Viering in Dominicus Gent van zondag 11 januari 2015
Van buiten naar binnen
(eerste viering in de reeks‘Fysieke en spirituele ruimte’)
Beste mensen, van harte welkom.
Vandaag is het de eerste viering in een reeks van twee over de fysieke en spirituele ruimte. In mensentaal: we gaan het hebben over dit-ons kerkgebouw, wat het met ons doet, wat wij ermee doen. Hoe wij er onze spiritualiteit in beleven en uitdrukken. Het wordt dus een viering van ervaren en verwoorden, van kijken en mediteren, van beleven en verklanken. Twee vieringen, vandaag en binnen veertien dagen (de driekerkenviering zit daartussen).
Vandaag focussen wij op: van buiten naar binnen. Wat buiten gebeurt, moet zijn weerslag vinden naar binnen. De tweede viering focust op: van binnen naar buiten. Wat binnen gebeurt moet zijn uitstraling vinden naar buiten. Het zijn twee perspectieven van hetzelfde: ons geloof, onze spiritualiteit moet geënt zijn op wat zich in onze wereld en in onze naaste omgeving afspeelt, en dit in het licht van het evangelie. En als we dat geloof liturgisch vieren, moet dat uitmonden in daadkracht. Engagement.
Maar laten we nu al even de ruimte fysiek en muzikaal verkennen. We delen ons op in vier groepen en gaan naar elkaar toezingen: dit huis vol mensen, weet jij God wie wij zijn?
De ruimte
Om echt kennis te maken met dit huis vol mensen waarin we hier wekelijks als Dominicus-gemeenschap samenkomen, wil ik wil graag kort de historische context schetsen van het gebouw. In een tweede deeltje wil ik kort mediteren over hoe onze identiteit zich kan uitdrukken in deze gegeven ruimte..
Dit kleine veelhoekige kerkgebouw werd in 1961 in gebruik genomen. Het ontwerp met de open en losstaande betonnen klokkentoren is van architect Rutger Langaskens uit Mariakerke. Hij ontwierp ook het paviljoen van Civitas Dei op de wereldexpo in Brussel. Het Christusbeeld hier achteraan komt uit het missiepaviljoen van Expo 58. Dit is een vintage gebouw in onvervalste Expo 58 stijl.
Samen met de beroemde architect Juliaan Lampens ontwierp Langaskens ook de kapel OLV van Kerselaere bij Oudenaarde.
Aan deze intense periode van religieuze nieuwbouwprojecten kwam in de jaren zeventig een einde, en de beschikbare middelen werden bijna uitsluitend aangewend om ons patrimonium aan kerkgebouwen in stand te houden en te restaureren. Een sterk verminderd kerkbezoek kan immers niet resulteren in nieuwe gebouwen.
Ook in 1967 verschijnt het boek ‘In een of ander huis’ van architectuurcriticus Geert Bekaert. Het is een publicatie met als ondertitel ‘Kerkbouw op een keerpunt’. Het boek behandelt uitvoerig de diverse aspecten van de toenmalige liturgische vernieuwing en de relatie tot de architectuur.
Maar Bekaert gaat nog een stap verder. Hij stelt ook de fundamentele vraag naar de betekenis van de kerkruimte in de samenleving. Ik citeer: ‘Met kerkbouw moet het wel mislopen als een religieuze gemeenschap nog slechts kerken gaat bouwen voor zichzelf en niet meer voor de algemene mens, want dit betekent dat ze zich van de mens afkeert, zich in zichzelf opsluit, dat ze zich van het menselijke vervreemdt en het menselijke van zich vervreemdt. Dan verdwijnt de grond zelf waarop een authentieke architectuur moet gebouwd worden en kan er niets anders meer ontstaan dan een oppervlakkige en zinledige namaak-bouwkunst.’
In de laatste paragraaf van zijn boek stelt Bekaert: ‘dat er altijd voort kerken gebouwd zullen worden, kerken die geen kerken meer zijn, maar die juist op die manier de lege plaats van het huidig kerkgebouw zullen in kunnen nemen’.
Hoe kan onze Dominicus-cultuur zijn identiteit vertalen in deze gegeven architectuur? Hoe vinden we in deze ruimte en zijn rituelen sporen van onze spiritualiteit, van ons engagement, van onze solidariteit?
We staan op het punt deze sacrale ruimte te verwerven. We worden er mede-eigenaar van. Dat brengt een belangrijke financiële verantwoordelijkheid met zich mee met vele materiële uitdagingen. Dat heeft al heel wat denkwerk gevergd. Maar daarbij houdt het niet op. Het creëren van onze sacrale ruimte zal ook inhoudelijk zijn. Het sacrale beperkt zich immers niet enkel tot de architectuur. Binnen deze ruimte worden rituelen uitgevoerd, wordt gezongen, samengekomen rond de tafel, woord en teken gedeeld…
Hoe kunnen we deze sacrale ruimte opvatten en vormgeven vanuit de visie op spiritualiteit van de beide gemeenschappen die ze gebruiken? Hoe kan dit gebouw een plek worden voor elke mens? Dit zal moeten groeien uit het eigenaarschap van deze gemeenschap. Wat is bruikbaar en wat hindert? Wat beperkt en wat geeft ruimte? Wat verbindt en wat verdeelt? En wat is er praktisch nodig? Van drempel tot toilet. Van aperitief tot soep op de stoep. Van stilteplek tot wereldwinkel.
Dit veelhoekig gebouw heeft een goed potentieel. Als ik hier op zondag binnenkom dan vouwt de ruimte zich open voor spontane ontmoeting en blij weerzien. Met enige (babbel)moeite nemen we plaats voor de viering. Deze ruimte convergeert bij het binnenkomen. Met het kruisbeeld in het brandpunt van een binnenvallende voorjaarszon. En soms verdwaal ik dan in de schaduwen van de gekruisigde Jezus. Er zit dynamiek in de lijnen naarmate de zon opschuift. Ik zit graag aan de rechterkant. De zon kan je bijwijlen heerlijk warmen in de rug.
Maar deze ruimte divergeert minstens even sterk vanuit het virtuele brandpunt dat zich achter het kruis bevindt. In die zin is deze ruimte slechts voor even. Je wordt opnieuw de straat opgestuwd. Rijker en warmer door het samenzijn van deze gemeenschap.
Guido ervaart deze ruimte als een schelpvorm waarin we ons verbonden weten met elkaar. Hoe kan deze ruimte ons oproepen om “uit onze schelp te komen”? Om ons kenbaar te maken. Om een oefenplaats te worden waarin het leven gevierd wordt: vertrouwen en verbondenheid met de mensen van deze stad en wereld en hun veelkleurige culturen, verbondenheid met hun lijden en hun droom.
In deze viering willen we tastend kennismaken met deze ruimte. We zullen ze verkennen aan de hand van enkele prominente facetten. Het kruisbeeld, het beeld van Maria en de tafel. Het is ook een oproep om hierover kritisch te reflecteren en te communiceren.
Lied: Zomaar een dak boven wat hoofden…
Het kruis
We gaan verder met onze verkenning. Centraal staat de paaskaars. We steken haar nu aan. Ze moge ons licht geven en ons verwarmen, ons doen zien de onzichtbare armen en kleinen en ons doen leven voor hen en voor elkaar.
En we weten bovendien: geen klaarte zonder duister, geen opstaan zonder sterven. Geen bevrijding zonder kruis. Ik nodig jullie uit: laat uw blik rusten op het achterste kruis, of liever op de immens grote gekruisigde. We zien alleen de contouren van zijn gemarteld lichaam, van zijn doornenkroon, van de nagels, van de wonde in zijn zij. We worden als het ware door hem heen naar buiten gezogen. Hij is een door-kijk. Dat wij door zijn gemarteld lichaam heen de miserie van mensen zien, wordt nog versterkt door het feit dat hij met zijn beide armen al het lijden, al de onzin, de wreedheid omsluit.
Jezus van Nazareth, ik richt mij tot u.
Jouw woorden waren niet te scheiden van jouw persoon,
en jouw persoon was één met de weg die je ging.
Je verkondigde niet jezelf…
(Hier leest iemand Johannes 7,14-18 uit het evangelieboek)
Toen het feest al op de helft was, ging Jezus naar de tempel en gaf er onderricht. De Joden stonden verbaasd en zeiden: ‘Hoe komt Hij aan die kennis van de Schriften? Hij heeft toch geen onderwijs genoten!’ Jezus ging hierop in: ‘Mijn leer komt niet van Mijzelf, maar van Hem die Mij gezonden heeft. Wie bereid is zijn wil te doen, zal weten of deze leer van God komt, of dat Ik spreek op eigen gezag. Iemand die op eigen gezag spreekt, zoekt zijn eigen glorie, maar Hij die de eer zoekt van degene die Hem gezonden heeft, is betrouwbaar en vrij van alle bedrog.
… Je verkondigde niet jezelf.
Je was zo goed als God voor de mensen,
ja, je hebt God aan de mensen teruggegeven.
Jij was ‘ik zal er zijn’ voor al wie aan de rand stond
van de samenleving en de godsdienst.
Dat konden politici en clerici niet verdragen,
maar jij trotseerde hen en bleef trouw
aan jouw weg met de kleinen.
Tot het einde,
toen ze jou aan het kruis hebben vermoord.
Jij bleef ja zeggen aan de nabijheid van God,
zelfs toen je zo schrijnend aanvoelde
dat ‘ik zal er zijn’ er niet was,
dat je je totaal verlaten voelde.
Wij bidden jou, gekruisigde:
help ons de weg te gaan die jij ging,
trouw en solidair,
daadkrachtig,
zowel vechten waar nodig
als mee-lijden in onmacht.
Roep ons op, telkens opnieuw,
om te doen wat moet gedaan,
kome wat komt.
Lied: Hier ben ik, kome wat komt…
Het Mariabeeld
In de Gentse volksmond heet onze kerk de Maria Goretti-kerk. Officieel heet ze: Onze Lieve Vrouw Koningin. Dat is trouwens ook duidelijk te zien aan twee beelden. Onze voorgevel met strakke raampartijen wordt verlevendigd met een Maria Koningin-beeld in keramiek. Ze is omringd door 12 gouden sterren en heeft de maan onder haar voeten. Symbolen uit de Apocalyps. En hier rechts van mij heb je ook nog eens de gekroonde Maria. In een bepaalde tradtie van de Kerk is de kroning van Maria een logisch gevolg van haar tenhemelopneming. Koningin van hemel en aarde, het is letterlijk en figuurlijk dé bekroning van Maria’s leven. Niet voor niets het 5de en laatste glorievol mysterie van de rozenkrans.
Het is hier niet het moment om daar nu inhoudelijk verder op in te gaan. Ik wil alleen zeggen dat wij in Dominicus een heel andere benadering en spiritualiteit van de Maria-figuur hebben, die we niet in deze beelden terug- vinden, maar eerder in het “Lied van Maria”, dat we hier zo graag zingen.
Moeten we dan dat beeld wegdoen uit onze vieringsruimte? Ik denk het niet. Om twee redenen: ten eerste is het in ieder geval een rijkdom om de verschillende benaderingen, die van de vorige generaties en de onze, niet zozeer te verzoenen tot een niks-zeggende mic-mac, maar ze in respect naast elkaar te laten bestaan. Elke generatie mag hààr invulling hebben. In gotische kerken stond ook nog romaanse kunst. Een tweede reden: er is toch ook iets in het beeld zelf dat aan onze benadering van Maria tegemoetkomt. Het is een heel sober beeld dat – naar mijn aanvoelen – vooral de waardigheid van de vrouw Maria uitdrukt. De mens Maria in zichzelf, hier dus niet herleid tot een dienstmaagd of tot een moeder, of louter tot een instrument van Gods werking. Hier geen tafereel van onderdanigheid noch van een maagdelijk moeke met het kindje Jezus. Dit beeld maakt in mij een interpretatie los die we in ons Maria-lied terugvinden. Het jonge frêle meisje dat zich openstelt voor Gods kracht, wordt de sterke vrouw van een nieuw begin. Echter niet zonder liefde en lijden. Misschien zijn daarom de 12 sterren die het goddelijk licht symboliseren hier gebroken steentjes, en zie je haar hart zo nadrukkelijk (“ze bewaarde al deze woorden in haar hart”; “een zwaard zal uw hart doorboren”)! Ook niet zonder hulp: “engel, laat mij niet over aan mijzelf – ga met mij tot waar alles is volbracht”. Is het teveel gevraagd, als Maria smeekt om het niet alleen te moeten klaren? Is ze daarom minder sterk? Integendeel. ‘Gods nieuwe begin’ kan heel hooggestemd klinken, utopisch, niet realistisch, theoretisch. En toch wordt die onmogelijke droom van God met de wereld vlees en bloed in onze dagelijkse inzet, in de kleine goedheid, in de geboorte van elke nieuw mensenleven. Ga mee, God, kom tegemoet. Dat wij met U de weg ten einde gaan. Engel, laat ons niet over aan onszelf – ga met ons tot waar alles is volbracht.
Lied: Lied van Maria
Inbreng
Tafeltekst
Sinds Palmzondag 2011 staat de tafel die Thierry met zoveel liefde heeft gemaakt in het hart van ons samenzijn. Rond deze tafel danken we als gemeenschap voor een goddelijke mens, ons gegeven.
Onderaan het tafelblad werd een tekst gebrand. Ik lees ze voor, maar kruip straks gerust zelf nog eens onder de tafel.
Tafelpoten met hout uit alle continenten waardoor ze nog sterker is.
Ze zijn ze met elkaar verbonden en ondersteunen het tafelblad waar wij rond samenkomen en delen.
De tafel wordt gedragen door alle mensen.
Mensen die verbonden zijn met moeder-aarde.
De gebogen zijde toont aan dat de tafel oneindig groot is.
Aan deze tafel is iedereen welkom.
De kaarsjes op de tafel verbinden ons met wie er niet bij kan zijn en met de wereldwijde inzet van solidaire mensen hier en ver in de wereld.
Eucharistisch dankgebed: Kom over ons met uw geest
Onze Vader
Vredeswens
Vrede brengt ons in deze ruimte bijen. Met vrede worden we begroet. In vrede zijn we aan elkaar toevertrouwd. Vrede zullen we uitstralen. Deze vrede wens we elkaar hier en nu toe.
Communie
Tijdens de communie: Mendelssohn, Symphonie Nr. 5 (Reformation), deel vier, op het koraal “Eine feste Burg ist unser Gott”.
Afsluiting
We zijn aan het einde van onze viering gekomen. We zouden afgesloten hebben met een lied over dit huis, maar de actuele omstandigheden hebben ons ertoe gebracht om van binnen uit naar buiten te zingen (en daarmee zitten we al in de thematiek van de tweede viering uit deze reeks). Zingen vanuit deze ruimte aan allen buiten die denken op religieuze gronden mensen te moeten vermoorden, onze pennen en stilo’s of onze zang – want dat is hetzelfde – te richten op de terreur van het geweld. Er is ons een richting ingeschapen, een lange weg. Vrijheid van spreken is ons aangezegd. We willen geen slaven zijn van betweterij, groot gelijk, ideologische accaparatie van om het even welke godsdienst. We zullen om bevrijding blijven schreeuwen. En hopen dat men het na ons zal blijven doen. Zingen we het uittochtlied tegen elke vorm van terreur.