Dominicus Gent
Meditatieviering van zondag 11 oktober 2015
HANDEN VAN MENSEN
Inleiding op deze en komende meditatievieringen
Er mocht wel eens meer stilte zijn in onze vieringen. Meer tijd voor gebed. Het is een verlangen dat we af en toe te horen krijgen. Vandaag laten we de stilte toe. We doen dat in drie meditatievieringen, verspreid over de komende weken.
Enkele jaren geleden toonden we met het Machariusproject de film “Into Great silence” in de refter van de Sint-Baafsabdij. Het is een film over het stiltebeleven van de Kartuizers in la Grande Chartreuse. Het bijzondere is dat er bijna geen woord wordt gesproken in de 169 minuten lang durende film. De enige muziek zijn de gezangen van de biddende monniken. Het gekuch, het knetteren van het vuur, het kreunen van het gebouw. Stilte is soms moeilijk te dragen. Vandaag onderzoeken we hoe we zelf gedragen kunnen worden door stilte. De stilte zal niet ondragelijk zijn en het duurt geen 169 minuten.
We bieden hulp via beelden en poëzie. Geprojecteerd en op meditatiekaartjes. Vandaag zijn het beelden over handen. Handen die koesteren, dragen, rusten, bidden, zegenen, dansen. Ik zie de paternoster door de handen van mijn oude grootmoeder reizen. Mijn kinderhanden in de hare. Zulke beelden blijven hangen. Ze zeggen soms meer dan duizend woorden. Vandaag willen we gedragen worden door die beelden. Ook zullen we gedragen worden door het samen zingen. En dan zijn er nog de geluiden van de wereld die doordringen in deze ruimte. Het geraas van de auto’s. Een ziekenwagen die uitrijdt. Het onwennig schuiven op onze stoel. Het kuchen en snuiven. Deze geluiden, ze horen bij het bidden. Ze zijn er. Ze drukken onze verbondenheid uit met de wereld en met elkaar. Laat het op je afkomen.
Voor de zevende dag
Wek mijn zachtheid weer,
geef mij terug de ogen van een kind,
dat ik zie wat is
en mij toevertrouw
en het licht niet haat.
Schrifttekst: Marcus 5, 21-43
Toen Jezus weer met de boot naar de overkant gegaan was, verzamelde zich een grote menigte bij Hem. Dat was aan het meer. Daar kwam Jaïrus aan, een van de synagogebestuurders. Toen hij Jezus zag, wierp hij zich aan zijn voeten en smeekte Hem dringend: ‘Mijn dochtertje is doodziek. Kom mee en leg haar de handen op, zodat ze gered wordt en in leven blijft.’ Hij ging met hem mee. Een grote menigte volgde Hem, en ze drongen tegen Hem op.
Er was een vrouw bij die al twaalf jaar aan vloeiingen leed. Ze had veel te lijden gehad van allerlei dokters en alles uitgegeven wat ze had, en er geen baat bij gevonden; ze was er eerder op achteruitgegaan. Omdat ze over Jezus gehoord had, kwam ze door de menigte naar Hem toe en raakte van achteren zijn kleren aan. ‘Want’, dacht ze, ‘als ik zijn kleren maar aanraak, zal ik gered worden.’ Meteen droogde de bron van haar bloed op, en ze voelde aan haar lichaam dat ze van haar kwaal was genezen. Maar Jezus, die zelf meteen voelde dat er een kracht van Hem was uitgegaan, draaide zich in de menigte om en zei: ‘Wie heeft mijn kleren aangeraakt?’ Zijn leerlingen zeiden tegen Hem: ‘U ziet hoe de menigte tegen U opdringt, en U zegt: “Wie heeft Mij aangeraakt?” ’Maar Hij keek rond om de vrouw te zien die dat gedaan had. De vrouw werd bang en begon te beven, omdat ze wist wat er met haar gebeurd was. Ze kwam naar voren, wierp zich voor zijn voeten en vertelde Hem de hele waarheid. Maar Hij zei haar: ‘Mijn dochter, uw vertrouwen is uw redding; ga in vrede, en blijf van uw kwaal verlost.’
Hij was nog niet uitgesproken of daar kwamen mensen uit het huis van de synagogebestuurder om hem te zeggen: ‘Uw dochter is gestorven. Wat valt u de meester nog lastig?’ Maar Jezus, die opving wat er gezegd werd, zei tegen de synagogebestuurder: ‘Wees niet bang, heb maar vertrouwen.’ Hij liet niemand met zich meegaan, behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus. Ze kwamen bij het huis van de synagogebestuurder, en Hij zag de drukte van huilende en rouwende mensen. Hij ging naar binnen en zei: ‘Waarom die drukte en die tranen? Het kind is niet gestorven, het slaapt.’ Ze lachten Hem uit. Maar Hij stuurde ze allemaal naar buiten, nam de vader en moeder van het kind en zijn metgezellen mee, en ze gingen het vertrek binnen waar het kind lag. Hij pakte het kind bij de hand en zei haar: ‘Talita koem.’ In vertaling betekent dat: Meisje, Ik zeg je, sta op. Meteen stond het meisje op en liep rond. Ze was twaalf jaar. Ze raakten buiten zichzelf van opwinding. Hij beval hun met nadruk dat niemand dit te weten zou komen, en Hij vroeg hun om haar eten te geven.
Stille meditatie
Elke dag; elk uur zijn handen bezig deze wereld vorm te geven, op te bouwen, te verzorgen en weer los te laten.
Andere handen willen hem kapot, deze wereld, maar steeds zijn er nieuwe handen die toch weer vorm geven, weer opbouwen, weer verzorgen en uiteindelijk, vaak met veel liefde, ook willen loslaten…
Handen zijn, zoals Rodin ooit zijn beeld noemde, een kathedraal. Voeg ze tesamen, laat ze samenwerken, en de wereld wordt een heilige plaats: een plek van beschutting, een plek van schoonheid.
Handen die onderstoppen of te drinken geven, handen die piano spelen.
Handen die schrijven, handen die opereren.
Het zijn onze handen, van elk van ons onze kleine kathedraal…
(la cathedrale – Rodin)
Ooit waren het handen die ons optilden uit de moederschoot en ons het leven lieten zien en zeiden, op hun manier: besta! Besta, mensenkind, we willen dat je het leven verder draagt in groeien en bloeien en delen.
Die eerste belofte van zegen, die hebben handen bewaard. Daarom vroegen de mensen die Jezus absoluut wilden zien, of hij hen de handen wou opleggen, hen wilde aanraken. En hij deed dat, zijn handen opleggen en hen zegenen, voorzichtig hun pijnlijke ogen of oren aanraken, kinderen omhelzen die eerst waren weggezonden. Zijn handen waren een letterlijk te voelen belofte.
Diezelfde vraag stelt Jezus ook voor zichzelf, als hij voor het eerst aan zijn vrienden verschijnt en ongeloof en vrees hen bevangen: kijk naar mijn handen en voeten, ik ben het zelf, raak mij aan, kijk goed…
“Het gaat over de zogenaamde dwazen en de naïeven
die in alle deemoed de ander voor laten gaan.
“Après vous” zegt Levinas.
Het adjectief ‘klein’ in ‘de kleine goedheid’ is betekenisvol
en wijst op het concrete en op het bescheiden karakter van deze goedheid.
Het gaat over een goedheid die zich in heel concrete omstandigheden
van de ene mens tegenover de andere voltrekt, zonder te wachten op een organisatorische structuur die oplossingen zou brengen.
De kleine goedheid heeft niet de pretentie een totale goedheid te zijn
en zo’n structuur te vervangen.
Ze wil niet alles oplossen, maar enkel één heel concrete act van goedheid stellen ten opzichte van één welbepaalde nood van één welbepaalde ander.
De kleine goedheid is de goedheid van de nederige mens die in het besef van zijn eindigheid zijn hoogmoed achter zich heeft gelaten en die eenvoudig hulp biedt.”
Dirk De Wachter, Klara – Berg en Dal – 16 oktober 2011
Rembrandt: De verloren zoon
Oude handen
Als ik oud ben wil ik oude handen
die, als op de reliëfkaart
van een basisschool
hun gebergte, hun rivieren
durven tonen. – Verre landen
waar ik in kan wonen.
Ervaren aderen,
vingers met verhalen.
Handen
die ergens waren;
op schouders, om een hart,
in andere handen.
Aan railings, zwaaiend.
aaiend langs de wanden
van een huis ver van hun huis.
Handen wil ik
vol geschiedenis
en aardrijkskunde.
Reizigers, na vele avonturen
veilig thuis.
Edward van de Vendel
Russell Lee: oude vrouwenhanden uit de expo The Family of Man, titel van de foto: ‘Blessed thee in all the work of thy hand which thou doest’ (Deutoronomium)
Evocatief moment
– pianospel
– lied: Gezegend die de wereld schept…
– video: IN MEMORIAM, choreografie van Sidi Larbi Cherkaoui, Corsicaanse polyfonie
Inbreng
We wilden in deze biddende viering toch ruimte maken voor uw inbreng: dat u even kort kunt delen waar handen u zegenend geraakt hebben in uw leven, of dat u een gebed kunt formuleren voor wie reddende handen nodig heeft…
Tafeldienst
Handen die de stoelen klaarzetten. Het aanschuiven voor we aan tafel gaan. Handen die het brood breken. Handen die aanreiken en doorgeven. Even raken handen elkaar. Gegeven brood gedeeld in stilte. Het geluid van de beker die gevuld wordt. De feestbeker geheven door handen die straks geboeid worden, gekruisigd. Laten we aan tafel gaan en brengen we de vruchten van de arbeid van onze handen aan. Brood en wijn gedragen door handen…
En ook een kaarsje voor solidaire handen wereldwijd. Kaarsjes voor zij die ons gedragen hebben, die wij nog dragen over de dood heen. We steken ze aan.
We zingen het tafelgebed: Als wij weer het brood gaan breken…
Onze Vader
Vredeswens
Vrede en alle goeds. We drukken het uit met een kus en een handdruk. Samengebalde vrede in handen die elkaar ontmoeten. Een schouderklop, een omhelzing.
Slotmeditatie
Naar Psalm 127
In zonen en dochters
werken de armen
van vaders en moeders.
Het huis is gebouwd
door handen die
er niet meer zijn.
Zovelen dragen we mee
in onze rug, in onze stem,
zovelen dromen in ons.
Zo oud is de blik van mensen.
Elk kind leert stappen
waar anderen gingen
en loopt nog verder
en elk woord heeft leren zingen
van duizenden stemmen die zwijgen
en luisteren, hoe lang al,
naar die ene stem.
(Guido Vanhercke)
Slotlied: Zegening
Zegene we elkaar in de hoede van de Eeuwige
Zegene ons de grote Naam:
met vrede gegroet
en gezegend met licht!