Fysieke en spirituele ruimte
Tweede viering (zondag 25 januari 2015)
Van binnen naar buiten…
Welkom
Sinds een vijftal jaar is dit de plaats waar wij op zondag samenkomen. We vieren eucharistie. Dat betekent dat we dank zeggen. Er is veel om te danken. Ons leven, onze gezondheid, onze vrienden, vriendinnen en geliefden, ons werk of onze inzet. Er is ook veel om over na te denken, waar we ons zorgen over maken, wat ons bedrukt. Om ons verlies en ons gemis te overwegen. Om nieuwe wegen te vinden in ons persoonlijk leven, en als Dominicus gemeenschap.
En dat alles in dit gebouw waar we ons min of meer thuis voelen, waar ook anderen samenkomen om op hun manier te vieren en te bidden. Dit huis van steen wordt telkens weer een levend lichaam als wij er binnengaan om voor Diegene te staan die we God noemen en die we als licht in ons leven begroeten. We geloven dat Jezus van Nazareth zichtbare gestalte van zijn menslievendheid is geweest, die we als de Levende in ons midden aanwezig mogen weten. Dit vertrouwen drukken we telkens weer uit wanneer we de paaskaars in ons midden ontsteken.
Laten we de viering open zingen : wij zoeken u als wij samen komen…
Ik loop wel vaker een kerk binnen wanneer ik op reis ben. En ik weet niet hoe het u vergaat: maar in veel kerkgebouwen loop ik zo weer buiten, omdat je helemaal onberoerd blijft, terwijl andere kerken een bijzondere indruk maken. Je wordt vanzelf stil, ingetogen zoals ik het wel vaker ervaar in Romaanse kerken en zelfs in Gotische. Waar ik meestal helemaal geen gevoel bij heb is het barokke kerkgebouw. Alhoewel. Eén keer ben ik toch onder de indruk gekomen van een overweldigende pracht en praal dat ik het zelfs bijna mooi vond. Het was in de abdijkerk van Melk in Oostenrijk. Gebouwd in de 18e eeuw, de eeuw van de verlichting, van toenemend rationalisme. Sinds 1600 was de barok een kunstvorm die een sfeer van triomf uitdrukt ten aanzien van het protestantisme en later ten aanzien van het rationalisme. Geloof, zo leek men te willen zeggen, kan niet zomaar door de rede weerlegd worden. Het gevoel voor het schone lijkt een meer aangewezen toegangsweg. Zoals de abdijkerk van Melk het lijkt uit te stralen. Hier, in deze kerk vol marmer en goud, hebben we Gods aanwezigheid onder ons. Tastbaar als het ware.
Enkele jaren terug schreef Frans Maas een artikel met als titel: “Schoonheid vraagt om goed gezelschap”. Hij citeert daarin een voorval dat enig licht laat schijnen op deze zaak. In 1284 stortte in de Noord Franse stad Beauvais het koor van de kathedraal in en een paar eeuwen later kwam de toren naar beneden. De kathedraal van Beauvais had het grootste gotisch bouwwerk van heel Europa moeten worden. Het werd een mislukking. Men wilde een kerkgebouw dat niet alleen het hoogste zou zijn, maar dat ook in schoonheid zou excelleren door de hoeveelheid licht die langs de bovenramen naar binnen zou vallen. Het heeft geen stand gehouden. Er had meer aandacht moeten zijn voor de verankering in de aarde. Het bleek dat schoonheid maar kan gedijen wanneer het op menselijke maat ontvangen wordt. Wanneer er voldoende steun is in de fysieke basis. Geen spirituele ruimte zonder fysieke ondersteuning. Godsverering vraagt om verankering in het concrete leven.
Het is iets van die aard dat zich voordoet in Israël. Het tweede boek Samuel waarin sprake is van de tempelbouw en waaruit we gaan lezen is geschreven tijdens en na de ballingschap. 6e eeuw voor Christus. De tempel is dan al verwoest. Het grote symbool van JHWH’s aanwezigheid onderuit gehaald. De tekst Samuel is vrucht van reflectie over de betekenis van de tempel. Een instituut waarmee men meende zich van de aanwezigheid van JHWH te kunnen verzekeren. Deze ervaring is een bittere ontgoocheling geworden. De tempel was een prestigekwestie waarmee men de andere godsdiensten naar de kroon heeft willen steken. Nog groter en schoner en schitterender.
Lezing: 2 Samuel 7, 1-8
[1] Toen* koning David zijn intrek had genomen in zijn paleis, en de HEER gezorgd had dat al zijn vijanden, in heel de omtrek, hem met rust lieten, [2] zei hij tegen de profeet Natan*: ‘Nu moet u eens zien! Ik woon in een paleis van cederhout en de ark van God staat onder tentdoek!’ [3] Natan zei tegen de koning: ‘Doe gerust wat u van plan bent; de HEER staat u bij.’
[4] Diezelfde nacht nog werd het woord van de HEER gericht tot Natan: [5] ‘Zeg tegen mijn dienaar David: “Zo spreekt de HEER: U wilt voor Mij een huis bouwen en Mij daarin laten wonen? [6] Ik heb nooit in een huis gewoond sinds de tijd dat Ik de Israëlieten uit Egypte heb geleid tot op de dag van vandaag; steeds ben Ik mee getrokken in een tent, waarin Ik verbleef. [7] Zolang Ik met de Israëlieten mee trok heb Ik nooit aan iemand gevraagd: Waarom bouwt u niet een huis van cederhout voor Mij? Aan geen van de rechters van Israël die Ik aangesteld had om mijn volk te hoeden.” [8] Zeg daarom tegen mijn dienaar David: “Zo spreekt de HEER van de machten: Ik heb u uit de steppe gehaald, achter de schapen vandaan, om vorst te zijn over mijn volk Israël.
De bezinning die de tekst ons voorhoudt zegt: JHWH denkt er niet aan zich te laten opsluiten in een gebouw of in de liturgie. Hij is altijd aanwezig geweest in het mee op weg gaan door de woestijn. Symbool van de levensweg die mensen gaan. En als er dan toch een tempel komt,mag in geen geval een beeld van God zijn aanwezigheid uitdrukken. Dat wordt expliciet gesuggereerd door de figuur van de twee engelen die boven de ark worden afgebeeld. De ark is een soort koffer, waarboven twee cherubs naar elkaar toegekeerd staan en zo een troon voor JHWH open houden. Wezenlijk is dat de troon leeg is. Symbool voor de ongrijpbare aanwezigheid van JHWH. Het woord shekinah dat hiervoor gebruikt wordt betekent: de woonplaats van God op aarde. Die woonplaats mag niet gevuld worden. Omdat JHWH’s aanwezigheid niet te grijpen of te vatten is.
En toch is Hij niet zonder meer afwezig. Hij komt aanwezig op de wijze die gesymboliseerd wordt door de kleine voorwerpen die zich in de koffer bevinden. Dat zijn de twee platen met de woorden van het leven, de kruik met manna en de staf van Aäron. Stuk voor stuk verwijzen ze naar de woestijntocht. De tien woorden: zij bieden het kader waarbinnen de zorg voor het goede leven kan gedijen; het manna als herinnering dat brood enkel leven geeft wanneer het gedeeld wordt volgens ieders behoeften en de staf is de steun die we nodig hebben om onze voeten bij te staan, omdat we het op eigen benen alleen niet aan kunnen. De tekenen verwijzen naar de weg die mensen geroepen zijn te gaan door het leven.
Niemand kan zich ooit beroepen op Gods aanwezigheid als onbetwistbaar bezit. We verlaten ons op de tekenen waarin we zijn aanwezigheid bevroeden. Van die aanwezigheid zijn ons alleen de symbolische gestalten gegeven. Zoals mensen alleen symbolische tekenen hebben van de liefde die ze elkaar toedragen. Die liefde is met geen enkel van die tekenen te identificeren. Toch bestaat ze nergens anders dan in die tekenen. Evenmin is God met iets of iemand te identificeren. Hij valt met niets of niemand samen. Maar hij komt op de wijze die gesuggereerd worden door de voorwerpen die verwijzen naar de weg die mensen samen gaan. Het goede wordt de plek waar we het schone leren zien. Zo mogen we hopen dat ook deze ruimte, dit gebouw, gevuld mag worden met de symbolische gestalten van Gods komen onder ons.
Lied: Vroeg in de morgen
Van binnen naar buiten…
“Een spoor van mensen die de nacht verslaan. Die strompelen tot waar? Tot waar jij bent, in rusten aan de bron, in gloed van liefde, vuur dat niet verflauwt.”…“met niets dan in ons hart `Ik zal er zijn’ ”
Als wij in de aanwezigheid van iets of iemand warm worden, ons opgetild weten, dan ontstaat vanzelf de goesting om er te blijven. We willen een huis te bouwen dat dit samenzijn een plek geeft, waar het beschermd wordt en gedijen kan, niet overhoop gehaald door de stormen en de vragen van de wereld. Denk aan de drie tenten die Petrus, Johannes en Jacobus volgens Lukas op de berg wilden bouwen. Maar een liefdevolle relatie en bij uitstek onze relatie met God en een gelovige gemeenschap kan niet beleefd worden, laat staan openbloeien, door ze op te sluiten. In dit kerkgebouw is deze gemeenschap thuis. We mogen erop rekenen dat we hier op onze tocht elke week weer even halt kunnen houden om ons te herbronnen. We kunnen vreugde vinden in de ontmoeting, ons warmen aan wat we voorgeleefd zien, kortom, ons laten inspireren door de symbolische verwijzingen naar Gods komen onder ons, om vervolgens verfrist en met nieuwe kracht terug de baan op te gaan.
Dit huis stuurt ons op weg de wijde wereld in, en haar deur wil – figuurlijk alvast – wijd openstaan. Het opent zich voor de onmiddellijke omgeving: voor de twee verwante kerkgemeenschappen uit de buurt aan wie we ons vorige week nog eens konden optrekken, voor de kleurrijke International Community Church waar het drumstel naar verwijst en de al wat grijzende kerk van Guido Vloemans met wie we dit gebouw delen. Het reikt de hand aan de buren van de site die zich inzetten voor propere en fleurige straten en gemeenschapszin stimuleren in deze multi-culturele buurt. We zoeken contact met vluchtelingen in de stad waarvoor we als Dominicusgemeenschap een bijzonder engagement opnemen in woord en daad en duit. En het laat iets van Gods allesomvattende aanwezigheid voelen dankzij de ontelbare engagementen die hier vertegenwoordigd zijn via al die mensen die er hun steentje aan bijdragen.
In het beste geval bevordert en bevestigt dit fysieke gebouw die verbondenheid en straalt het dat ook uit. Ze doet dat wellicht nog in wat te schuchtere vorm nu we hier als gast verblijven, maar als het eenmaal onze kerk wordt, willen we harder nadenken over een wc voor rolstoelpatiënten, over milieuvriendelijke verwarming, of we met dit gebouw willen instappen in het geveltuin-project van de buurt en noem maar op… Over de events en groepen die hier verder nog onderdak kunnen vinden zal worden nagedacht.
De klassieke buitenkant verwijst willens nillens naar de traditionele kerk van weleer die een hele geschiedenis en ook veel ballast in haar imago meetorst. Niets laat de toevallige voorbijganger vermoeden dat achter de toren en die muren een levende, kritische, hedendaagse, niet-sexistische, geëngageerde kerkgemeenschap schuil gaat. Maar hoe kunnen we concreet aan zo’n authentieke uitstraling werken? Om ons te inspireren zijn er zeker bijzondere voorbeelden te vinden van hoe een kerkgebouw kan spreken en een verbondenheid kan uitdrukken met kwestbare mensen in de buurt. Ik denk aan een historische kerk in Boston die niet alleen onderdak aan een Anglicaanse en Joodse gemeenschap biedt – met de combinatie aan symbolen van dien – maar in haar ruime kelders ook een vluchthuis voor vrouwen herbergt.
Dichter bij huis zette de architect Hundertwasser, geniaal idealist met een kinderhart en vurig pleitbezorger van de zorg voor het milieu, zich aan de restauratie van de Sint-Barbarakerk in Oostenrijk. Met een palet aan kleur dat ongewild een glimlach op de lippen tovert rijgt hij als geen ander betekenisvolle symbolen aaneen en maakt een blijde boodschap zichtbaar. In het pad dat naar de voordeur van de kerk loopt zit een groot vraagteken verwerkt. Het laat zien dat net de zoekende mens hier verwacht wordt. De golving in dat pad brengt je een beetje uit je evenwicht, nog voor je het kerkgebouw binnenstapt: dit is niet langer het bevoorrechte huis van zij die de zekerheid in pacht hebben. Er is aandacht voor groen met de boombewoners van het huis en voor de christelijke symboliek die je al vanop de kerkgevel toespreekt. Maar evengoed loop je in de tuin onder een reeks bogen waarin telkens de symboliek van twee andere godsdiensten verwerkt zit. En hij laat een vlag voor het eengemaakte Israël en Palestina wapperen dat een visioen van vrede tastbaar maakt.
Ook bij ons is nu al iets zichtbaar van de richting waarin we kijken en hopen te gaan. De schoenen van de vluchtelingen die Paul De Jonghe ons schonk, verwijzen naar de vluchtelingenwerking. Ook uit de Oosterse kalligrafie die Kakayi zo kunstig tekent, spreekt een verwantschap . ‘Ga God niet zoeken in de hemel’, zegt die tekst, ‘maar hier op aarde’. Buiten op de site getuigt het Mariabeeld, dat hier achter aan de kring hangt, van een stukje geschiedenis die de kerk met de buurt is gegaan. Het beeld werd ooit geschonken door Zuster Justine die hier jarenlang kleuterleidster was en bezielster van de Maria-Goretti-site in de jaren 60. Zij reed rond met een minibusje om kinderen uit de buurt op te halen voor de kleuterschool (Wondelgemstraat, Nieuwevaart…). Op een keer had ze een kindje van de school aangereden. Toen voor haar het wonder gebeurde dat het kindje ongedeerd bleef was ze Maria zo dankbaar dat ze op de plaats van het ongeluk het beeld plaatste dat nu aan de kring hangt tegenover de school. (De huidige kleuterjuf, Katrien, kon het verhaal niet uit eerste hand komen vertellen, maar gaf mee. ‘Ik vind het wel super dat jullie zo geïnteresseerd zijn in de buurt en de mensen die er wonen.’)
Om maar te zeggen: dit huis omarmt veel meer mensen dan je op het eerste gezicht zou denken. Zelfs voor de oude getrouwen valt er op dat vlak nog heel wat te ontdekken. Nodigen we onszelf en elkaar uit om steeds beter oog te hebben voor wie en wat er binnen en buiten de muren in verbondenheid met deze gemeenschap leeft. We zingen het lied: ‘Dit huis vol mensen : weet jij wie ze zijn?’
Inbreng: welke uitstraling?
Wat zou een onschuldige voorbijganger denken wanneer hij/zij langs dit gebouw loopt? Moeten we misschien meer uitnodigend zijn, en hoe doen we dat?
Inleiding tafelgebed
Van al die inbreng krijgt een mens honger en dorst naar gemeenschap. We laven die traditiegetrouw symbolisch door broederlijk en zusterlijk naast elkaar rond de tafel te staan waar we het brood en de wijn mogen delen die eerst door enkele mensen is aangereikt…
Dit huis vol mensen… We weten lang niet altijd wie hier mee aan tafel komt. Wie je ook bent, vanwaar je ook komt, wie in naam van Jezus brood met ons wil breken, is van harte welkom. We zijn dankbaar om jouw aanwezigheid die dit samenzijn mee draagt. En we weten ons hoe dan ook niet alleen.
Dit is immers het moment waarop we elke week uitdrukkelijk onze geliefde doden nabij weten, even stil worden en hen samen gedenken. Het brood dat vandaag gedeeld kan worden, hebben zij mee mogelijk gemaakt. We warmen ons aan die gedachte en steken een kaars voor hen aan.
Evengoed houden wij een ereplaats aan tafel voor alle mensen van goede wil, die waar ook ter wereld in Jezus’ naam werken aan een rijk van vrede en gerechtigheid . De meesten van hen doen dat in veel moeilijkere materiële omstandigheden en met veel minder vrijheid dan wij. Het is moeilijk in te schatten hoeveel ook wij aan hen te danken hebben en van hen kunnen leren. We vragen, God, wees hen en ons nabij. Laat ons zien wat we meer kunnen doen om tot een rechtvaardige wereld te komen.
Is hier de plaats waar hij met zijn leerlingen bijeen kan zijn? We hopen het zeker en zingen het uit.
Vredeswens
Moge deze plaats en wat wij hier beleven een teken van verbinding zijn met wat hier buiten gebeurt. Dat “binnen” en “buiten” leren van elkaar en samen een open ruimte vormen van een leven in verbondenheid en zorg voor elkaar.
*
foto: schilderij van Paul De Jonghe: vluchtelingenschoentjes (gebaseerd op een foto uit DS)