Geloof van gemeenschappen & traditie

Dominicus Gent

Viering van zondag 29 oktober 2017

Geloof van gemeenschappen en traditie

 

 

Allen welkom op deze zondagvoormiddag, op de vertrouwde plek.  Het is de tweede en laatste viering van een minireeks, die als titel meekreeg: “Leven van het geloof van gemeenschappen als bron van traditie”.

Laten we eerst de Paaskaars aansteken, symbool voor wat bescheiden en onmogelijk lijkt maar een wereld van verschil kan maken in traditie, als het mooie zichtbaar gemaakt wordt.

We hebben geluk dat we in onze gemeenschap in een traditie staan van samen zingen . We houden ervan, want zo voelen we ons verbonden en ademen we en bidden we met de hele wereld over het Onbenoembare… het ongenoemde. We zingen samen dat we dit bestaan willen omhelzen en met twee armen willen dragen naar het volgende moment.

 

 

Overweging

 

Eens zullen de deuren toch wel open gaan

en uit alle hoeken van behoud,

uit alle gesloten systemen,

zullen mensen te voorschijn treden

om elkaar voorgoed te kennen en te dienen.

Ze zullen hun eigen registers en doopboeken vergeten,

niet omzien naar hun heilige vaten en maten,

maar elkaars inspiratie delen.

Van angst en moeten bevrijd,

uit sleur en conventie opgestaan,

zullen ze elkaar opzoeken

en luisteren naar elkaars verhalen

van geloof, hoop en liefde.

Ieder zal het beste van haar traditie

in de nieuwe kring inbrengen

en zonder geheimtaal

zullen ze elkaar wijzer maken

over wat er vandaag moet gebeuren

om ook morgen nog te leven.

Hun groeiende gemeenschap

zal kerk, moskee noch tempel heten,

maar naamloos ‘Mensenhuis’,

met eindelijk een plek,

een huis en haard voor iedereen.

Ze zullen er ongewapend zijn

en zich met geweld verdedigen

zal zijn als ongeloof.

God zelf, de Ene, zal erbij zijn

en wonen gelijkvloers

als God met ons.

Wij houden open huis

en openbare hemel.

(Yechezel Landau, directeur Open House-project, Israël) 

 

Toen ik deze tekst las werd ik herinnerd aan de periode in mijn leven (zo’n ca. 40 jaar geleden)waarin ik het met traditie en zelfs verbondenheid heel moeilijk had. De Grote Verhalen van weleer volstonden niet meer.

De oude religies waren geen geloofwaardig hulpmiddel meer om alles zinvol met elkaar verbonden te krijgen. Ik probeerde me toch nog, tegen het beter weten van mijn ratio in, te blijven inpassen in het bestaande Grote Verhaal door mijn ouders voorgeleefd. Dat was dan best radicaal, want ik deed moeite om een zware versimpeling te maken van de complexiteit rondom mij. En met die complexiteit was het probleem. Ik wou alles doen als ik maar verbonden kon blijven, als ik maar een plaatsje kon krijgen in een zinvol geheel.

Ik engageerde me in de liturgische werkgroep op de parochie, maar na een hele tijd samen zoeken moest ik toegeven dat geen enkel verhaal dat me werd aangereikt, mij een samenhangende zin in de werkelijkheid deed ontwaren.

Ik vond vrienden in mijn kleine wereld die mij droegen en samen gingen we op zoek naar bouwsteentjes. Mijn ouders supporterden vanop de zijlijn. We brachten voorzichtig de steentjes met elkaar in verband en vonden het KUC.

De aanhangers van de Grote Verhalen zagen onze kleine pogingen misschien als premature oefening, maar we trokken het ons niet aan. We wisten niet of het iets zou worden maar we kregen opnieuw de warmte, de zin voor het geloof dat, zoals geschreven staat, ‘het mosterdzaadje een grote boom kan worden’.

Mijn grote liefde voor kinderen bracht me dan later bij de voorgangers van de kindervieringen. Zalig was het om geheel in de traditie van mijn familie, jeugdbeweging, parochie … mijn eigen weg te kunnen zoeken en vinden samen met de kinderen. We bouwden aan een nieuwe traditie, namelijk één van onbevangen en met een groot hart en oor luisteren, dansen, springen, lachen, wenen … En zo even heel dicht bij elkaar komen en ook bij Hem/Haar die onze Moeder/Vader is.

En nu bouwt elk van hen opnieuw verder aan het Rijk Gods elk op zijn geëigende manier. Dit hoorden we in de engagementsviering en in de vieringen waarin jongeren daarvan getuigen.

De groeiende deelmaatschappij – het hoge aantal mooie burgerprojecten die op stapel staan – een God die kleur krijgt op zijn wangen (zoals te lezen stond in de krant deze week)… wordt dit alles de nieuwe traditie? Ik durf het geloven en ik heb er vertrouwen in….

Maar we mogen niet blijven staan bij het verleden; we mogen ons niet krampachtig vastklampen aan de tijd die is vergleden… Zingen we samen.

 

Lezing Matteus 12, 1-8

Eens ging Jezus op een sabbat door de korenvelden; zijn leerlingen nu kregen honger en begonnen aren te plukken en te eten. 2 De Farizeeën zagen dat en zeiden tot Hem: “Uw leerlingen doen daar iets wat op sabbat niet geoorloofd is.” 3 Hij gaf hun ten antwoord: “Hebt gij niet gelezen wat David deed toen hij en zijn metgezellen honger kregen? 4 Hoe hij het huis van God binnenging en de toonbroden opat die noch hij, noch zijn metgezellen, maar alleen de priesters mochten eten? 5 Of hebt gij niet in de Wet gelezen, dat de priesters elke sabbat in de tempel de sabbat schenden en toch niet schuldig zijn? 6 Ik echter zeg u: Hier is meer dan de tempel. 7 Indien het maar tot u doorgedrongen was wat het zeggen wil: Ik wil liever barmhartigheid dan offers, dan zoudt gij deze onschuldigen niet veroordeeld hebben. 8 Want de Mensenzoon is Heer van de sabbat.”

 

Traditie is een thema waar we als geloofsgemeenschap niet om heen kunnen. Het is een heel ambivalent begrip. Met zowel positieve als negatieve bijklanken. We zijn de erfgenamen van een indrukwekkende joods-christelijke traditie die een schat aan spiritualiteit in zich draagt waarin we tot op heden nog steeds nieuwe ontdekkingen doen. We hebben ook heel wat traditie van ons afgeschud als achterhaald, tradities als pure gewoontes die meer afleiden van de kern van de zaak dan ze er naar toe voeren.

Wanneer traditie iets “op zich” wordt, een zelfstandige grootheid die niet langer ingebed is in het leven van de gemeenschap, dan wordt ze levensvreemd en daardoor ook vaak autoritair. Traditie (tradere) betekent doorgeven, aan anderen toevertrouwen. Traditie is dus iets om mee te werken, te stoeien, te discuteren, ruzie te maken, even goed als we er naar luisteren en over nadenken. Maar ze hoort thuis binnen levende geloofsgemeenschappen.

Zo komen we bijvoorbeeld wekelijks samen in een viering waarin de bijbel een vaste plaats heeft. We beschouwen “het boek” als belangrijk. Als kritische instantie en inspiratiebron. De Bijbel als “het woord van God” is echter een uitdrukking die ik hier nog niet heb gehoord. Omdat “woord van God” onaantastbaarheid oproept. Dat is niet alleen moeilijk voor mondige mensen, et riskeert vooral de menselijke gezichten over wie het gaat te verdonkeremanen. Mensen als wijzelf. Die lief en leed, vreugde en verdriet kennen. Vrouwen die zich miskend en misbruikt voelen, mannen ingezet als goedkope werkkrachten. Mensen die tegen God in verzet komen om zoveel onrecht en ongelijkheid in de wereld. De minachting vanwege een klerikale bovenlaag. Maar ook de onverbreekbare verbondenheid van mensen die het voor elkaar opnemen. Ondanks alles. Het boek als inspiratiebron.

Dat geldt ook voor het beeld dat we hebben van Jezus van Nazareth. Alle voorstellingen en beelden die we van hem hebben zijn door mensen ontworpen. De  dogmatische discussies die in termen van de Griekse filosofie werden uitgevochten in de 4e-5e eeuw hebben geen bovenmenselijke betekenis. Sinds de 18e eeuw hebben we Jezus weer als mens ontdekt, en wel als iemand die van de tempel een huis van gebed wilde maken bestemd voor alle volken. En we ontdekten welke ommezwaai Paulus heeft doorgemaakt. Vrome farizeeër die aanvankelijk de nieuwe beweging rond Jezus vervolgde en mensen gevangen zette, liet folteren en vermoorden. Paulus die door een of andere slag van de hamer die joodse traditie radikaal diende te herzien in het licht van nieuwe inzichten die hij te danken had aan die nieuwe beweging. Traditie is maar, bestaat maar, bij gratie van een dynamische interpretatie die het leven het volle pond geeft. Daarom gaan wij vandaag op die manier met die bijbel om. Het gaat niet om de bijbel, het gaat om het leven vandaag dat we beleven in de geest van Mozes, Jesaja en Jezus.

Iets gelijkaardigs doet zich heden ten dage voor in de beleving van de liturgie. Het kerkelijk beleid is dezer dagen op dit punt een desastreus verhaal. Zij schijnt het woord van Jezus dat de sabbat er is voor de mens en niet de mens voor de sabbat gewoon op zijn kop te zetten. Vandaag is het opnieuw de mens in dienst van de sabbat. Want, zo heet het plechtig: de liturgie is de liturgie. Daar moet je van uit gaan. Dat is een gegevenheid. Daar mag niet aan geprutst worden. Als gelovige moet je je dat eigen maken. Je moet dat niet willen aanpassen of bijwerken. Dan maak je het juist kapot. De vraag is niet of het mensen aanspreekt. Of ze er iets aan hebben. Dat zijn juist de verkeerde vragen. Het is maar door je daar aan over te geven dat het je iets gaat zeggen.

Een teken van de nieuwe klerikale mentaliteit in dit verband vind ik toch wel de uitleg over de betekenis van de eucharistie in Kerk en Leven van 18 okober. Het gaat daarin over de “werkelijke aanwezigheid” van Christus. Brood verandert in lichaam. We zijn terug bij het Vierde Concilie van Lateranen in 1215. Het artikel in Kerk en Leven onderstreept de sfeer van het mysterie dat zich telkens weer voltrekt. We moeten niet al te veel willen begrijpen hoe die zaken juist in elkaar steken. Je proeft het bij verschillende nieuwe katholieke bewegingen die nogal wat jongere mensen aantrekken. Kritische vragen zijn niet welkom. Ze leiden af van waar het om gaat: het geloof. Dat geloof wordt opgejut door aan te manen je vreugde te tonen aan de buitenwereld, door blije gezichten te laten zien als teken van de verrezen Christus in je hart of van de heilige Geest die sommigen in extase schijnt te brengen. 

Wij geloven dat de gemeenschap het lichaam van Christus is. Wij zijn de levende stenen van het lichaam. Ik geloof dat juist dit bewustzijn gaandeweg sterker geworden is in onze gemeenschap. Het vertaalt zich in het feit dat we ons meer bewust geworden zijn van de zorg die we voor elkaar willen dragen. Het is voelbaar zowel in de brede gemeenschap als in de groep van voorgangers die het teken van brood en wijn zo authentiek mogelijk uitbeelding laten zijn van een leven dat gedeeld wordt.

Als het geloof van de gemeenschap onze traditie is dan wil dat zeggen dat we als gelovigen zoekende mensen zijn, omdat geloven en zoeken en kritisch denken onlosmakelijk samengaan. Over de grote levensvragen wéten wij niets meer dan Jan met de hoed. Daarom willen we juist het gesprek daarover gaande houden. Ons oefenen in wederzijdse uitdaging. Ieder mag zijn/haar inbreng doen, ieder verdient  het met respect beluisterd te worden. Maar we vereren geen onfeilbare goeroe die bijzondere inzichten heeft of over geheime kennis beschikt. Daarom zetten we ons actief open voor andere zoekende mensen binnen en buiten de christelijke families.