Viering van donderdag 9 mei 2013
Vandaag de 40ste dag na Pasen. Het feest van Hemelvaart. Zoals we vanaf aswoensdag 40 dagen naar Pasen toeleven, zo krijgen we na Pasen 40 dagen de tijd om de betekenis van Jezus’ leven vanuit het geloof in opstanding, te leren zien. De liturgie neemt haar tijd om de verrijzenisthematiek langzaam en vanuit verschillende invalshoeken open te vouwen. Hemelvaart verhaalt een aspect van het Paasgebeuren.
Een feest als Hemelvaart legt eigen accenten op een gebeuren dat zich eigenlijk aan de geschiedenis onttrekt. Maar dat -we kunnen niet anders- tijdruimtelijk, alsof het een historisch feit was, verteld wordt.
Veertig jaar duurde de tocht door de woestijn, Mozes bleef veertig dagen op de berg Sinaï, Elia stapte veertig dagen en nachten in de woestijn vooraleer aan te komen op de berg, Jezus verbleef veertig dagen in de woestijn eer hij in het openbaar begon op te treden.
Veertig heeft te maken met beproeving, inkeer, voorbereiding, zuivering, tijd om te ontdekken waar het op aan komt. Het heeft te maken met de lange weg van onthechting om te komen tot Godsontmoeting en terzelfdertijd met het ontdekken van solidariteit als fundament van samen-leven. In de bijbelse verhalen horen beide onverbrekelijk samen.
Het Hemelvaart-verhaal wordt gesitueerd op de Olijfberg en is daarin ook een spiegelverhaal voor het verhaal waarmee de veertigdagentijd voor Pasen begon. Het verhaal van de bekoringen in de woestijn. Na veertig dagen en nachten vasten krijgt Jezus honger en komt de duivel om hem op de proef te stellen. Bij de derde beproeving neemt de duivel Jezus mee naar een hoge berg en biedt hem alle koninkrijken van de wereld aan met hun pracht. Jezus wijst de duivel af met de woorden: de Heer uw God zult u aanbidden en Hem alleen dienen.
Er is de hoge berg waarop de duivel de verleiding om te heersen en macht uit te oefenen, aanbiedt. Er is de berg waarop de leerlingen afscheid nemen van Jezus. Bij het begin van zijn optreden staat Jezus oog in oog met de duivel, met de verleidingen die elk menselijke project inhoudt, hoe mooi en goed het ook moge zijn.
Op het einde is de duivel niet meer te bespeuren en mag Jezus, ook al lijkt zijn hele onderneming op een mislukking uitgedraaid te zijn, opgenomen worden bij God.
Allemaal beelden, plastische voorstellingen en zelfs dialogen om iets van het onzegbare uit te drukken. De bijzondere ervaring dat God toekomst geeft aan wat verloren leek.
Lezing: Handelingen 1, 1-15
In mijn eerste boek, Theofilus, heb ik de daden en het onderricht van Jezus beschreven, [2] vanaf het begin tot aan de dag waarop hij in de hemel werd opgenomen, nadat hij de apostelen die hij door de heilige Geest had uitgekozen, had gezegd wat hun opdracht was. [3] Na zijn lijden en dood heeft hij hun herhaaldelijk bewezen dat hij leefde; gedurende veertig dagen is hij in hun midden verschenen en sprak hij met hen over het koninkrijk van God.
[4] Toen hij eens bij hen was, droeg hij hun op: ‘Ga niet weg uit Jeruzalem, maar blijf daar wachten tot de belofte van de Vader, waarover jullie van mij hebben gehoord, in vervulling zal gaan. [5] Johannes doopte met water, maar binnenkort worden jullie gedoopt met de heilige Geest.’ [6] Zij die bijeengekomen waren, vroegen hem: ‘Heer, gaat u dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen?’ [7] Hij antwoordde: ‘Het is niet jullie zaak om te weten wat de Vader in zijn macht heeft vastgesteld over de tijd en het ogenblik waarop deze gebeurtenissen zullen plaatsvinden. [8] Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.’
[9] Toen hij dit gezegd had, werd hij voor hun ogen omhooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze hem niet meer zagen. [10] Terwijl hij zo van hen wegging en zij nog steeds naar de hemel staarden, stonden er opeens twee mannen in witte gewaden bij hen. [11] Ze zeiden: ‘Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken? Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie hem naar de hemel hebben zien gaan.’
[12] Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Deze berg ligt vlak bij de stad, op een sabbatsreis afstand. [13] Toen ze in de stad waren aangekomen, gingen ze naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de IJveraar en Judas, de zoon van Jakobus. [14] Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers.
Ik heb dit persoonlijk altijd al een bijzonder interessant verhaal gevonden. Interessant omdat het in een paar verzen heel veel verschillende, soms contrasterende dingen oproept, al naargelang de insteek die je neemt om het verhaal te beluisteren. Interessant omdat het voor mij eigenlijk een complete geloofsbelijdenis is in verhaalvorm. Interessant omdat er, ondanks de voor de meesten onder ons nogal vreemde beelden, gebeurtenissen en taal, omdat er toch veel herkenbaars in zit.
Het gaat eerst en vooral om overgang, om ingrijpende veranderingen, om beweging. Er staat dat de leerlingen met Jezus in gesprek zijn over het koninkrijk van God. Zij hebben Jezus’ boodschap blijkbaar nog niet begrepen en zijn nog steeds in de twijfelende overtuiging dat Jezus op de één of andere manier de politieke macht in Jeruzalem nog zal omverwerpen. Jezus heeft hen gesproken over vrijheid en bevrijding en ze nemen dit letterlijk: wanneer gaat het nu eindelijk gebeuren? Het is een subtiele verwijzing van de auteur naar één van de beproevingen van Jezus in de woestijn, waar hem ook de wereldlijke macht over de koninkrijken op aarde wordt voorgehouden.
Jezus, naar goede gewoonte, antwoordt niet op de vraag, maar belooft hen de kracht om van hem te getuigen. Famous last words. Zijn laatste woorden. Hij stijgt heteluchtballonsgewijs op voor hun ogen tot een wolk hen het zicht definitief ontneemt. Dat is de eerste, letterlijke, overgang: Jezus is definitief weg.
Maar nog hebben ze het niet helemaal begrepen: ze staan nog naar de hemel te staren. Verbouwereerd? Verdrietig? Aan de grond genageld? We weten het niet. In alle geval krijgen ze een tweede aanmaning: “Galileeërs, wat staan jullie toch naar boven te kijken?” Als was het om te zeggen: allé hup, wakker worden, opstaan, jullie kijken in de verkeerde richting, het gaat niet van boven komen, uit die richting is niet direct iets te verwachten. Dat is een tweede overgang: we gaan weg van de idee van een God die het voor ons zal regelen, één die letterlijk en rechtstreeks ingrijpt in de geschiedenis, naar een compleet ander godsbeeld: we zijn zelf geroepen om de missie van Jezus verder te zetten. Niemand anders zal het voor ons doen en als wij het niet doen, zal het niet gebeuren. Wij moeten zelf Christus zijn in deze wereld. Wij zijn zijn handen, stem, voeten, hart, ogen en oren, of zoals Jezus het bevestigend uitdrukt: “Jullie zullen van mij getuigen”. Er lijkt niet echt een andere keuze mogelijk, er wordt er in alle geval geen vooropgesteld. Opnieuw zendt Jezus zijn leerlingen. Daardoor wordt het verleden, namelijk wat Jezus gedaan en gezegd heeft, iets dat afgesloten zou zijn met diens dood en weggaan, daardoor wordt dat verleden opnieuw omgebogen in toekomst, gaat het verder leven, en wordt dood opnieuw tenietgedaan. “Galileeërs, wat staan jullie toch naar boven ter staren” zegt juist dit: het is niet afgelopen, het begint nog maar, op voorwaarde dat jullie in de juiste richting leren kijken.
Dat klinkt allemaal heel actief, maar het verhaal leert ons dat leven, nieuw leven, niet daartoe kan herleid of gereduceerd worden. Het hangt niet louter van onszelf af. Daarin toont het verhaal ons twee sporen die elkaar versterken.
Het eerste is dat van de dubbele belofte dat de Geest over ons zal komen. Die zal ons kracht geven om te volharden in de taak. Het is niet anders dan de bevestiging van de Bijbelse belofte van JHWH uit het eerste testament, de belofte van het verbond: “Ik zal er zijn”. Maar ook hier eindigt het niet: zoals God ons met de belofte van de Geest toont dat we er niet alleen voor staan, zo moeten ook wij die belofte aan elkaar doorgeven. De belofte van God in de Bijbel vraagt ons niet om te gaan zitten en passief af te wachten tot ze op magische wijze realiteit wordt. God spreekt tot Abraham over een leven in volheid dat hem geschonken wordt. Maar God zegt eerst tot hem: “Trek weg uit uw land en ouderlijk huis naar het land dat Ik u zal aanwijzen.” Om deel te krijgen aan Gods belofte, wordt Abraham geroepen om van zijn leven een pelgrimstocht te maken en opnieuw te beginnen. Dat alleen geeft die belofte lichaam, maakt ze tastbaar en werkelijk in deze wereld.
Een tweede spoor is te vinden in de uitspraak van één van engelen: “Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal terugkomen”. En hoewel die frase wellicht vooral moet gelezen worden in het licht van de geldende overtuiging in de eerste eeuw dat de eindtijd nabij was, wil ik dit interpreteren als: “Het rijk van God komt, twijfel maar niet”. Is dat dan iets anders dan wat we “hoop” kunnen noemen?
Hoop richt zich per definitie op de toekomst. Ook al worden wij geconfronteerd met een wereld die ver afstaat van rechtvaardigheid, vrede, solidariteit en barmhartigheid, zo’n situatie kan, mag voor gelovige mensen niet definitief zijn. Hoop veronderstelt dat je toekomstmogelijkheden kan en wil blijven zien, dat je wil geloven dat de dingen anders kunnen en dat het goede niet, nooit ten onder gaat. Het is dus verre van een vrome belofte voor de toekomst, het is ver van een leven in de wolken of een droom van een betere wereld. Het is niet slechts een projectie van wat we willen zijn of doen. Neen, ze helpt ons om het zaad van een nieuwe wereld al in het heden aanwezig te zien, ze helpt ons om in de diepten van het heden een Leven te ontdekken dat verder stroomt en dat door niets kan worden tegengehouden. Het betekent ook: dit Leven aannemen met een ‘ja’ van heel ons wezen. Als we ons overgeven aan dit Leven, worden we hier en nu, te midden van de onzekerheden van ons leven in de maatschappij, ertoe gebracht tekens van een andere toekomst te zien en te laten zien. Dit is het zaad van een nieuwe wereld, van een nieuwe aarde, dat vrucht zal dragen als het moment gekomen is.
Er staat niet in welke gemoedsgesteldheid de leerlingen waren toen ze terugkeerden naar de bovenzaal. Ik kan het me wel proberen inbeelden. Waarom geloven we, geloof jij, geloof ik? Misschien omdat ieder van ons één of een paar ervaringen in zijn of haar leven gehad heeft waarop iets aan je gebeurde, ingrijpend, niet in woorden te beschrijven of te vatten. Wellicht weten we zelfs nog hoe en wanneer. Eén moment soms maar. Ik vermoed dat dit verhaal ook zo’n moment voor die leerlingen beschrijft. Iets waardoor ze zelf zijn gaan stralen, iets dat hen zo aangegrepen heeft dat ze er niet konden van zwijgen, dat ze niet anders konden dan het van de daken te schreeuwen, soms met gevaar voor lijfsbehoud. Iets heeft hen sterk gemaakt, immuun voor de angst voor dood en zelfverlies, omdat ze weet hadden van fundamenten, van een bedding ruimer dan het leven, van leven voorbij de dood.
In die zin begrijp ik ook het lied dat we nu gaan zingen. De tekst is een hertaling van een stukje uit de eerste Tessalonicenzenbrief.
Ik lees de liedtekst eerst eens even voor:
Dat wij niet slapen, daglichtbewoners
dat wij ons houden, nuchter van liefde.
Reik ons uw beker, water dat dorstig maakt,
woorden die horen doen. Reik ons uw hand.
Kome wat komt. Maar laat het om Jou zijn
dat wij het uithouden en niet om niemand
dat wij de beker drinken tot de bodem
dat wij dit leven leven tot de dood.
Gebed
Blijf ons roepen
opdat wij de ondoorgrondelijke wegen van godzoeker durven gaan
in weerwil van de vele levensomstandigheden
die ons de zorgvuldig opgebouwde zekerheden uit handen slaan
totdat wij staan zonder zicht
voor u, in u.
Raak ons met de hartstocht van uw mens Jezus
tochtgenoot en voorganger in de zoektocht naar waardig leven
voor eenieder en daarom op zoek naar wat verloren dreigt te gaan:
gekwetste mensen, kwetsbaar leven,
samenleven in het bedreigde samenspel van mens en omgeving.
Maak ons tot mensen van uw belofte,
trouw aan de toekomst.
Die doorheen de rampspoed en de vele noden van onze wereld
hoop blijven koesteren en vindingrijk worden in solidaire liefde.
Breng ons telkens weer samen
om ons af te stemmen op uw stem
en ons richting te laten aanwijzen
schenk ons elkaar om uw getuigen te worden.
Inleiding tafelgebed
Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken. We moeten het ons ook af en toe nog eens laten zeggen. En hoe kan dat beter dan met beelden die wijzen, verhalen die verwijzen, die onze verbeelding sterken.
Ze werpen een nieuw licht, ze onthullen wat verborgen is door het duister van onverschilligheid, verstarring en verlamming, verborgen door de verblinding van geweld en bezit en status.
We willen het simpele beeld dat Jezus van Nazareth ons gaf, in gedachten brengen. Hij die alleen maar wat brood en wat wijn nam en het uitdeelde en daarmee zei: dit is het allemaal, hierin zit de waarheid over mijn en jullie bestaan.
Die zei: “Als je zoals ik nu, samen met elkaar aan tafel gaat, kijk dan voorbij het verleden en voorbij de maatschappelijke status, maar raak de mensen aan met een buitengewone aandacht en liefde. Daardoor maak je de bron van goed doen in elke mens vrij. Telkens wanneer dit gebeurt, wordt een nieuwe, hoopvolle toekomst mogelijk. Telkens wanneer je je eigen zoeken naar geluk kan laten doorkruisen door het beeld, het gelaat van de vreemde, kwetsbare en weerloze andere, wordt nieuw leven mogelijk.
Een simpel beeld, wat brood en wijn, een gebaar dat we week na week herhalen om niet te vergeten, om onze verbeelding steeds nieuwe kracht te geven.
We doen dat niet alleen, maar in verbondenheid met allen die hetzelfde gebaar gebruiken overal ter wereld en in verbondenheid met hen die ons hierin voorgingen, onze lieve doden.
Wij verbeelden aan elkaar
de levenswijze van Jezus en van zo velen met hem.
Wij delen het brood en doen de beker rondgaan in de kring.
Wij kiezen voor de enige manier van leven die toekomst heeft:
Breken en delen.
Onze weg door de dood.
Want dat was het enige tastbare dat hij ons achterliet.
Een gebaar.
Een gebeuren waarin Hij wat brood dat van de maaltijd overbleef
in zijn handen nam,
het brak en uitdeelde met de woorden:
Neem en eet dit ben Ik, gegeven voor u.
En daarna liet Hij ook een beker met wijn rondgaan en zei:
Drink hiervan en laat je verbinden met allen die bereid zijn
opstandig te leven tegen elke vorm van onrecht
en bloedvergieten.
Zo doen wij dan tot zijn gedachtenis,
Totdat hij komt in deze wereld
En ons een nieuwe naam zal geven.
Onze Vader
Vredeswens
Zending
Uit 1 Tessalonicenzen 5
5 U bent allemaal kinderen van het licht, kinderen van de dag. Wij behoren niet aan nacht en duisternis.
6 Laten wij dan ook niet slapen,…
8 Laten wij die behoren aan de dag, nuchter zijn …
11 Blijf daarom elkaar bemoedigen en steunen, zoals u trouwens al doet…
12 Bewaar de vrede onder elkaar.
14 Wij roepen u op broeders en zusters,
vermaant de leeglopers,
vertroost de kleinmoedigen,
ondersteunt de zwakken,
hebt geduld met allen.
15 Ziet toe dat niemand kwaad met kwaad vergeldt aan iemand;
nee, jaagt altijd het goede na voor elkaar en voor allen.
16 Verheugt u altijd
17 bidt zonder ophouden,
18 zegt dank in alles, – …
23 …, de God van de vrede, moge u heiligen, geheel en al…
24 Hij die u roept is getrouw…