Ezekiël 2

Dominicus Gent
Viering van 18 mei 2014
EZECHIEL (2e viering)

Goedemorgen en welkom in deze zondagsviering. Vorige week maakten we opnieuw kennis met de profeet Ezechiël uit dat oude bijbelboek. Vandaag willen we die kennismaking verderzetten aan de hand van een andere passage die verrassend herkenbaar en actueel is.
Maar stellen we ons eerst onder het licht van de Paaskaars.

LEZING: Ezechiël 33, 1-20

De HEER richtte zich tot mij:
‘Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israël, profeteer en zeg tegen hen: “Dit zegt God, de HEER: Wee jullie, herders van Israël, want jullie hebben alleen jezelf geweid! Horen herders niet hun schapen te weiden? Jullie eten wel van hun kaas,* jullie gebruiken hun wol voor je kleren en jullie slachten de vette dieren, maar de schapen weiden, dat doen jullie niet. Zwakke dieren hebben jullie niet laten aansterken, zieke dieren niet genezen, gewonde dieren niet verbonden, verjaagde dieren niet teruggehaald, verdwaalde dieren niet gezocht – jullie hebben de dieren hard en wreed behandeld. Zonder herder raakten ze verstrooid, en werden ze door wilde dieren verslonden. Mijn schapen zijn verstrooid, ze dwalen rond in de bergen en hoog in de heuvels; over heel het aardoppervlak raken ze verstrooid, en er is niemand die naar ze omziet, niemand die naar ze op zoek gaat.

Daarom, herders, luister naar de woorden van de HEER:
Ik zal de herders straffen en mijn schapen opeisen; zij zullen ze niet meer mogen weiden. Dit zegt God, de HEER: Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen. Zoals een herder naar zijn kudde op zoek gaat als zijn dieren verstrooid zijn geraakt, zo zal ik naar mijn schapen op zoek gaan en ze redden, uit alle plaatsen waarheen ze zijn verdreven op een dag van dreigende, donkere wolken. Ik zal ze laten grazen op een goede weide, ook hoog in de bergen van Israël zullen ze gras vinden; op Israëls bergen zullen ze rusten op groen grasland en in een grazige weide. Ikzelf zal mijn schapen weiden en ze laten rusten – spreekt God, de HEER. Ik zal naar verdwaalde dieren op zoek gaan, verjaagde dieren terughalen, gewonde dieren verbinden, zieke dieren gezond maken – maar de vette en sterke dieren zal ik doden. Ik zal ze weiden zoals het moet.

Wat jullie betreft, mijn schapen, dit zegt God, de HEER:
Ik zal rechtspreken tussen het ene schaap en het andere, tussen rammen en bokken. Jullie dringen alle zwakke dieren met je flank en schouder weg, jullie stoten ze met je horens om ze te verjagen, en daarom zal ik mijn schapen te hulp komen; ze zullen niet langer worden weggeroofd. Ik zal rechtspreken tussen de schapen.
Ik zal een vredesverbond met ze sluiten, ik zal het land vrij van wilde dieren maken, zodat ze zelfs in de woestijn veilig kunnen wonen en in de bossen onbezorgd kunnen slapen. Ik zal mijn schapen en het land rondom mijn heuvel zegenen, en ik zal de regen op gezette tijden doen neerdalen. Het zal regen zijn die zegen geeft. De bomen zullen vrucht dragen, de akkers zullen een goede opbrengst geven en zij zullen veilig leven in hun land. Ze zullen niet meer door andere volken worden geplunderd en niet meer worden verslonden door de wilde dieren, ze zullen veilig wonen en niemand zal ze nog opschrikken. Ik zal akkers voor ze aanleggen die geroemd zullen worden, in het hele land zal niemand meer van honger omkomen en ze zullen niet langer door andere volken worden vernederd.

Ze zullen beseffen dat ik, de HEER, hun God, bij hen ben en dat zij, het volk van Israël, mijn volk zijn – spreekt God, de HEER. Jullie zijn mijn schapen, de schapen die ik weid; jullie zijn mensen en ik ben jullie God – zo spreekt God, de HEER.”’

Eerste overweging

597 voor Christus: Jeruzalem wordt ingenomen, het volk verjaagd, de elites in ballingschap gestuurd, het nationale symbool van Israël bij uitstek, de tempel in Jeruzalem, vernietigd. Een generatie mensen voor een groot deel monddood gemaakt.

Maar niet voor Ezechiël, afkomstig uit een priesterfamilie en medegedeporteerde. Hij ondervond samen met zijn lotgenoten de ontheemding uit het oude vertrouwde land. Maar die bracht hem niet tot zwijgen, integendeel. Op een of andere manier huisde in hem de vlam van de hoop en kon hij die hoop doorgeven te midden van de catastrofe. Hard haalde hij uit naar de leidende klasse, daar waar zij de samenleving verzwakt hadden. En zacht zegenend sprak hij met hen die, in machtstermen gesproken, in de verliezende positie zaten.

Als medegedeporteerde voelde hij zich geroepen om namens de God van zijn volk de kritische stem te zijn tegenover hen die het voor het zeggen hadden. Hij liet zijn God vlijmscherp uithalen als een God die de menselijke zondigheid hard aanpakt met een regelrechte catastrofe. Hij beschouwde de vernietiging die Israël overkwam niet zomaar als een toevalligheid: het was regelrecht het werk van God. Er was geen toevalligheid mee gemoeid. De vernietiging van Jeruzalem en de grootschalige deportaties waren voor hem geen onderdeel van een anoniem schaakspel tussen vreemde machten. Israël was voor hem niet de toevallige speelbal. De beeldspraak daarover golft in niet mis te verstane bewoordingen als een storm doorheen de hoofdstukken van het boek Ezechiël.

Dit maakt Ezechiël zo bijzonder: dat hij die eerst zo vlijmscherp aanklaagt ook trooster en ondersteuner wordt naar hen die in de verliezende positie zitten. Eens het keerpunt was bereikt, de bekering is ingezet en de mensen reiken naar een nieuw, beter leven vertolkt hij de God die met zijn volk meegaat en bij het nieuwe zoeken en tasten aanwezig is. In zijn aanklagen zit reeds de bevrijdende kracht vervat die hoop bewerkstelligt en de toekomst openbreekt. En daar waar de verandering en de inkeer ingezet is, spreekt hij als een krachtige ondersteunende trooster, uitgedrukt in de ons zo bekende beeldspraak van de Herder die de schapen weidt en goed land geeft.

Vandaag duiden wij oorzaak en gevolg anders. Oorlog en catastrofes bekijken wij anders. Niet God maar de wetenschap en het gezond verstand leren vandaag dat je agressie zult ondervinden als je zelf aanvalt. De wetenschap leert dat de dreigende klimaatopwarming regelrecht voortvloeit uit het gedrag van de mens. De onrust en de ellende van mensen die vluchten en migreren over de ganse wereld, vloeien voort uit de te grote ongelijkheid. Wij leggen de oorzaken niet buiten de wereld, maar in de werkelijkheid zelf.

De God van Israël was eigenlijk ook geen macht buiten de wereld. Hij drukt zich uit in mensen, onuitsprekelijk aanwezig in de kern van hun hart. Dat was hun geloof: het wezen van mensen was doordrongen van de onuitsprekelijke kracht van het Allerhoogste. Geen enkel beeld mocht van God gemaakt worden: want dat zou hem buiten de wereld stellen. En elk beeld van hem zou hem doen samenvallen met mensen die op dat beeld gelijken. Er waren andere bijbelse beelden om over zijn mysterievolle aanwezigheid te spreken: zoals het brandende braambos van Mozes of de wolk van JHWH die in de woestijntocht meeging.

Voor Ezechiël kon niemand zich God zelf wanen. Niemand kon zichzelf een absolute macht toemeten, zeker de koning en de elites niet. Autoriteit die zich beroept op een absolute God, autoriteit die zich absoluut sterk waant, maakt gebruik van de angst en de zwakte van het volk. Zo’n autoriteit houdt angst en zwakte in stand. Zo’n autoriteit maakt het volk minder weerbaar tegenover elke dreigende catastrofe. Zo’n machtsuitoefening belemmert God. Zo’n macht maakt het onmogelijk zijn bezielende kracht over te dragen aan de mensen.

Gelukkig kan niemand van onze kandidaat-politici zich nog zo’n God wanen. Gelukkig neemt geen enkele van onze partijen het hele machtscentrum in. Neen, niemand kan op zichzelf weten wat met de wereld moet gebeuren, niemand heeft de waarheid daarover in pacht. Slechts in aanhoudende en volgehouden samenspraak vinden wij maar een uitweg uit de veelheid van complexe problemen – samenspraak die in de eerste plaats dient te gebeuren met hen op wie de zwaarste lasten neerkomen, met hen die de problemen dragen. Autoriteit die in deze samenspraak haar kracht, haar kennis en inzicht en zo eigenlijk haar macht uitdeelt aan zij die het niet hebben.

En dit is mijn geloof en wellicht ook van velen onder u: dat doorheen deze samenspraak op weg naar de uitkomst de kracht van betrokkenheid van mensen op elkaar inwerkt, een kracht groter dan wat wij kunnen voorstellen, liefdevol en krachtig mysterie, een kracht die is als een bron van leven.

Tweede overweging

Ezechiël vaart uit tegen de machthebbers van zijn tijd die het blijkbaar grondig verprutst hebben, ze kijken niet om naar hun volk, ze profiteren van hen en buiten ze uit voor eigen gewin. Ezechiël houdt hen een spiegel voor en toont hoe een echte man van de macht zou moeten tewerk gaan. Het verhaal echoot verder in het tweede testament met de parabel van de goede herder die zelfs op zoek gaat naar één verdwaald schaap om het te redden. Hoe anders is het met de machthebbers uit Ezechiëls wereld.

Het is interessant om deze tekst te lezen als achtergrond bij de evenementen van de laatste weken en als voorbereiding op wat volgende week komt. Het is fascinerend om te zien hoe machthebbers zich transformeren tot amateurprofeten en lijken te vergeten dat ze eigenlijk al een aantal jaar aan de andere kant van de barrière staan. Er wordt de laatste dagen dan ook nogal wat afgeprofeteerd, met een “e”, wel te verstaan. De onheilsboodschappen zijn ook vandaag niet van de lucht. Er is één constante: het kan zo niet meer verder, er moet een radicale verandering komen, we moeten ons bekeren. De enen profeteren dat we regelrecht de economische afgrond induikelen als we niet radicaal het roer omgooien, anderen orakelen dat de armoede spectaculair zal toenemen en dus ook de onveiligheid en het geweld als we blindelings die eersten zullen volgen. In beide gevallen ligt onze toekomst dus ergens in één of andere afgrond. Dat machthebbers zich transformeren tot profeten, geeft op zijn minst te denken. Het is aan weinigen echt gegeven om die transformatie geloofwaardig te maken. Zegt ons immers niet een oude Vlaamse wijsheid: “Als de vos de passie preekt, boer let op uw ganzen…”.

En toch is het niet in alle gevallen helemaal zo zwart-wit te stellen en heb ik het misschien wat te sterk gesteld. De realiteit is nooit zo simpel als ze op ’t eerste zicht lijkt of hoe ze ons wordt voorgehouden. Veel grote morele principes struikelen wanneer je ze wil toepassen op sommige heel concrete gevallen, tenzij je de ideologie laat voorgaan op de mens. Je bent dus nooit exclusief of machthebber of profeet en wellicht is het zelfs goed om beide facetten te belichamen, op voorwaarde dat je je geloofwaardigheid daarvoor niet opgeeft.

Laat ik het concreet maken. Wie zijn de machthebbers in dit land? Zijn dat de mannen en de vrouwen die we volgende zondag zullen verkiezen voor de volgende 5 jaar? Of zijn het de partijcenakels waar enkelen beslissen wat de hele partijfractie moet stemmen? Of zijn het de multinationals die op ieder moment kunnen besluiten om een fabriek met duizenden werknemers te sluiten en met dat dreigement diezelfde politici kunnen dwingen tot vreemde besluiten? Of is het de pers die door selectief informatie door te laten of achter te houden, diezelfde politici kan ophemelen of de grond inboren, carrières maakt of breekt, die de publieke opinie kan sturen door te bepalen wat wel en geen interessante informatie is. Of misschien zijn het toch de burgers die met de hulp van de sociale media Ringlandachtige actiegroepen vormen en diezelfde politici kunnen laten roepen: “Overkapping nu! ’t Moest al gebeurd zijn. We hebben het altijd al zelf gedacht, maar durfden het alleen niet voor te stellen.” Of ligt de macht bij de verzekeringsmaatschappijen die multinationals die het milieu om zeep helpen door lekkende olieboorplatforms te exploiteren, niet meer willen verzekeren. Of ligt de macht bij de consument die geen brandstof meer tankt van het merk van diezelfde multinational, of geen apartheids- of Israëlisch fruit meer koopt?

Het verhaal van Ezechiël toont ons om literaire redenen een simpel beeld van de macht, simpele beelden zijn nu eenmaal makkelijker te verstaan en over te brengen, dat weten onze Vlaamse politici maar al te goed, maar daardoor bestaat het risico dat we er ons wat op verkijken. We zijn immers bijna allemaal op de één of andere manier zelf machthebbers. Van zodra iemand in enige vorm afhankelijk is van jou, oefen je bewust of onbewust macht uit.
De spiegel die Ezechiël voorhoudt, is er dus één waar ook wij in kijken. De lakmoesproef die Ezechiël voorhoudt, is ook voor ons bestemd. Macht brengt de verantwoordelijkheid om te streven naar een goed leven voor iedereen binnen de samenleving, voor iedereen waarmee je in een machtsrelatie staat. Een goede herder, zo staat er, gaat immers op zoek naar de verdwaalde dieren, haalt verjaagde dieren terug, verbindt gewonde dieren en maakt zieke dieren gezond. Een goede herder zet niet de ene groep op tegen de andere, speelt geen verdeel-om-te-heersen-politiek, bevoordeelt niet de vette schapen zonder om te zien naar de magere en de zieke dieren. Een goede herder zorgt voor het algemeen welzijn van ieder schaap dat aan zijn herderschap is toevertrouwd. Een ideaalbeeld dat blijkbaar voor velen met macht of die de macht ambiëren, vergeten wordt, terzijde geschoven voor andere, lucratieve kortetermijnbelangen. Mensen en macht, het blijft een moeilijke combinatie. Macht doet iets met een mens, het kan hem veranderen, en als de systemen het toelaten, kan het hem zelfs onmenselijk maken.

Daarom ook moeten we allen ook profeten blijven, als wachters op de muren, zoals we soms zingen, waakzaam voor wat misloopt, waakzaam voor waar macht misbruikt wordt, waar macht ontspoort. Profeten die bijvoorbeeld blijven pleiten voor systemen waarin die macht heel moeilijk kan misbruikt worden. Ze bestaan: een goed functionerende basisdemocratie die hier en daar werkelijkheid is, zelfs op grotere schaal, of de experimentele pogingen van de G1000 en David van Reybrouck om de beslissingsmacht terug dicht bij de mensen te brengen, of nog de eeuwenoude regel die maakt dat een overste van een kloosterorde slechts een beperkte vastgestelde tijd die functie van overste mag uitoefenen en dan sowieso vervangen wordt. Geen utopische dromen, maar zaken die hun deugdelijkheid al bewezen hebben.

We moeten allen profeten blijven en we mogen niet terugschrikken, terugdeinzen om luid aan te klagen waar mensen macht misbruiken om anderen klein te houden en kansen op leven te misgunnen. Profeten die blijven herhalen dat wanneer macht een doel wordt, het meestal fout afloopt, die blijven voorhouden dat wanneer macht loskomt, los staat van dienstbaarheid aan de ander zonder uitsluitsel, het fout afloopt. Dat is onze verantwoordelijkheid, dat is onze plicht, dat ligt zeker binnen onze macht. Niet alleen uit mededogen voor degene die verdrukt wordt, maar ook uit zorg voor de misbruiker van de macht, omdat ook die moet geholpen worden om zijn menselijkheid terug te vinden. Ook hij is een verloren schaap.

Macht, verantwoordelijkheid en profeet zijn. Misschien is er wel een God, een Goede Herder met hoofdletter nodig om het ideaalbeeld lichaam te geven, tastbaar te maken. Een beeld dat ons toont dat het de moeite waard is om op zoek te gaan naar één verloren schaap en te proberen het te redden. Alleen in zo’n wereld kan iets nieuws beginnen.

 

Inbreng

Ik nodig u uit om in stilte een en ander te overwegen: over een figuur zoals die van Ezechiël in wie aanklacht en zegening tegelijk aanwezig is; over hoop behouden ten aanzien van catastrofes en de dreiging ervan in deze tijd.

Het is dan ook nu de gelegenheid voor wie wil voor de gemeenschap een gebed, een wens of een overweging uit te drukken.

 

Uitnodiging tot de tafeldienst

En laten wij dan aan tafel gaan.

Wellicht heeft Ezechiël geleerd zo krachtig en zegenend te spreken omdat hij het eenvoudige en oeroude beeld van de tafelgemeenschap voor ogen had: mensen die delen datgene wat basis is in het leven: voedsel, vreugde, aandacht.

Willen wij dan ook als gemeenschap opnieuw deze tafelgemeenschap vieren.

Gemeenschap is voor ons nu niet enkel u die hier bent rond deze tafel, ook alle mensen met wie wij verbonden leven: familie, vrienden, collega’s, geburen. Wij willen denken aan alle mensen die namens ons deel willen nemen in de politieke besluitvorming en pogingen willen doen om onze samenleving te leiden naar meer welzijn en meer rechtvaardigheid.

Danken wij ook aan mensen die in moeilijke omstandigheden groep vormen en duurzaam werken aan ontwikkeling: gemeenschappen en organisaties die mensen samenbrengen om meer weerbaar aanwezig te zijn in de samenleving.

Denken wij in het bijzonder aan de families die bij de dood van zovele mijnwerkers in rouw achterblijven in Turkije.

Denken wij aan de mensen voor wie een intentie staat neergeschreven.

En aan onze geliefde doden: zij hebben het leven geleefd hebben dat nu in onze harten staat uitgedrukt.

En laat ons dan rond deze tafel zingen: Gij die weet wat in mensen omgaat…