Godsbeelden (3)

Viering Dominicus Gent

Zondag 17 mei 2015

God doen…

Derde viering in een reeks over Godsbeelden

Welkom allemaal.
Opnieuw bijeen om in dankbaarheid en verwondering stil te staan bij onszelf, bij mekaar en bij deze boeiende en brandende wereld die de onze is. Een gave waar we niet om vroegen en een opgave die we aanvaarden en die we in vertrouwen en met volle verantwoordelijkheid proberen te volbrengen.

Dit is de derde viering in de reeks over godsbeelden. Beelden die bij ons opkomen als we het over God hebben, werkzame, dynamische beelden die ons uit onszelf tillen en ons oproepen om ten volle mens te worden.
Ook het licht is zo een beeld. ‘Licht in de wereld’ zeggen we van Jezus.

Laten we als symbool daarvan de paaskaars aansteken. Terwijl we in stilte bidden dat ook wij ‘licht’ mogen zijn voor onze omgeving.

Lied: Drempelgebed

Overweging bij de lezing
“Jij die hebt gezegd ‘ik zal er zijn’”… die zin in het lied maakt deel uit van het prachtige Exodusverhaal: Mozes is gered van de kindermoord en als volwassen man zoekt hij zijn volk op, ziet de dwangarbeid die ze verrichten en hoe een Egyptenaar hen slaat. Mozes slaat die Egyptenaar dood en verbergt hem. Het raakt echter bekend bij de Hebreeërs én bij de farao. Mozes vlucht, komt bij de familie van de priester van Midjan en krijgt diens dochter Sippora tot vrouw.
De jaren gaan voorbij, het Hebreeuwse volk blijft gebukt gaan onder dwangarbeid en richt zijn klacht en hulpgeroep tot JHWH… terwijl Mozes schapen en geiten hoedt in de rust van de steppe…. Op een dag komt Mozes bij de brandende doornstruik die niet door het vuur verteerd wordt. Wanneer Mozes dat fenomeen wil onderzoeken laten de auteurs van dit Bijbelboek JHWH, roepen vanuit de struik: “ik ben de God van jouw vader, van Abraham, Isaak en Jacob, kom niet dichterbij, doe je sandalen uit want dit is heilige grond”. Mozes bedekt zijn gezicht, hij durft niet naar God te kijken.. Wat de auteurs in JHWH’s mond leggen beluisteren we in de volgende pericope

Lezing: Ex. 3, 7 -11
De HEER sprak: ‘Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord; Ik ken hun lijden. Ik ben afgedaald om hen te bevrijden uit de macht van Egypte, om hen weg te leiden uit dit land, naar een land dat goed en ruim is, een land dat overvloeit van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten. De roep van de Israëlieten is nu tot Mij doorgedrongen en Ik heb ook gezien hoe de Egyptenaren hen onderdrukken. Ga er dus heen, Ik zend u naar de farao. U moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte leiden.’ Maar Mozes sprak tot God: ‘Wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan, en dat ik de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’

JHWH heeft de ellende van het volk gezien en gehoord, hij weet ervan. Hij daalt af om zijn volk te bevrijden… Hij stuurt Mozes: ‘jij moet mijn volk de Israëlieten uit Egypte wegleiden’. Mozes is geen held die volmondig ‘ja’ zegt, maar een mens van vlees en bloed. Iemand van onze soort dus? “Wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan?” JHWH belooft zijn nabijheid en een teken.. maar Mozes ruspeteert: stel… stel dat ik naar de Israëlieten ga en zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft en ze vragen diens naam, wat moet ik dan zeggen? We krijgen een prachtig literair spel met de godsnaam JHWH, de vier medeklinkers van het Hebreeuwse werkwoord haja, zijn.. Te vertalen als ‘ik zal er zijn’, ‘ik ben die er zijn zal’, maar beter nog in de gebiedende wijs: ‘wees er!’ Een Godsnaam die een roep is, een aanroeping: ‘ziet dat ge er zijt’.

Wat bijzonder allemaal. Maar Mozes blijft bezwaren maken ondanks de goede papieren van God: ze zullen me niet geloven, ze zullen niet naar mij luisteren, ze zullen zeggen dat JHWH niet aan mij verschenen is. Wat JHWH ook zegt of toont aan tekenen, Mozes biedt weerstand: ik ben geen goed spreker en dat is altijd al zo geweest en daar is geen verandering in gekomen, ik kan nooit de juiste woorden vinden. Opnieuw een weerwoord van JHWH: dat hij bij Mozes zal zijn en woorden in diens mond zal leggen… Maar Mozes houdt voet bij stuk: stuur iemand anders, wie u maar wil… JHWH wordt boos en Mozes’ broer, de leviet Aäron, gaat uiteindelijk mee en voert het woord.

De auteur van Exodus legt in JHWH’s mond een weliswaar antropomorf maar sterk appèl: ellende zien, erdoor bewogen worden, dit betekent de realiteit van die ellende aanvaarden niet om zich erbij neer te leggen maar om er iets aan te doen. De Thora doen is God doen in dit verhaal.

Straks zingen we een lied over God-beelden: wat ze niet en wel zijn. ‘Niet als een magische kracht’… vooraleer we zingen, delen we met elkaar wat het begrip ‘God’ bij ons oproept.

Overweging: God doen…

1. Godsdiensten en hun godsbeelden zijn historisch en cultureel bezien menselijke maaksels. Godsbeelden zitten verweven in en ontwikkelen mee met de cultuur. Elk Godsbeeld weerspiegelt een mensbeeld. En omgekeerd. Als het ene verandert, wijzigt ook het andere. Daarom zijn sinds tweehonderd jaar in Europa veel traditionele godsbeelden op de schroothoop van de geschiedenis beland.

2. Voor mij was het een bevrijdend inzicht dat het bijbelse beeldverbod (het 2e van de tien) niet enkel slaat op voorstellingen van God in metaal, steen of hout, maar ook, en zelfs in de eerste plaats, op onze mentale voorstellingen, beelden en verhalen over God.
De bijbel zelf, van kaft tot kaft, doet niets anders dan in allerlei menselijke voorstellingen over God spreken (JHWH, Elohim, Heerser, Koning, Almachtige, Rots, Herder, Wind of Geest…). Ook op veel verschillende en tegenstrijdige manieren. God is niet in één beeld te vatten; veelgodendom ligt eigenlijk voor de hand. Het joodse beeldverbod waarschuwt ons voor de letterlijkheid van alle godsbeelden. Maar ook voor ons eigen godsbeeld.
Een van alle ongoddelijkheid gezuiverd godsbeeld is een onmogelijke abstractie; het vereren is afgoderij. God komt in onze wereld niet “apart” voor; hij zit altijd op de rug van iets anders.

3. En nee: ‘God’ biedt geen afdoende verklaring voor de wereld, kan ons niet behoeden voor lijden en kwaad, beschut ons niet tegen natuurrampen, houdt geen oorlogen tegen. De ‘almachtige’ blijkt machteloos en nergens te vinden als het erop aankomt.
En ja, toch is deze wereld vol sporen van het goddelijke. Verwondering, dankbaarheid, goedheid, waarheid en schoonheid overkomen ons als een gave. Zelfs de absurditeit van kwaad, lijden en dood beleven we als de omkering van wat hoort. En al zijn die sporen van God nooit eenduidig, nooit dwingend, ze zetten ons op weg om het leven zelf betrouwbaar te vinden. Dat vertrouwen wekt in ons de overtuiging dat ons bestaan zelf een deel is van een goed Mysterie.
Mij daaraan toevertrouwen is, denk ik, Godsgeloof. Het is vertrouwen dat mijn vertrouwen in het leven betrouwbaar is. Dat is niet de conclusie van een redenering, wel een intuïtieve keuze van hart en verstand. Geen illusie en toch niet echt te bewijzen. Wel een mij geboden kans, een uitnodiging, een appèl om ten volle te leven.

4. Dat appèl, zich aangesproken voelen als persoon, leidde in de bijbelse traditie tot het beeld van een persoonlijke God die “roept”. Als zijn stem klinkt, antwoordt de bijbelse mens. Zoals Mozes. Zoals Jezus. Tegen de stroom in aandacht vragend voor ellende waar iedereen van wegkijkt. Oproepend tot nieuwe menselijkheid die anderen nog niet kunnen zien.

Voor Mozes is het de onnoembare, onzichtbare JHWH; hij die zegt: Doe wat moet gebeuren, ik zal er zijn; ik ben er, Aanwezig. Als een beschermende wolk trekt, die Betrouwbare, met hen mee, op tocht naar bevrijding, naar een menselijk leven.
Voor Jezus is die Aanwezige, de ‘Vader’. In wat Jezus doet, toont zich de Vader; in het goede, in bevrijding, in genezing, in het glas water dat we aan de dorstige geven; in wat van mens tot mens de wereld opbouwt. Gods aanwezigheid is te vinden in de kwaliteit van de verhoudingen onder de mensen, in de gerechtigheid van het rijk Gods.
Geen enkel beleid, geen enkel politiek systeem, geen enkele rechtsorde, geen enkele georganiseerde religie valt daarmee samen. Wie met stellige zekerheid meent te weten: dààr is God, of daar!, denkt God in zijn systeem te kunnen vangen. Hij maakt een god naar zijn beeld en gelijkenis.

Bijbels, zeker voor Jezus, is God niet een beeld om te vereren maar iets dat moeten worden gedaan. God doen. God is de dynamiek naar een toekomst van nog ontbrekende menselijkheid. Ontwikkelen van roofdier tot mens; eigen en andermans ellende te boven komen. Domheid, vooroordelen, geweld, haat, lijden, alle soorten menselijke miserie vol vertrouwen en liefde tegemoet treden, ‘met geheel ons verstand, geheel onze ziel en al onze krachten’. Doen wat, daar en dan, hier en nu, goed is te doen. Wie zich in een concrete situatie overgeeft aan het goede, laat God in zich het werk doen. God werkt scheppend in ons en wij in Hem. ‘In Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij’ (Hand. 17, 28;).
In die zin ‘bestaat’ God niet. Hij is aan het komen. Voortdurend. In ons.

Er is een zin bij Johannes (1 Jo. 4, 12;) waar Godsbeeld en mensbeeld innig met elkaar verbonden zijn: “Niemand heeft ooit God gezien. Maar als we elkaar liefhebben, blijft God in ons en is zijn liefde in ons ten volle werkelijkheid geworden.”
Zo moge het met ons zijn.

Inleiding op de tafel
Van harte welkom rond de tafel om brood en wijn, ons vertrouwen en onze twijfels, onze sterkte en onze kwetsbaarheid met elkaar te delen zoals Jezus heeft voorgedaan.

We vieren dood en opstanding in verbondenheid met alle mensen die waar ook ter wereld zich inzetten voor een zorgzame wereld met meer vrede en gerechtigheid.

We vieren dood en opstanding in verbondenheid met alle mensen die ons in de dood zijn voorgegaan; vandaag in het bijzonder ook verbonden met Eli die deze week begraven werd, in verbondenheid met de familie van Marie-Thérèse Béard, moeder en schoonmoeder van Marie-Ann & Ignace die op Rerum Novarumdag overleden is en woensdag a.s. begraven wordt.

We vieren dood en opstanding van Jezus, zoon van God genoemd, ons toonbeeld van vertrouwen in de toekomst, een mens naast ons, toonbeeld van Gods tedere en krachtige Aanwezigheid onder de mensen.

Onze Vader

Vredeswens

Communie

Slotlied: Het woord dat ik jou geef…

*

 

foto: Bressanova, kruisgang (G.Vanhercke)