Dominicus Gent
Viering van zondag 22 oktober 2017
Leven van het geloof van de gemeenschap als bron van traditie
Welkom hier rond tafel, brood en wijn. Bidden wij dat ons vieren, ons samenzijn, ons geloof betekenis krijgt voor mensen waarmee wij in verbinding staan. Dat de Naam die wij schroomvol uitspreken innerlijke rust mag brengen. Dat wij ons gezegend weten, en elkaar tot zegen zijn. Daarom zingen wij dit lied dat ons verbindt, dat wij elke mens tot zegen mogen zijn.
Mag ik uitnodigen om de Paaskaars aan te steken: symbool voor onze verbondenheid met dat wat groter is dan onszelf, symbool voor de aanwezigheid van de Ene in ons midden.
Schrifttekst: Filippenzen, 4, 1-9
Daarom, mijn beminde broeders, naar wie ik zo verlang, mijn vreugde en mijn kroon, houdt aldus stand in de Heer, mijn geliefden. Evódia en Sýntyche verzoek ik beiden: weest eensgezind in de Heer. Ook u, mijn trouwe kameraad, vraag ik: wees haar behulpzaam. Want zij hebben mij bijgestaan in de strijd voor het evangelie, evenals Clemens en mijn overige medewerkers, wier namen staan in het boek des levens. Verheugt u in de Heer te allen tijde. Nog eens: verheugt u! Uw vriendelijkheid moet bij alle mensen bekend zijn. De Heer is nabij. Weest onbezorgd. Laat al uw wensen bij God bekend worden in gebed en smeking, en nooit zonder dankzegging. En de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus. Tenslotte, broeders, houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar is, al wat edel is, wat rechtvaardig is en rein, beminnelijk en aantrekkelijk, op al wat deugd heet en lof verdient. En brengt in praktijk wat u geleerd is en overgeleverd, en wat gij van mij hebt gehoord en gezien. Dan zal de God van vrede met u zijn.
Duiding
We hoorden zonet een stukje uit de één van de authentieke Paulusbrieven, de brief aan de christenen van Filippi. Deze vonden we passend bij de aanvang van onze minireeks van twee vieringen, die als titel meegekregen heeft: “Leven van het geloof van gemeenschappen als bron van traditie”. Wees niet ongerust, we begrepen die titel zelf eerst ook niet. Ik hoop dus dat met wat we vertellen het gaandeweg iets duidelijker wordt.
Ik grijp even terug naar de Paulusbrief van daarnet. Paulus richt zich aan een kleine christengemeenschap in Filippi, die hij duidelijk vroeger al moet bezocht hebben. Ook in zijn andere brieven lezen we een gelijkaardig relaas. Die Paulusbrieven zijn de oudste christelijke geschriften die we nu nog kennen. Ze werden geschreven voor er ook maar één evangelist naar de toenmalige supermarkt een voorraadje inkt en ezelsvellen ingeslagen had. Ze geven ons een goed inzicht in hoe de vroege kerk ontstaan is.
In het begin lag daar de nadruk op de mondelinge overdracht van de Jezuswoorden. Er ontstonden her en der min of meer onafhankelijke Jezustradities in verschillende lokale gemeenten. Het waren kleine gemeenschappen van mensen die zich lieten inspireren door verhalen over Jezus en probeerden te leven zoals hij dat onderricht had, met vallen en opstaan, met praktische problemen, met conflicten, met uiteenlopende inzichten. Sommige beïnvloedden elkaar, andere evolueerden op zichzelf. Ze hielden zich bezig met verkondiging en met het uitleggen en bediscussiëren hoe antwoord moest gegeven worden op de vele vragen die leefden. Daarnaast hielden ze wekelijkse vieringen waar brood en wijn werden gedeeld en deden ze aan diaconie of dienstbetoon.
Deze gemeenschappen waren her en der ontstaan omdat leerlingen van Jezus begonnen rond te trekken en Jezus’ boodschap verkondigden, voornamelijk in de lokale synagogen van de steden waar joden naar uitgezwermd waren. In den beginne waren het dan ook voornamelijk joodse groepen. Naarmate er meer niet-joden zich aansloten, ontstond ook interne strijd om de verschillende denkbeelden en denkkaders te proberen verzoenen of er zich tegen af te zetten. De Paulusbrieven tonen ons dat het mooie prentje van een unitair en eensgezinde groep christenen zoals die in het boek Handelingen beschreven wordt, dat die eerder een ideaalvoorstelling was dan dat het werkelijkheid zou geweest zijn. Het begin van de Kerk is eerder een zeer los verband van verschillenden groepen mensen die voor zichzelf leefvormen zoeken en daarbij geconfronteerd worden met alles dat des mensen is. Maar die desondanks, want anders zaten wij hier nu waarschijnlijk niet, een spoor getrokken hebben, waarin anderen, nieuwe gemeenschappen zich ingeschreven hebben en weer nieuwe dingen toegevoegd hebben.
Niet alleen de Paulusbrieven, maar ook de latere evangeliën en het boek Openbaring getuigen daarvan. Die werden stuk voor stuk geschreven met een bepaald publiek of gemeenschap in gedachten, met de bedoeling daarmee bepaalde groepen mensen te overtuigen of te bemoedigen.
In die eerste periode is er dus steeds sprake van verschillende groepen mensen die hun geloof proberen gestalte geven in meestal moeilijke omstandigheden. Van bepaalde groepen lezen we in de Bijbel nu nog verslagen, anderen zijn in de mist van de geschiedenis verdwenen.
Het is pas in latere eeuwen dat de Kerk ook een instituut geworden is, gemodelleerd naar toen heersende Grieks-Romeinse organisatiestructuren. Een keizer met zijn hofhouding spiegelde zich in een paus met zijn kardinalen. Dat de apostel Petrus dus de eerste paus zou geweest zijn, is dus niet echt historisch te verdedigen, tenzij hij een paar honderd jaar oud zou geworden zijn. Dat neemt niet weg dat het instituut zich op die manier wel probeerde te legitimeren als, en nu komt het, de bewaarder en de beschermer van dé traditie met grote “T”. Net zoals een wereldrijk overging van keizer op keizerszoon, zo gebeurde dat in de Kerk: niet de zoon van de vorige paus – alhoewel… – maar de nieuwe paus erfde het eigendomsrecht op een geestelijk (en een wereldlijk) rijk van de vorige.
De komst van het instituut als organisatiestructuur heeft echter niet het einde betekend van nieuwe levende gemeenschappen, gemeenschappen die losstonden van de georganiseerde parochies. Door de geschiedenis heen hebben mensen zich opnieuw samengezet om een christelijke identiteit te zoeken die aansloot bij hun leefwereld, bij veranderende inzichten, om nieuwe accenten te leggen, omdat ze vonden dat het instituut geen antwoorden bood voor de nieuwe vragen die zich aandienden of omdat ze vonden dat het compleet de verkeerde kant uitging.
Steeds opnieuw zijn nieuwe christelijke gemeenschappen ontstaan die delen van de traditie in vraag stelden en deze anders probeerden in te vullen. Om maar een paar voorbeelden te noemen: je had de katharen die als reactie tegen de weelderige levensstijl van de clerus terug in alle eenvoud probeerden te leven maar ook een redelijk afwijkende geloofsinhoud aanhingen. Op hetzelfde moment ontstonden ook kloosterordes als dominicanen die initieel vanuit dezelfde verontwaardiging vertrokken maar vonden dat de waarheid kon gevonden worden in de dialoog en niet in de harde confrontatie. Ook Franciscus, de heilige, niet de huidige paus, startte rond dezelfde tijd een gemeenschap met een groepje broeders en voegde weer andere accenten toe. Zo ontstonden door de eeuwen heen duizenden nieuwe gemeenschappen die probeerden eigen klemtonen te leggen, mistoestanden aan de kaak stelden en zo op hun manier de traditie bouwden en verbouwden. Zo ontstaan er tot op vandaag overal ter wereld nieuwe christelijke gemeenschappen die midden in die lange traditie van instituut en andere gemeenschappen een nieuw spoor willen trekken en samen kerk vormen.
Niet één grote monoliet waarin iedereen hetzelfde moet denken of éénzelfde gods- en Jezusbeeld heeft, maar een grote stoet die zoekend en tastend probeert waarheid te vinden, zich laat verontwaardigen en nieuwe richtingen zoekt op niet gebaande wegen.
Soms is dat spoor zeer breed en liggen de paden ver uiteen, soms zijn er flitsen van herkenning, wanneer een paus plots de taal van veel van de andere gemeenschappen begint te spreken en ontstaat er een nieuw soort samenhorigheid. Zo wordt traditie opgebouwd, en net zoals in het prille begin blijft het zoeken naar nieuwe wegen, steeds opnieuw, maar steeds met iets in ons hoofd dat stroomt en licht geeft, steeds omdat wij weten van een stad met fundamenten.
Overweging
Tradities zijn nooit voorbij. Het is alleen hun betekenis die verandert, afhankelijk van de context waarin die betekenis wordt gebruikt. Het zijn m.a.w. niet alleen schatkamers van het geheugen, maar de traditie functioneert vooral als aandrijfkracht voor vandaag en morgen. Meer nog dan na te denken hoe wij omgaan met die religieuze tradities, is belangrijk welke kapstok tradities aanreiken om te bouwen aan de toekomst. Jo vertelde ons over hoe Paulus en de zijnen omgingen met de traditie in hun tijd, maar ook hoe zij plaats maakten voor iets nieuws. Er kwamen talrijke interpretatielijnen die nieuwe ervaringen mogelijk maakten. Maar steeds was er Rome, o.a. bij monde van Pius IX, die de traditie terug onder haar voogdij nam en verklaarde “ik ben de traditie“. Helaas gaan velen daar tot vandaag nog onder gebukt.
Het gaat niet langer om traditie, ook bij rituelen, materieel handelen, van het uitspreken van de juiste woorden, maar om de intentie, de geestesgesteldheid. Uiteraard waardeer ik de materiële uitdrukking van dopen met water, van het zalven van een zieke. Ook bij elke viering dat brood en wijn een centrale plaats krijgen. En dat de hele gemeenscahp wordt betrokken bij het denken aan de levenden en de gestorvenen. Als het maar verwijst naar hoe wij moeten en kunnen handelen. Denken wij bv ook aan het wonder van de broodvermenigvuldiging. Mij gaat het alang niet meer om dat materieel vermenigvuldigen van brood en vissen. Maar om de instellingsverandering van de mensen. Zij gaan delen in plaats van voor zichzelf te zorgen, en dan pas blijkt dat er meer dan voldoende is voor iedereen. Zo wordt het geloof een daadwerkelijk raken en aanraken van de medemens. Ik word geraakt omdat anderen mij aanraken.
Hier ligt de basis om tot gemeenschap te komen. Vanuit de traditie wordt beleefd, doorleefd en verder gedragen. Er groeit een ideaal waar je samen wil voor gaan. Vanuit de traditie ontstaan nieuwe groepen, gemeenschappen. Ook wij als gemeenschap maken deel uit van een nieuw beleven.
Vele gemeenschappen, zoals de St Michielsbeweging, De Brug, De Lier, of De Vleugel in Antwerpen, gebedsgroepen, parochies, Taizégroepen, zijn dan wel sterk verschillend in de beleving van hun geloof. Maar één element is daarin gelijklopend: samen komen rondom taal en teken, rond het Woord, brood en wijn, rond het mysterie van ontmoeting, in gebed en of feestelijke samenzang. Een wekelijks gebeuren dat ritme geeft aan het leven van velen. Maar ook meer dan dat. Iemand verwoordde het deze week zo, n.a.v. de viering van Pierre: “Dominicus, een wonderlijk hechte gemeenschap “. En wat wij hier proberen, gebeurt gelukkig op vele andere plaatsen. Niet zozeer gehecht aan traditie omwille van de vaststaande regels, maar een traditie die betekenis kan krijgen in ons leven, in een grote verbondenheid met tal van anderen. Een warme thuis zijn voor elkaar. Bekommerd om noden rondom of veraf.
Ikzelf wil er nog graag iets persoonlijks aan toevoegen. Velen zullen weten dat ik betrokken ben bij “de plezante doeners”. En wat eerst begon als het puur opkuisen van zwerfvuil in de buurt krijgt gaandeweg een heel andere invulling. Vanuit Dominicus verband en gemeenschap vormen met anderen. Anderen die geen deel uitmaken van Dominicus, maar die de buurt waarin wij Kerk vormen belangrijk vinden. Omdat wij als Kerk geen eiland kunnen en mogen zijn in de wijk. Uiteraard geeft ieder daar op zijn of haar manier invulling aan. En zijn er de vele initiatieven. Ik denk in het bijzonder aan het vluchtelingwerk, de Interlevensbeschouwelijke Werkgroep, de babbelsoep, en vooral de talrijke andere zaken die velen een warm hart toedragen. Ondanks alle verschillen die er moeten zijn, is er dat ene gemeenschappelijke. Waarin de dialoog pas echt kan plaatsvinden wanneer iedereen in de relatie met anderen opgenomen wordt in een breder geheel. Het is zoals in de wiskunde: het Venndiagram als voorstelling van logische relaties tussen meerdere verzamelingen. Het zijn niet de verschillen die verbinden, maar het gemeenschappelijke doel. Het wordt een levend gebeuren, dat hier in dit samenkomen zuurstof krijgt. Naast mensen is vooral een gelijklopend “project“ noodzakelijk. Hier bij ons krijgt het voedsel, omdat de Bron waaruit wij leven, voeding geeft aan ons geloof. Geloof waarin we elkaar blijven bevragen, bemoedigen, en alert houden voor de grotere noden van onze huidige wereld.
Ik kan er mee leven, meer nog… ik kan er van leven.
Inleiding tafelgebed
Laten we aan tafel gaan en samen brood breken en wijn delen. Gemeenschap vormen net zoals in het begin. Breken en delen, een klein gebaar van solidariteit.
Net zoals Jezus zei: “dit brood en deze wijn, dit ben ik helemaal, hierin zit mijn hele leven”, laat dit iets van het ongrijpbaar mysterie oplichten van leven voorbij alle vormen van dood, van nieuw leven wanneer we elkaar opnieuw aankijken van aangezicht tot aangezicht. Gebaren, die wanneer ze keer op keer herhaald worden, zich inslijpen in ons denken en doen.
Zo wordt een levende bron aangeboord, zo wordt nieuwe toekomst opengelegd, zo maken we een stukje verrijzenis mogelijk.
Week na week, jaar na jaar, eeuw na eeuw doen we dit al, niet alleen, maar schouder aan schouder met allen die hetzelfde gebaar gebruiken overal ter wereld en in verbondenheid met hen die ons hierin voorgingen, onze lieve doden.
Vandaag denken we speciaal aan Pierre, van wie we in de voorbije week afscheid namen.