensen die de nacht verslaan.

Die strompelen tot waar ? Tot waar jij bent,

in rusten aan de bron, in gloed van liefde, vuur dat niet verflauwt.

Vroeg in de morgen, donker was het nog,

zijn wij gegaan, een keer, met niets dan in ons hart: “Ik zal er zijn”

Huub Oosterhuis / Antoine Oomen

 

Exodus 3.1-14
Mozes was gewoon de schapen en de geiten van zijn schoonvader Jetro, de Midjanistische priester, te weiden. Eens dreef hij de kudde tot voorbij het steppeland, en zo kwam hij bij de Horeb, de berg van God.

Daar verscheen de engel van de Heer hem in een vuur dat uit een doornstruik, opvlamde. Mozes zag dat de struik in brand stond en toch niet door het vuur werd verteerd. Hoe kan het dat die struik niet verbrandt? dacht hij. Ik ga dat wonderlijke verschijnsel eens van dichtbij bekijken. Maar toen de Heer zag dat Mozes dit ging doen, riep hij vanuit de struik: ‘Mozes, Mozes!’ ‘Ik luister’ antwoordde Mozes; ‘Kom niet dichterbij’ waarschuwde de Heer, ‘ en trek je sandalen uit, want de grond waarop je staat is heilig. Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jacob;’ Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God te kijken.

De Heer zei: ‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, ik weet hoe ze lijden. Daarom ban ik afgedaald om hen uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden en hen uit Egypte naar een mooi en uitgestrekt land te brengen, een land dat overvloeit van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, de Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten. De jammerklacht van de Israëlieten is tot mij doorgedrongen en ik heb gezien hoe wreed de Egyptenaren hen onderdrukken. Daarom stuur ik jou nu naar de farao: jij moet mijn volk, de Israëlieten uit Egypte wegleiden.’
Mozes zei:’ Maar wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten zou leiden?’ God antwoordde: ‘Ik zal bij je zijn. En dit zal voor jou het teken zijn dat ik je heb gestuurd: als je het volk uit Egypte hebt weggeleid, zullen jullie God bij deze berg vereren.’

Maar Mozes zei:’ Stel dat ik naar de Israëlieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: ‘Wat is de naam van die God?’ Wat moet ik dan zeggen?’ Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zal zijn. Zeg daarom
tegen de Israëlieten: ‘Ik zal er zijn’ heeft me naar u toegestuurd.

 

Is het, ook op religieus vlak, zo dat het accent ligt op God als onbewogen beginsel of roept de relatie met God net op om in verbinding te treden met de anderen? Krijg je de zin, de betekenis door de anderen of verwerf je die zelf?

Ik denk dat het een ietwat valse stelling is, dat beiden samen kunnen: goed ingevulde individualiteit staat een mens geenszins in de weg (soms integendeel) om zorg te dragen voor het grotere geheel: anderen, maatschappij…en zelf nadenken kan je best helpen om, wetend dat je veel gekregen hebt, om met die bouwstenen zelf aan de slag te gaan..

Ik geef toe het is geen eenvoudige evenwichtsoefening, maar daarom niet bij voorbaat verloren.

 

Bij het lezen van de roeping van Mozes opende er zich voor mij een nieuw perspectief ivm bovenstaande vragen en de vertaling van de naam die Jahweh zichzelf gaf.

Nu zijn woorden rare dingen. Als ik zou vragen om een stoel te tekenen zal iedereen onmiddellijk verstaan wat ik bedoel. Maar als ik de getekende stoelen zou vergelijken is er veel kans dat er geen enkele stoel dezelfde is… Het woord bevat dus wel een concept, maar de concrete invulling hangt sterk af van onze persoonlijke ervaringen, kennis, van ons aanvoelen.

Als je de verschillende Bijbelvertalingen naast elkaar legt, wat betreft de naam die Jahweh zichzelf geeft in de het verhaal van het brandend braambos, zie je op het eerste gezicht verschillende, vertalingen. Ik citeer even:

Statenbijbel:

IK ZAL ZIJN, Die IK ZIJN ZAL! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot u lieden gezonden!

Willibrord:

Toen sprak God tot Mozes: ‘Ik* ben die er is.’ En Hij zei: ‘Dit moet u de Israëlieten zeggen: “Hij die er is zendt mij naar u.” ’

Naardense Bijbel:

Dan zegt God tot Mozes: ik zal er zijn* , zoals ik er ben! Hij zegt: zó zul je tot de zonen Israëls zeggen: Ik-zal-er-zijn heeft mij tot u gezonden!

En God antwoordt Mozes: ‘Ik ben, die Ik ben. Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden’ (Exodus 3:13-14).
Ik ben geen theoloog, wat ik nu vertel is dus geen theologisch traktaat; maar wel een voorzichtig delen van wat we in de voorbereiding aanvoelden van wat dit zou kunnen betekenen. Veel hangt natuurlijk af van hoe je een woord invult, welke betekenis je aan iets geeft. En dat bepaalt of betekenissen elkaar kunnen overlappen. Maar toch een poging, niet om uit te vissen welke nu de juiste vertaling is, wel om te kijken of deze betekenissen elkaar misschien niet uitsluiten, zoals we daarnet al hoorden dat ik en wij elkaar niet noodzakelijkerwijs tegenspreken.

“Ik ben die ik ben “ heeft voor mij op het eerste gezicht een heel ander betekenis dan “Ik zal er zijn”.
De eerste betekenis stelt Jahweh voor als een individu die er staat: Hij is er, er is niet naast te kijken. Hij bestaat los van …in onze terminologie: een selfmade man die niemand nodig heeft.
“Ik zal er zijn” is een naam die verbinding geeft, die Jahweh onlosmakelijk verbindt met de mens, de geschiedenis. Het houdt een belofte in: wat er ook gebeurt, Ik zal er zijn. Je staat er niet alleen voor. Je bent geborgen in een groter geheel.

Maar je mag een paar zinnen nooit uit de context wegnemen hebben ze ons geleerd. Anders riskeer je de bal mis te slaan. Dus kijken we even terug in de tekst.
Jahweh mag hier dan wel als een donderslag bij heldere hemel tevoorschijn komen: hij komt niet plotseling uit het niets te voorschijn. Nee, hij was er al lang, zegt de schrijver ons. Lang voor Mozes was Hij er al: Hij gaat al een hele geschiedenis mee: Hij is de god van de voorvaderen. En Hij is er nog: Hij hoort en ziet het lijden van zijn volk en roept Mozes op om er iets aan te doen. En Hij
belooft een mooie, gelukkige toekomst.
Anders gezegd zegt het verhaal: Hij was er al altijd, Hij is er nu en Hij zal er altijd zijn. En Hij is betrokken op de mens.
Jahweh is, naar mijn aanvoelen, voor de schrijver beide begrippen ineen: Hij is van een andere dimensie dan de mens, bestaat al zo lang of zelfs langer dan de tijd en is dus op die manier een onafhankelijk wezen (ik ben) terwijl Hij zich ook onlosmakelijk verbonden heeft met de mens (al van bij de schepping) en er dus altijd zal zijn.
Hoe kan je zoiets verwoorden? De schrijver van toen heeft het geprobeerd in dit verhaal. En hoe vertalen we dat beeld van meer dan 2000 jaar geleden in iets dat ons vandaag iets zegt, ons vandaag zin geeft, richting geeft? Elk van ons zal , indien God, Jahweh of hoe je het Grote Mysterie ook noemt, ons raakt , op zoek moeten gaan naar steeds nieuwe beelden waardoor we verder kunnen gaan.

Zingen we dit uit:


Lied over de verhalen van God met de mensen
                                                         

Verborgen in oude verhalen,
verteld zolang mensen bestaan,
zijn woorden van hemel en aarde
die over Gods wonderen gaan.
W’ontdekken ze als we ervaren
ontvangend in ’t leven te staan.

Verhalen die jong zijn gebleven
want ook ons bestaan wordt verwoord
in tijdloze, steeds nieuwe beelden
sinds eeuwen door mensen gehoord.
Z omsluiten ons warm als een deken,
ze nemen ons op en gaan voort.

Wij leven zelf nieuwe verhalen
waarin ons de Geest tegenkomt,
als groots en geweldige ervaren,
als ruimte en rust in een storm.
Wij zeggen weer voort wat wij zagen,
verhaal waar geen einde aan komt.
Marijke de Bruijne

 

Tafeldienst


‘Ik ben, omdat wij zijn’ … individu versus gemeenschap.

Rond de tafel van brood en wijn

krijgt elke mens, zonder onderscheid, een plaats,

wordt gemeenschap werkelijkheid.

Want is het samenzijn rond de tafel niet hét teken bij uitstek

dat mensen elkaar nodig hebben, voor elkaar geschapen zijn?

Jezus van Nazareth deed ons voor hoe te breken en te delen.

We weten ons verbonden met alle mensen, waar ook ter wereld,

die zich ten dienste stellen van anderen, de minsten eerst.

We weten ons verbonden met de mensen voor wie een intentie neergeschreven is in het boek.

We gedenken onze lieve doden, die ons voorgingen in verbondenheid.

Laten we aan tafel gaan.
ubuntu