GOEDE VRIJDAG 2024

Dominicus Gent

Goede Vrijdag

29 maart 2024
 

Goede avond en welkom aan iedereen die deze avond met ons, op een of andere manier, tijd wil maken om even stil te staan. Stil te staan bij het lijden en de dood van Jezus van Nazareth, maar ook bij het lijden en sterven van zoveel onschuldige mensen hier en nu. Op de stoelen vind je een foto die dit visueel wat zichtbaarder maakt.

Pijn en lijden zijn zwaar om dragen, en als mensen je dan nabij zijn, kan dit helpen, je bent dan niet alleen.

Als teken van onze nabijheid en die van de Ene steken we het kleine kaarsje van de verbondenheid aan.
 

Dit ene weten wij en aan dit één houden wij ons vast
in de duistere uren.
Er is een woord dat eeuwiglijk zal duren
en wie ‘t verstaat, die is niet meer alleen.

 

Het lijdensverhaal (1)

De hogepriesters en de schrift-geleerden zochten op welke manier zij Jezus door een list zouden kunnen grijpen en Hem ter dood brengen.

Toen de avond gevallen was, kwam Jezus met de twaalf in de bovenzaal voor het paasmaal. Terwijl zij aan tafel aanlagen en de maaltijd aan de gang was, zei Jezus: “Voorwaar, Ik, zeg u: een van u zal Mij overleveren, één die met Mij eet.”
Droefheid maakte zich van hen meester en de een na de ander begon Hem te vragen: “Ik ben het toch niet?” Hij antwoordde hun: “Een van de twaalf, die met Mij in deze schotel doopt.”

Onder de maaltijd nam Jezus brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het hun met de woorden: “Neemt, dit is mijn Lichaam.” Daarna nam Hij de beker en na het spreken van het dankgebed reikte Hij hun die en zij dronken allen daaruit. En Hij sprak tot hen: “Dit is mijn Bloed van het Verbond, dat vergoten wordt voor velen.”
Nadat zij de lofzang gezongen hadden, gingen zij naar de Olijfberg.

Zij kwamen nu aan een landgoed dat Getsémane heette. Daar zei Hij tot zijn leerlingen: “Blijft hier zitten, terwijl Ik bid.” Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en begon zich ontsteld en angstig te voelen. Hij sprak tot hen: “Ik ben bedroefd tot stervens toe. Blijf hier en waakt”
Nadat Hij een beetje verder was gegaan, wierp Hij zich ter aarde en bad dat dit uur, als het mogelijk was, aan Hem mocht voorbijgaan. “Abba, Vader,” zo bad Hij, “Voor U is alles mogelijk; laat deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt.”

Toen ging Hij terug en vond hen in slaap; en Hij sprak tot Petrus: “Simon, slaapt ge? Ging het dan uw krachten te boven een uur te waken? Waakt en bidt, dat gij niet op de bekoring ingaat. De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.” Opnieuw verwijderde Hij zich en bad met dezelfde woorden. En teruggekomen vond Hij hen weer in slaap, want hun oogleden waren zwaar; ze wisten niet, wat ze hem moesten antwoorden. Toen Hij voor de derde maal terugkwam, sprak Hij tot hen: “Slaapt dan maar door en rust uit. Het is zover, het uur is gekomen; zie de Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen van de zondaars. Sta op, laten we gaan; mijn verrader is nabij.”
Hij was nog niet uitgesproken, of daar kwam Judas, een van de twaalf, vergezeld van een bende met zwaarden en knuppels, gestuurd door de hogepriesters, schrift-geleerden en oudsten. Zijn verrader had een teken met hen afgesproken door te zeggen: “Die ik zal kussen, Hij is het; grijp Hem vast en voer Hem onder strenge bewaking weg.” Hij ging recht op Jezus af en zei: “Rabbi!” En hij kuste Hem. Zij grepen Hem en maakten zich van Hem meester.

Daarna richtte Jezus zich tot hen met de woorden: “Als tegen een rover zijt ge uitgetrokken met zwaarden en knuppels om Mij gevangen te nemen. Dagelijks gaf Ik onderricht bij u in de tempel en toch hebt ge Mij niet gegrepen. Maar zo moesten de Schriften in vervulling gaan.” Toen lieten allen Hem in de steek en namen de vlucht. Toch ging een jongen, die een linnen doek om het blote lichaam had geslagen, Hem achterna. Ze grepen hem, maar hij liet zijn kleed in de steek en vluchtte naakt weg.

 

Muziek

 

 

Het lijdensverhaal (2)

Men bracht Jezus naar de hogepriester, waar alle hogepriesters, oudsten en schrift-geleerden bijeenkwamen.
De hogepriesters en het hele Sanhedrin zochten naar een getuigenis tegen Jezus om Hem ter dood te kunnen brengen, maar zij vonden er geen. Wel brachten velen valse getuigenissen tegen Hem in, maar hun getuigenissen stemden niet overeen. Toen traden enkele valse getuigen tegen Hem op die verklaarden: “Wij hebben Hem horen zeggen: Ik zal deze door mensenhanden gemaakte tempel afbreken en in drie dagen een andere opbouwen die niet door mensenhanden is gemaakt.” Maar ook daarover was hun getuigenis niet eensluidend.

Toen stond de hogepriester in hun midden op en vroeg aan Jezus: “Geeft Gij in het geheel geen antwoord? Wat getuigen deze mensen tegen U?” Maar Jezus bleef zwijgen en gaf volstrekt geen antwoord. Daarop stelde de hogepriester Hem nog een vraag: “Zijt Gij de Christus, de Zoon van de Gezegende?” Jezus antwoordde: “Ja, dat ben Ik; en gij zult de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van de Macht en komen met de wolken van de hemel.” Toen scheurde de hogepriester zijn gewaad en riep uit: “Waartoe hebben wij nog getuigen nodig? Ge hebt de godslastering gehoord. Wat dunkt u?” Allen spraken het vonnis uit, dat Hij de dood verdiende.
En sommigen begonnen Hem te bespuwen, en Zijn aangezicht te bedekken, en met vuisten te slaan, en tot Hem te zeggen: Wees nu een profeet! En de knechten gaven Hem kinnebakslagen.

In de vroege morgen kwamen de hogepriesters met de oudsten en schrift-geleerden en heel het Sanhedrin tot een besluit. Zij boeiden Jezus, voerden Hem weg en leverden Hem uit aan Pilatus. Pilatus stelde Hem de vraag: “Zijt Gij de koning der Joden?” Hij antwoordde hem: “Gij zegt het.” Toen de hogepriesters vele beschuldigingen tegen Hem inbrachten, ondervroeg Pilatus Hem weer en zei: “Geeft Gij in het geheel geen antwoord? Ziet eens wat voor beschuldigingen ze tegen U inbrengen?” Maar Jezus gaf volstrekt geen antwoord meer, zodat Pilatus verbaasd was.

Nu was Pilatus gewoon bij elk feest een gevangene vrij te laten, degene om wie zij vroegen. Er zat juist een zekere Barabbas gevangen onder de oproermakers; zij hadden bij een oproer een moord begaan. Het volk kwam opzetten en begon te vragen, dat hij voor hen zou doen zoals altijd. Pilatus antwoordde daarop met de vraag: “Wilt ge dat ik de koning der Joden zal loslaten?” Hij zag wel in dat de hogepriesters Hem uit nijd overgeleverd hadden. Maar de hogepriesters hitsten het volk op te vragen, dat hij toch maar liever Barabbas moest loslaten. Nu nam Pilatus weer het woord en vroeg hun: “Wat moet ik dan doen met Hem, die gij de koning der Joden noemt?” Nu schreeuwden ze opnieuw: “Kruisig Hem!” Daarop vroeg Pilatus hun: “Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan?” Maar zij schreeuwden nog harder: “Kruisig Hem!” Omdat Pilatus het volk zijn zin wilde geven, liet hij Barabbas vrij, maar Jezus liet hij geselen en gaf Hem over om gekruisigd te worden.

 

Muziek

 

Het lijdensverhaal (3)

Nu brachten de soldaten Hem het paleis binnen, dat wil zeggen het pretorium, en riepen de hele afdeling bij elkaar. Zij hingen Hem een purperen kleed om, vlochten een doornenkroon en zetten Hem die op. En zij begonnen Hem te groeten, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden. Zij sloegen Hem met een rietstok op het hoofd, bespuwden Hem en brachten Hem hulde door op de knieën te vallen. Nadat zij de spot met Hem gedreven hadden, ontdeden zij Hem van het purperen kleed, trokken Hem zijn eigen kleren weer aan en voerden Hem weg om Hem te kruisigen. En zij dwongen een zekere Simon van Cyréne, die daar voorbijging, hij kwam van de akker, de vader van Alexander en Rufus, dat hij Zijn kruis droeg.
Zo brachten ze Hem naar de plaats Golgota, wat vertaald wordt met Schedelplaats. Daar boden ze Hem met mirre gekruide wijn aan, maar Hij weigerde. Nadat ze Hem gekruisigd hadden, verdeelden ze zijn kleren en dobbelden om wat ieder krijgen zou. Het was het derde uur, toen ze Hem kruisigden. Het opschrift met de reden van zijn veroordeling luidde: “De koning der Joden.”

Voorbijgangers hoonden Hem, terwijl ze het hoofd schudden en zeiden: “Ha, Gij daar, die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, kom van dat kruis af en red U zelf.” In diezelfde geest zeiden de hogepriesters en schriftgeleerden spottend onder elkaar: “Anderen heeft Hij gered, maar zichzelf kan Hij niet redden. Die Messias, die koning van Israël, laat Hem nu van het kruis afkomen; dan zullen we zien en geloven!” Zelfs die samen met Hem gekruisigd waren, beschimpten hem.

Vanaf het zesde uur viel er een duisternis over het hele land, tot aan het negende uur toe. En op het negende uur riep Jezus met luider stem: “Eloi, Eloi, lama sabaktani?” Dit is vertaald: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Enkele omstanders, die het hoorden, zeiden: “Hoor, Hij roept om Elia.” Een van hen ging een spons halen, drenkte die in zure wijn, stak hem op een rietstok en bood Hem te drinken, terwijl hij zei: “Laat me begaan! We willen eens zien of Elia Hem eraf komt halen.”

Jezus slaakte een luide kreet en gaf de geest.

Toen scheurde het voorhangsel van de tempel van boven tot onder in tweeën. De honderdman die tegenover Hem post had gevat en zag dat Hij onder zulke omstandigheden de geest had gegeven, riep uit: “Waarlijk, deze mens was een Zoon van God.”

Er stonden ook vrouwen op een afstand toe te kijken; onder hen bevonden zich Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus de kleine en van Joses, en Salome. Ze waren hem tijdens zijn leven gevolgd om voor Hem te zorgen; verder nog vele andere vrouwen die met Hem naar Jeruzalem gekomen waren.

Het was al avond geworden en het was Voorbereiding, dat wil zeggen de dag voor de sabbat. Jozef van Arimatea, een vooraanstaand lid van de Hoge Raad, die zelf ook in de verwachting van het Rijk Gods leefde, waagde het daarom naar Pilatus te gaan en te vragen om het lichaam van Jezus. Pilatus stond er verwonderd over dat Hij reeds dood zou zijn; hij liet dan ook de honderdman roepen en vroeg hem, of Hij al gestorven was. Nadat hij door de honderdman op de hoogte was gebracht, stond hij welwillend het lijk aan Jozef af. Deze kocht een lijnwaad, nam Hem af van het kruis en wikkelde Hem in het lijnwaad. Daarop legde hij Hem in een graf dat in de rots was uitgehouwen en rolde een steen voor de ingang ervan. En Maria Magdalena, en Maria de Moeder van Jozef, zagen waar hij gelegd werd.

 

Muziek: https://www.ultratop.be/nl/song/db73/Sarah-Brightman-&-Paul-Miles-Kingston-Pie-Jesu

 

Overweging : Het verhaal is nog niet uit…

Goede Vrijdag. Ik herinner me de namiddagdienst in de parochiekerk van mijn jeugd waarbij het decor, met spijkers, hamer en levensechte doornenkroon, het bloed spatte als het ware van het Kruis, mij is bijgebleven…

Later zou men de rauwheid van het Lijden van Christus heel bewust aanschouwelijk maken in films als ‘The Passion of the Christ’ van Mel Gibson uit 2004.

Heel anders was dan weer de schoonheid van het “Pie Jesu” uit het Requiem van Andrew Lloyd Webber dat Paul Miles-Kingston in de jaren-1980 als knaap zong. Het kan mij nog altijd diep ontroeren.
We beluisterden het net. De volstrekte tucht in de stem is van een danige schoonheid dat mijn hart telkens meetrilt.

In veel landen is Goede Vrijdag “groter” dan Pasen. Die devotie doet het tot op vandaag. Christenen laten zich, bijvoorbeeld op de Filipijnen, dan kruisigen. Wij gaan daar meestal wat rationeler mee om.

Misschien is het gevoel u ook niet onbekend om in dezer dagen even af te haken van het nieuws en de duiding? Het teveel aan gruwel uit de oorlogsgebieden snijdt de adem af en is terneerdrukkend.
Een mens zou voor minder moedeloos worden. Zelfs het Lijden van Jezus lijkt wel klein bier in vergelijking met het afzien van en het wetens en willens uitroeien van een hele bevolkingsgroep…

Wij kunnen het hoofd afwenden en ons afsluiten voor wereldleed. Wij wél. Het verdriet in de eigen omgeving is soms al zwaar genoeg om dragen. Niemand anders hoeft die rekening voor een ander te maken.

Zelfs een christen die een ‘mens van hoop’ zou moeten zijn, raakt nu in ademnood. Hoop koesteren en toekomst blijven zien, lukt niet altijd & overal. Ook Jezus twijfelde in zijn meest verlaten uren. Hij schreeuwde het uit.

Misschien zullen we dat ook doen, eerst twijfelen en daarna schreeuwen, als we later dit jaar de verkiezingsuitslagen voor lief zullen moeten nemen.
Weet u al op wie u zal stemmen? Op een winner of een verliezer?
Ik allicht op een verliezer.
En dat voelt niet fijn: de wetenschap om de komende jaren tot de partij van de verliezers te behoren. Als je wint heb je vrienden, staan ze voor je te juichen.
Dat ondervond Jezus toen hij op een ezelsveulen Jeruzalem binnenreed. Als je verliest, keert men zich van je af, word je bespot en beschimpt. Loser! Jezus kwam aan het kruishout terecht.

De koning die gekruisigd werd was wel een atypische koning: geen militair, niet belust op geografische expansie, geen man die de gehate bezetter verdrijven zou. Hij kwam met een messiaanse boodschap; de hele Hebreeuwse bijbel in een notendop: heb elkaar lief! Maar het licht scheen in de duisternis en de duisternis nam het niet aan; de tragiek van de lijdensweek.

Voor het volk dat een koning wenste die Israël zou bevrijden van de Romeinen, bleek Jezus niet radicaal genoeg, althans niet op de wijze die ze verhoopten; voor de elite was Jezus een bedreiging van hun gevestigde orde en de kwetsbare balans in hun relatie met de Romeinen.

En wij, wat heeft dit omgekeerde Exodusverhaal van deze week, dat begint met een intocht en eindigt met de dood als een slaaf, ons te zeggen? Als held lijkt Jezus ongeschikt. Een held sterft eerst nadat zijn glorieuze werk gedaan is. In geen enkel verhaal sterft de held voor zijn tijd. In dit verhaal wel.

En in ons verhaal? Hoeveel van onze voornemens, onze dromen en visioenen kunnen wij in een mensenleven realiseren? De meesten mogen blij zijn als ze de gegeven tijd een beetje gelukkig doorkomen.
Het zijn er maar weinig die in de geschiedenis van de mensheid het verschil maken, overeind blijven, met een hoofdletter worden geschreven. Ik niet. Ik zou het wel willen, verlang er soms zelfs naar, maar tot op heden is het niet de moeite van het bijschrijven op de pagina’s van de geschiedenisboeken waard. Lang niet. Zelfs als kiezer ben ik straks dus een loser. Misschien is dat wel de boodschap van de lijdensweek. Misschien is Jezus, gedacht als zoon van ‘Ik zal’, en daarmee God zelf ook, met zijn afgang wel afgedaald naar ons niveau van soms winnaars, vaak verliezers. Verliezers vooral, op een kwade of welkome dag, van het leven zelf. De dichter (Oosterhuis) schreef: ‘Hij is de mensen en hun dood geworden.’ Zou die ene, die anders dan andere, zo ver gaan? Met ons mee, de dood in?

Maar als je nu van dat verhaal van Jezus, dat de echo is van zoveel andere oudere en nieuwere verhalen, je leven hebt gemaakt? Als je je met ziel en zaligheid daaraan hebt overgegeven. Wat kun je dan met de dood aan een kruis? Wat moet je dan? Dat kan, dat mag niet waar zijn! Het is ook niet waar. Toen niet en nu niet.

Het verhaal is nog niet uit.
Fysieke opstand of niet, dat grote verhaal van God en zijn mensen blijft opstaan. Hier nu en op talloze plaatsen vandaag en gisteren en morgen. Begrepen, misverstaan, misvormd, gesublimeerd. Mensen die opstaan en liefde doen aan elkaar. De belofte blijft: vrede voor alle volkeren. Zijn heerschappij van zee tot zee en van de Rivier tot de grenzen van de aarde.

Laat muziek én poëzie ons alvast tot balsem op de wonden van vandaag zijn en laten we het Kruis dan maar samen vérder dragen. Als het moet, zelfs tegen beter weten in en in elk geval richting Pasen. Wie weet komt het goed…

 

Eenmaal ontbloeit uit deze bloedvlek
Op de steenrots
Een vleesgeworden roos,
Een groene tak
Waarop een vogel zingt
Met rode bek en rode borst.

Dit is het nieuw begin:
De stenen krijgen vleugels
En uit de wonde van de rots
Stort plots uit een morgenlijke bron,
Het zuiverste water,
Waarin een wereld die verloren ging
In gruis en duisternis
Voorgoed herboren wordt.
Want weer ontwaakt de vlam:
De roos is niet te doven.

Leven, liefde en licht;
Ik blijf in u geloven.
(Pieter Geert Buckinx)

 

Stilte

 

Overweging: De zwijgende aanwezigheid van de vrouwen als een ‘neen’…

Enkelen uit de gemeenschap waren bij Jezus’ kruisiging aanwezig: Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus de kleine en van Joses, en Salome. Verder nog vele andere vrouwen die met Hem naar Jeruzalem gekomen waren.
De leerlingen zijn al in grote angst weggevlucht. Was het voor hen te gevaarlijk om daar te zijn?
Maar er zijn vrouwen die bij hem waren tijdens zijn leven en die hem tot aan het kruis volgen. Dit is de geschiedenis die de bijbel schrijft. Zij lieten zich niet intimideren door de Romeinen die deze openbare executie als afschrikkingsmiddel gebruikten. Samen met andere volgelingen zorgen zij voor het levenloze lichaam van Jezus zodat aan zijn dode lichaam niet nog méér geweld wordt aangedaan.
De zwijgende aanwezigheid van deze vrouwen is een ‘neen’, een protest tegen deze kruisiging.
God, leer ons dit ‘neen’ tegen het lijden op te merken. Dit stille verzet tegen de machten van de dood hoort evenzeer bij deze lijdensgeschiedenis. Dit ‘neen’ klinkt in mannen en vrouwen die – weliswaar overrompeld door machteloosheid – ‘er toch zijn’, die er bij blijven. Zoals iemand belooft bij een stervende te blijven, en dat ook doet, machteloos, maar die toch blijft, tot op het einde.
En klinkt zo ook niet Jouw naam, God:? Jouw Naam die betekent: Ik ben er, ik zal er zijn? Een naam van een nabij-zijn, van een aanwezig-zijn. Als een licht in uren van duisternis.

 

Stilte

 

Lichtritueel

Laten wij samen onze machteloosheid uitdrukken, door een kaars te ontsteken, en die neer te leggen bij het kruis van al het lijden en het onrecht dat onze wereld verscheurt.

Laten ook wij ons ‘neen’ tonen, tegen de machten van het kwade.
Laten wij alle mannen en vrouwen gedenken, die een mens in nood nabij blijven. Dat dit verlangen en deze moed ook in ons moge groeien.

 

Gehoord in mensen

Zij die stom zijn, ver heen, koud, steen in steen,
zij die in doodswoestijn onvindbaar zijn:
wie weet hun naam, wat heeft met hen gedaan
die genoemd wordt Gij, onvoorstelbaar Gij
die’t verloren kind schreiend zoekt en vindt,
die het leven zelf uit de dood opdelft.

Hoe in duisternis dit bestaan ook is,
hoe zwart mijn verdriet, wanhoop wordt het niet,
omdat Gij God zijt die mijn leven leidt,
Gij volstaat voor mij, zijt mijn zekerheid.
Van uw aangezicht straalt mijn ogenlicht.
Komen zal de dag dat ik rusten mag.

Die rampzalig zijn zullen zalig zijn.
Die verworpen zijn , zullen in U zijn.
Die zich keerden van U, zij vinden U.
Onbeminden om niet bemind door U.
Lachen wordt gehoord als uw laatste woord
dit verscheurde heelal prachtig maken zal.

T. Huub Oosterhuis M; Genève