Identiteit (1)

Dominicus Gent

Viering van zondag 18 oktober

Identiteit (1)

 

Van harte welkom in deze viering op zondag in de ons vertrouwde ruimte met de ons ondertussen vertrouwde afstand en onze halve gezichten.

We konden ons de voorbije twee weken verblijden met twee referaten van eerbiedwaardige dominicaanse theologen die hun licht lieten schijnen over het begrip “Identiteit”. Bernard had het over samenleven met elkaars verschillen, Ignace bekeek identiteitsvorming en -evolutie vanuit een Bijbelse context.

Het gaf ons veel stof ter overweging en tot nadenken. Dus willen we dat ook gaan doen in deze en de komende vieringen, telkens vanuit een andere invalshoek.

 

We bidden daarom aan het begin van deze viering

om insipratievolle aanwezigheid,

om inzicht dat ook uitzicht brengt,

om Licht dat over ons samenzijn kan schijnen.

Dat dit samenzijn bron van nieuw leven mag worden,

brood en wijn voor velen.

 

Lied: Voor mensen die naamloos

Voor mensen die naamloos,

kwetsbaar en weerloos

door het leven gaan,

ontwaakt hier nieuw leven,

wordt kracht gegeven:

wij krijgen een naam.

 

Voor mensen die roepend,

tastend en zoekend

door het leven gaan,

verschijnt hier een teken,

brood om te breken:

wij kunnen bestaan.

 

Voor mensen vragend,

wachtend en wakend

door het leven gaan

weerklinken hier woorden

God wil ons horen:

wij worden verstaan

(T. Henk Jongerius)

 

Enkele overwegingen over identiteit

Ik ben een hardwerkende Vlaming. Dat is een puur objectieve vaststelling. Ik ben hier in Gent geboren uit ouders die hier ook in de streek geboren zijn en in een periode in de geschiedenis dat deze lap grond “Vlaanderen” genoemd wordt. Ik mag me dus volgens de mij bekende geldende definities Vlaming noemen. En ik werk meestal hard, dat kan over het algemeen redelijk goed vastgesteld worden.

Ik ben dus een hardwerkende Vlaming, maar geen haar op mijn hoofd dat er zou aan denken om dit mijn identiteit te noemen. Ik voel me Vlaming, ja, maar ook Gentenaar, Belg, Europeeër en wereldburger. Idem met het hard werken. Dat is niet wie ik ben, dat is wat ik doe. En dat hard werken is er ooit ook niet geweest en zal hopelijk ook ooit eens stoppen.

Het weze duidelijk: als iemand het heeft over de “hardwerkende Vlaming”, voel ik me alvast niet aangesproken. Hetzelfde geldt trouwens met de woorden “autochtoon, blank, man, middelbare leeftijd, zoon, broer, fotograaf, manager, ingenieur, dominicaan, christen, mantelzorger, AA Gent supporter…”. Alhoewel het allemaal wel kenmerken zijn van wie ik ben, hebben ze toch niet allemaal hetzelfde gewicht en belang. Het ene kenmerk heb ik ook al wat langer dan het andere. En nog andere ben ik en cours de route kwijtgespeeld.

Wanneer je zo vaststelt dat identiteit meerlagig en voor een deel tijdelijk is en dat dit ongetwijfeld voor iedere mens geldt, hoe komt het dan toch dat het denken rond identiteit zo polariserend kan werken? We zien het dagelijks om ons heen gebeuren: de “hardwerkende Vlaming” wordt opgevoerd als tegenpool voor de “luie Waal”, de autochtoon tegen de allochtoon, de inboorling tegen de vluchteling, de opsomming is eindeloos.

Dat heeft wellicht meerdere redenen.
De eerste is dat behoren tot een bepaalde groep er automatisch voor zorgt dat iedereen die zich niet in de groep bevindt, erbuiten staat. Er wordt altijd een onderscheid gemaakt, ook al wil je dat niet. De mens is van nature ook geneigd om het op te nemen voor de groep waarvan hij deel uitmaakt. Als wederdienst ontvangt hij dan bescherming en geborgenheid van die groep. Het zit dus psychologisch en emotioneel diep in ons geworteld.
Een tweede reden is dat zij die controle willen krijgen of behouden over de groep, die macht willen uitoefenen, bijna altijd juist dat instinct bespelen. Dat is zo oud als de straat, de Romeinen wisten het al: “divide et impera”, “verdeel en heers”. Verspreid angst, onzekerheid en twijfel over “de andere” groep die je liefst niet al te exact definieert en je eigen groep klit samen tegen het al dan niet denkbeeldige gevaar dat je hun voorhoudt.

Omdat het zo ingrijpt op onze basale instincten, lijkt het niet makkelijk om er iets tegen te beginnen. En toch zijn er verdienstelijke pogingen te vinden die tonen dat er wel wegen zijn. Ik breng u een paar denkpistes.

Een lichtend voorbeeld vind ik bij de Burundese Maggy Barankitse die in bijzonder moeilijke omstandigheden volhoudt bij de uitbouw van de huizen van vrede. Haar project Maison Shalom leert na de genocide kinderen van Hutu en Tutsi achtergrond in Rwanda van jongs af aan samenleven en opgroeien. Daarbij wordt heel erg duidelijk dat etnische verschillen bijzonder arbitraire criteria zijn om mensen uit te sluiten. Dat de machthebbers dat subversief en staatsgevaarlijk vinden, bewijst hoe diepgeworteld de mechanismen en de belangen zijn van zij die polarisering bevorderen.

Alhoewel dit een treffend voorbeeld is van hoe polarisering kan tegengegaan worden, is het niet aan ons allemaal gegeven om zulke grote stappen te zetten. Het kan ons wel als lichtend voorbeeld dienen dat er toch wegen kunnen gevonden worden. En mochten er hier mensen zijn die ideeën in die richting hebben: ga vooral uw gang.Voor de anderen: misschien kan het ons wel inspireren om dit op kleine schaal te proberen.
Kijken naar grote lichtende voorbeelden mogen ons immers niet verlammen om zelf niet de handen uit de mouwen te steken tegen polarisering. Met veel vallen en opstaan werken we bijvoorbeeld zo aan een diversiteitspact in de te witte school waar ik in de schoolraad zit. Maar er zijn nog andere mogelijkheden.

Zo was ik was recent getroffen door een gesprek met Angela Merkel naar aanleiding van 30 jaar Duitse eenheid (klik hier voor het fragment: https://twitter.com/i/status/1305874822866628614)

Ze had het over de verruwing van het taalgebruik. Ze zei: “Let op taalgebruik. Want taal is voorloper van het handelen. Eens de taal de verkeerde kant is opgegaan, gaat ook het handelen zeer snel de verkeerde kant op. En dan is ook het geweld niet meer veraf. Zorgzaam omgaan met taal is door de digitalisering en de sociale media niet bepaald eenvoudiger geworden. Toch moet men net daarom ook zeer voorzichtig omgaan met woorden. Het ligt geheel in lijn met wat professor Jan Blommaert al jaren aantoont: taal, woordkeuze is nooit onschuldig. Het vraagt permanente waakzaamheid en aandacht. Wellicht ligt daar een taak voor ieder van ons om anderen te wijzen op de betekenis van woorden.

Maar dat vraagt ook wel enige creativiteit, want hoe doe je dat goed, hoe zorg je ervoor dat je woorden impact hebben? Ik moest hierbij spontaan denken aan een fragment uit het essay “Hoe genees ik een fanaticus” van de Israëlische schrijver Amos Oz. Ik lees het even voor.

Een goede vriend en collega van me, de geweldige Israëlische romanschrijver Sammy Michael, maakte een keer iets mee wat sommigen van ons, schrijvers, wel vaker
meemaken, namelijk een lange taxirit van de ene stad naar de andere met
een chauffeur die de bekende preek afstak hoe urgent het is dat wij joden
alle Arabieren doden. Sammy luisterde naar hem en in plaats van te roepen: Wat bent u een afschuwelijk mens. Bent u soms een nazi? Bent u een fascist?wilde hij het nu eens anders aanpakken. Hij vroeg de chauffeur: Maar wie moet volgens u dan al die Arabieren doden?De chauffeur zei: Hoe bedoelt u? Wij! De Israëlische joden! Het is noodzakelijk! We hebben geen keus, kijk maar wat ze ons elke dag aandoen!’ ‘Maar wie moet volgens u die klus dan concreet uitvoeren? De politie? Of het leger? Of
misschien de brandweer? Of medische teams? Wie moet het vuile werk doen?De chauffeur dacht even na en zei: Ik vind dat we het eerlijk moeten verdelen over ons allemaal, ieder van ons moet er een paar voor zijn rekening nemen.
Sammy Michael speelde het spel nog steeds mee en zei: Goed, stel dat u een huizenblok in uw woonplaats Haifa krijgt toegewezen. U klopt op elke deur of drukt op de bel en zegt: Neem me niet kwalijk meneer, of neem me niet kwalijk mevrouw, bent u toevalligerwijs een Arabier?en als het antwoord ja is schiet u hem of haar
neer.
U werkt uw blok af en wilt naar huis gaan, maar net als u op het punt staat te vertrekken,zei Sammy tegen die chauffeur, hoort u ergens op de vierde verdieping van uw blok een baby huilen. Gaat u dan terug om die baby dood te schieten? Ja of nee?
Het bleef een ogenblik stil en toen zei de chauffeur tegen Sammy Michael: Weet u, u bent een heel wrede man.’”

De schrijver gebruikt hier niet de directe aanval, want dat zou alleen maar tot weerstand en doofheid aan de andere kant leiden. Hij bedient zich ook niet van humor, want eerlijk gezegd, mensen die polariseren hebben daar meestal geen gevoel voor, ze ervaren het eerder als hooghartig. Neen, de schrijver neemt de man heel serieus en gaat mee in diens redenering. We weten niet of het de taxichauffeur veranderd heeft, maar is het wel een weg om te gaan. Het is een weg van hard werken, “hardwerkend”, we zijn er weer en van geloof dat het kan. Omdat dat alleen de weg is waarin we elkaar kunnen zien met onze enige echte identiteit: kinderen van de Ene, broers en zussen van elkaar.
Laat ons elkaars gezicht opdelven en zien dat het mooi is.

Lied: Delf mijn gezicht op

Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
Wie mij ontmaskert zal mij vinden.
Ik heb gezichten, meer dan twee,
Ogen die tasten in den blinde
Harten aan angst voor angst ten prooi.
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.

Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
Wie wordt ontmaskerd wordt gevonden
En zal zichzelf opnieuw verstaan
En leven bloot en onomwonden,
Aan niets en niemand meer te
n prooi.
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.

(T. Huub Oosterhuis)

Inleiding op het evangelie

Soms denken we dat de grote verscheidenheid in onze samenleving een nieuw gegeven is. Dat de diversiteit van de bevolking iets is typisch is voor onze tijd. Er zijn ontegensprekelijk enorme demografische verschillen tussen de Belgische bevolking nu en zo’n 100 jaar geleden. Toch is de verscheidenheid en zijn de spanningen, tegenstellingen en conflicten tussen verschillende bevolkingsgroepen iets van alle tijden.

In de periode dat het evangelie volgens Lucas geschreven werd, was dat eveneens sterk het geval. In heel zijn evangelie en ook in zijn 2de boek, de Handelingen van de apostelen, speelt de bijzondere zorg en aandacht van Lucas voor die heterogeniteit, een belangrijke rol. Wanneer de mensen van de weg, zoals de volgelingen van Jezus aanvankelijk genoemd worden, meer aanhang krijgen komt de eenheid onder druk te staan door etnisch-culturele verschillen. De voorschriften uit de Thora met betrekking tot voeding, belemmeren een vlotte omgang tussen volgelingen van Joodse origine en volgelingen die niet-jood zijn.

Wie hoort nu bij de groep volgelingen van Jezus en wie niet? Waaraan moet je beantwoorden om er bij te horen? Jezus was een gelovige jood. Moeten zijn volgelingen ook allemaal jood worden alvorens ze volgeling kunnen zijn?

Voor ons is die vraag beslecht en lijkt ze een beetje ridicuul. Destijds was het een vraag die de gemoederen heftig beroerde.

Deze kwestie was het belangrijkste onderwerp van het eerste concilie in Jeruzalem. Daar wordt overeenstemming bereikt over de minimale regels die Joodse en niet-Joodse christenen moeten naleven zodat er onderling sociaal contact mogelijk is.

Maar naast dit spanningsveld van Jood- niet-Jood waren er nog andere. In Lucas’ tijd is de geloofsgemeenschap een bont gezelschap van personen en groepen uit verschillende maatschappelijke kringen. Mensen die in de Grieks-Romeinse wereld normaal gezien geen omgang hebben met elkaar. Welgestelde mensen en arme mensen, ook slaven.

Het is er Lucas om te doen een gemeenschap te bouwen waarin allen één zijn van hart en ziel. En daarom probeert hij de rijken te mobiliseren om zich het lot van de vele armen aan te trekken.

In zijn evangelie krijgen we Jezus dan ook te zien als iemand die voortdurend grenzen tussen mensen doorbreekt. Hij eet met zondaars en tollenaars maar ook met farizeeërs. Lucas tekent Jezus duidelijk als iemand die zich niet vast laat zetten in de heersende maatschappelijke categorieën en vakjes. Sterker zelfs, mensen die volgens de maatschappelijk dominante normen niet deugen, stelt Lucas in zijn evangelie als model gelovigen voor.

We gaan zo’n verhaal beluisteren. Het speelt zich af vlak na de Veldrede.

Jezus heeft op een open vlakte een toespraak gegeven voor heel veel mensen. Deze toespraak krijgt omwille van de plaats de naam veldrede mee. De inhoud van die toespraak is vergelijkbaar met de bergrede zoals we die uit het evangelie van Mattheüs kennen.

Die veldrede eindigt met een oproep om niet alleen te luisteren naar Jezus’ woorden maar om vooral te doen wat je gehoord hebt.

En dan komt het volgende:

 

Evangelie Lucas 7,1-10

Na afloop van zijn onderricht aan het luisterende volk, ging Hij naar Kafarnaüm.  2Een centurio daar had een slaaf die veel voor hem betekende; deze was ziek geworden en lag op sterven.  3Toen hij over Jezus hoorde, zond hij Joodse oudsten naar Hem toe met het verzoek zijn slaaf te komen genezen.  4Bij Jezus gekomen deden zij een klemmend beroep op Hem. ‘Hij verdient, dat U hem deze gunst bewijst,  5want hij houdt van ons volk. De synagoge hier heeft voor ons laten bouwen.’  6Jezus ging met hen mee. Toen Hij niet ver meer van het huis vandaan was, stuurde de centurio vrienden met de boodschap: ‘Heer, doe geen moeite. Ik ben niet waard dat U onder mijn dak komt.  7Daarom vond ik me ook te min om zelf naar U toe te komen. Maar zeg een enkel woord, dan zal mijn jongen beter worden.  8Want ik ben iemand die onder bevel staat, en soldaten onder zich heeft.  Tot de een zeg ik: ‘Ga,’ en hij gaat; en tot een ander: ‘Kom’, en hij komt; en tegen mijn slaaf: ‘Doe dit’, en hij doet het.’  9Jezus verbaasde zich over hem toen hij dit hoorde,. Hij wendde zich tot de mensen die Hem volgden en zei: ‘Ik verzeker u: zo’n groot vertrouwen heb Ik zelfs in Israël niet aangetroffen.’  10Daarop keerden de boodschappers terug naar het huis en troffen daar de slaaf gezond aan.

 

Overweging bij het evangelie

In deze 10 korte verzen uit het Lucas-evangelie  loopt er nogal wat volk rond. En dat mogen we heel letterlijk nemen want er komen niet alleen veel verschillende personages in voor maar er zit ook veel beweging in het verhaal. Jezus gaat Kafarnaüm binnen waar een centurio gelegerd is die een slaaf heeft die veel voor hem betekent.

Wie is die centurio?

Dat is een Romeins militair, een leidinggevende figuur in het leger dat het land bezet houdt. Een buitenlander in dienst van een onderdrukkende mogendheid. Een vreemde én een vijand voor Jezus die een gelovige jood en rabbi is.

De centurio heeft een slaaf. Iemand die omwille van zijn positie als slaaf geen enkele identiteit heeft. Hij is geen persoon. Kan nergens aanspraak op maken. Hij kan enkel gedefinieerd worden in relatie tot zijn meester, van wie hij het bezit is. Hij heeft het geluk dat hij veel betekent voor zijn eigenaar, de centurio.

Die honderdman ziet de waarde van zijn slaaf en wil voor hem zorgen. Hij overschrijdt daarmee de onoverbrugbare sociale afstand en tegenstelling tussen meester en slaaf. Hier krijgen we al iets meer te zien van die centurio die in het hele verhaal nooit echt te voorschijn komt. Op geen enkel moment wordt hij zichtbaar. De communicatie tussen hem en Jezus verloopt de hele tijd via tussenpersonen. Twee keer een delegatie.

Om zijn vraag bij Jezus te laten aankomen stuurt de centurio een delegatie van Joodse oudsten. Deze oudsten zijn Joodse gezagdragers, mannen van aanzien en van invloedrijke families die ook in het Sanhedrin, in de rechtbank zetelen. Zij moeten aan Jezus de vraag van de honderdman overbrengen. Zij doen dat en meer zelfs, zij pleiten voor hem: ‘Hij houdt van ons volk, Hij heeft de synagoge voor ons laten bouwen.’

Wat een combinatie: Joodse leiders die bij Jezus, die zoon van een timmerman uit Nazaret,  die eigenzinnige rabbi die het met de reinheidsvoorschriften niet al te nauw neemt, een verzoek van een militaire machthebber bepleiten.

Met zijn vraag aan Jezus wordt de machtsverhouding bezetter-bezit (bezette) op zijn kop gezet. De centurio stelt zich op als onderdanige vragende partij ten aanzien van Jezus, lid van dat opstandige volk dat hij onder de knoet moet houden. Hij is het die de feitelijke militaire en politieke macht heeft en het verhaal maakt zeer duidelijk dat hij er alles aan doet om die macht niet te laten gelden en de vraag tot hulp vanuit zijn positie niet als een dwingende eis te laten klinken maar werkelijk als een vraag en bezorgdheid. Toch extreem hoe de uitspraak klinkt: Heer (!) doe geen moeite. Ik ben niet waard dat U onder mijn dak komt. Daarom vond ik me ook te min om zelf naar U toe te komen.’

Wat een zelfvernedering. Het moge duidelijk zijn dat hij op geen enkele wijze zijn maatschappelijke macht wil gebruiken. Hij is zich zeer bewust van zijn feitelijke positie en spreekt er ook over. Maar doet er voor zover dat mogelijk is, en dat is toch wel een vraag, hij doet er voor zover het in zijn bereik ligt, afstand van. En ondanks de onoverkomelijke conflictsituatie wil hij zijn zorg en zijn vertrouwen laten klinken.

Het verhaal eindigt ermee dat Jezus zich over de honderdman verbaast en aan de menigte die hem volgt zegt: Ik verzeker u, zo’n groot vertrouwen heb ik zelfs in Israël niet aangetroffen. Met andere woorden: hij stelt de honderdman als model voor datgene wat hij in zijn veldrede uiteen gezet heeft. Luister naar mijn woorden, maar vooral doe ook wat je gehoord hebt.

Als mensen van de weg niet alleen luisteren naar Jezus’ woorden maar ze ook doen, dan is herstel van gezondheid weer mogelijk, dan zijn gezonde relaties mogelijk, dan kunnen binnen de bestaande tegenstellingen, verschillen en conflicten gezonde verbanden groeien.

 

Lied: Keer U om

Keer U om naar ons toe

Keer ons toe naar elkaar.

(T. Huub Oosterhuis)

 

 Inleiding op de Tafeldienst

Laten we aan tafel gaan: brood breken en delen, wijn te drinken geven. Samen tafelen.

Een simpel beeld, wat woorden, eenvoudige gebaren die samenvatten waar die ene mens die wij hier gedenken voor stond: woord dat ons het leven doet voelen, beeld dat dat leven diep in ons doet stromen, vrijheid die ons is aangezegd, goedheid die tastbaar wordt. Een klein onmachtig gebaar dat de wereld kan veranderen.
Want deze gebaren, die wanneer we ze keer op keer herhalen, worden onomkeerbaar de onze, wezenlijk deel van ons bestaan. Zoals Jezus zei: “dit brood en deze wijn, dit ben ik helemaal, hierin zit mijn hele leven”, laat dit iets van het mysterie oplichten van leven voorbij alle vormen van dood.

Week na week, jaar na jaar, eeuw na eeuw doen we dit al, niet alleen, maar schouder aan schouder met allen die hetzelfde gebaar gebruiken overal ter wereld en in verbondenheid met hen die ons hierin voorgingen, onze lieve doden. 

 

Tafellied: Die naar menselijke gewoonte

Die naar menselijke gewoonte
met een eigen naam genoemd werd
toen hij in een ver verleden
werd geboren, ver van hier

die genoemd werd: Jesjoe, Jezus
zoon van Jozef, zoon van David
zoon van Jesse, zoon van Juda
zoon van Jacob, zoon van Abram
zoon van Adam, zoon van mensen

die ook Zoon van God genoemd wordt,
heiland, visioen van vrede,
licht der wereld, weg ten leven,
levend brood en ware wijnstok

die, geliefd en onbegrepen,
werd bewaard in taal en teken
als een eeuwenoud geheim
als een wachtwoord doorgegeven
als een vreemd vertrouwd verhaal

die een naam in mijn geheugen
die de stem van mijn geweten
die mijn waarheid is geworden:
hem gedenk ik hier en noem ik,
als een dode die niet dood is,
als een levende geliefde

die gekozen heeft te leven
voor de armsten van de armen
help man, reisgenoot en broeder
van de allerminste mensen

die, ten dage dat hij rondging
door de dorpen van zijn landstreek,
mensen aantrok en bezielde,
hen verzoende met elkaar
die niet steil en ongenaakbaar,
niet hooghartig, als een heerser,
maar in knechtsgestalte leefde

die zijn leven voor zijn vrienden
prijsgaf, door een vriend verraden,
die, getergd tot op het kruis,
voor zijn vijand heeft gebeden,
die, van God en mens verlaten,
is gestorven als een slaaf

Maar niet als een slaaf vergeten is,
Jezus van Nazaret
die zolang hij leefde en zover hij reiken kon
met eigen hand
de aarde heeft ingericht op samenzijn
En die gekomen tot
zijn uur van nu of nooit,
het brood begon te breken
om van zichzelf en ieder mens
te spreken: gebroken en gedeeld
zo zul je deel van leven zijn!

En die daarna de beker hief
op een toekomst die toch niet
eeuwig uit kan blijven
op een leven dat het meest kwetsbare
in mensen en de meest gekwetste mensen
toe-komt
Mijn bloed, als wijn vergoten,
om ooit te komen tot
een wereld met zijn allen.

die gestrooid is in de akker
als het kleinste van de zaden,
die daar wacht een lange winter
in de stilte van de dood,
die als graan geoogst zal worden
die als brood gedeeld wil worden
om in mensen mens te worden

die, verborgen in zijn God,
onze vrede is geworden,
onze ziel tot rust gekomen,
die ons groet van uit zijn verte
die ons aankijkt van dichtbij
als een kind, een vriend, een ander

hem gedenk ik hier, hem noem ik
en beveel hem bij je aan
als je levende geliefde
als de mens die naast je is.

(Huub Oosterhuis)

 

Onze Vader

Vredeswens

Mogen we ons bemind en geborgen weten door de Ene, onze schepper die ons in het leven geroepen heeft. Die onze naam geschreven heeft in de palm van zijn hand. Moge die warme open hand ons dragen in de ontmoeting met de ander, met wat vreemd is en met wat beangstigt.

Zodat we ondanks alles toch vrede vinden.

Communie

Slotoverweging

Mogen we in onze contacten met anderen onszelf en de ander recht doen.  Met respect voor eenieders geschiedenis en hoogstpersoonlijk verhaal, dat van mij en dat van de ander. Mogen we in de ontmoeting samen een weg vinden die onrecht en conflicten niet onbenoemd laat of toedekt maar zoekt naar een toekomst die binnen een nieuw te scheppen verband, leven geeft. Daarvoor bidden wij nu, met het lied voor Europa.

Lied voor Europa

Zijn wij een oud en dicht kasteel
met opgeschoven muren
een afgesloten werelddeel
geen oog meer voor de buren?

Of gaan wij richting open stad
met ruime toegangswegen
voor alwie nergens leven had
en komen zij gelegen?

Bewaken wij het eigen erf
met oude argusogen
bestrijken wij met eenheidsverf
ons groeiend onvermogen?

Of breken wij daar nu doorheen
en zien wij onder ogen
dat wij niet staan voor ons alleen
niet zonder mededogen?

Wij bidden voor dit avondland
om geest en licht voor morgen
dat ons Europa niet verzandt
in louter eigen zorgen.
(J. van Opbergen)

 

Foto G.Vanhercke (beeld van Juan Munoz)

Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons Youtube-kanaal ( https://www.youtube.com/channel/UCBCXMCRb0cNw8Dd3tMc9elQ)
*
Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.