Dominicus Gent
Zondagviering 18 september 2022
Een vreemde gelijkenis? Of toch niet… Lc 16, 1-13
Goedemorgen en een hartelijk welkom aan allen.
Elke week opnieuw zoeken we hier voedsel voor ons dagelijks leven. Zoeken we bij elkaar, bij woorden en gebaren van lang geleden, welke keuzes we willen maken in ons leven.
We laten ons daarvoor leiden door het leven van Jezus van Nazareth en de gelovige traditie waarin hij stond.
We steken de paaskaars aan. Licht brengen als symbool van het geloof dat die Vader van Jezus, de JHWH van zijn traditie, er steeds zal zijn als een licht, als een oriëntatiepunt.
We zingen deze viering in met een lied waarin we keuzemogelijkheden benoemen .
De eerste 3 strofen gaan over hoe we voor onszelf kunnen kiezen, de volgende 3 gaan over welke keuzes we kunnen maken als gelovigen, als mensen die proberen God “levend “ te maken.
Twee handen schoon gebleven
door onpartijdigheid,
wie durft ze uit te steken
en noemen Godgewijd?
Twee ogen uitgekeken,
geen ander meer zien staan,
wie zou ze durven sluiten
en zo ten einde gaan?
Twee oren doof gebleven
voor andermans verdriet,
wie zou daarmee nog horen
een hoopvol mensenlied?
Met handen, ogen, oren,
door keuze vroeg of laat,
herscheppen wij de aarde,
tot alle goeds in staat.
Dan delen wij het leven
met al het lief en leed,
wij nemen en wij geven,
die dag komt, ooit, godweet!
Geen leed blijft ongeweten,
geen traan blijft ongezien,
geen man, geen vrouw vergeten,
God is ons aan te zien!
Tekst: Jan Van Opbergen Muziek: Bernard Huijbers
We zongen evangelische kritiek op afzijdig blijven, egoïsme en doemdenken, en over Gods keuze voor gemeenschappelijkheid, delen en nabijheid.
Een lied dat inspireert nu we rondom onzekerheid tot paniek zien met betrekking tot de onbetaalbaarheid van energiefacturen en -voorschotten.
De evangelietekst van vandaag gaat dan wel niet over gasrekeningen maar stemt wel tot nadenken over geld en bezit.
Niet vanzelfsprekend. ‘Geld’ is -naast seks en religie- een taboeonderwerp.
In veel families en vriendenkringen is het gevoelige discussiestof. Twee voorbeelden:
De meesten bepalen niet zelf het bedrag van hun loon of uitkering. Toch worden ze er persoonlijk op aangesproken of verantwoordelijk voor gesteld. Er circuleren verklaringen voor inkomensverschillen, zoals studieduur of waardering van verantwoordelijkheid. Verklaringen die tegensprekelijk zijn. In ons land heeft wie lang mocht en kon studeren dat gedaan met gemeenschapsgeld en moet die in vergelijking minder lang werken. Daarbovenop krijgt die meestal ook een hogere wedde dan wie jonger gaat werken en de studies van die studenten mee betaalt. Wie heeft dit denken ooit geïnstalleerd? Waarom is verantwoordelijkheid in mensenzorg minder geldelijk gewaardeerd dan goed met technologische zaken omgaan? Waarom loont intellectuele arbeid meer dan handenarbeid?
Een nog delicater thema zijn gesprekken over geld dat geen band heeft met arbeid. Geld dat mensen ‘om niet’ krijgen via kapitaalopbrengsten, beleggingen en erfenissen. Mechanismen waardoor bezit vermeerdert en ongelijkheid vergroot.
Opmerkelijk is dat mensen geneigd zijn zich bij dit onderwerp te vergelijken met wie meer heeft en zelden met de meerderheid van de wereld die veel minder of niets heeft. Bezit en geld hebben nl. met alcohol gemeen dat ze je kunnen bezetten, dat ze je leven overnemen, dat je ervan bezeten kan raken, verslaafd aan raken. Alleen moeilijke, duidelijke keuzes kunnen ons van die bezetenheid bevrijden. Het is begrijpelijk dat het onderwerp ‘geld’ gemeden wordt om mensen te ontzien, om schaamte, schuldgevoel en ruzies te vermijden.
Gelukkig kennen we veel families en vriendengroepen die beseffen hoe goed ze het hebben en die solidariteit aan de dag leggen met wie door onrecht en omstandigheden niet dezelfde extra’s ontvangt. Velen maken wel degelijk verschil tussen geld als middel en geld als doel. In veel groepen onderzoekt men hoe je persoonlijk al rechtvaardiger kan herverdelen door een ethische bankkeuze of door een caritatieve of structurele duw in de rug te geven te geven van wie tekort heeft.
Soit.
We zitten hier niet aan de kerstdis waar je moet opletten voor gevoelige tenen. We zijn uitgenodigd rond de tafel waaraan Jezus ons samenroept. Laten we luisteren naar het evangelie van vandaag waar Jezus volgende gelijkenis aan zijn leerlingen vertelt.
Lc 16, 1-13 – Willibrord 1995
1Hij zei ook, nu tegen zijn leerlingen: ‘Een rijk man had een rentmeester, maar hij kreeg klachten dat die zijn bezit verkwistte. 2Hij riep hem bij zich en zei: “Wat hoor ik daar over u? Ik wil dat u rekenschap aflegt, want zo kunt u geen rentmeester blijven.” 3De rentmeester zei bij zichzelf: “Wat moet ik doen? Mijn heer ontneemt mij het beheer. Spitten kan ik niet, en bedelen, daar schaam ik me voor. 4Ik weet al wat ik moet doen om te zorgen dat ze me, na mijn ontslag als rentmeester, in hun huis ontvangen.” 5Een voor een liet hij de pachters van zijn heer bij zich komen. Tot de eerste zei hij: “Hoeveel ben je mijn heer schuldig?” 6Die antwoordde: “Honderd vaatjes olijfolie.” Hij zei: “Hier is het contract, ga zitten en maak er vlug vijftig van.” 7De volgende vroeg hij: “En jij, hoeveel ben jij hem schuldig?” Die antwoordde: “Honderd zakken tarwe.” De rentmeester zei tegen hem: “Hier is je contract, maak er tachtig van.” 8De heer prees de gewiekste aanpak van de onrechtvaardige rentmeester. De kinderen van deze wereld gaan onderling immers handiger te werk dan de kinderen van het licht. 9Ook Ik zeg jullie: maak je vrienden met behulp van de geldduivel; als die je dan ontvalt, zullen ze je ontvangen in de eeuwige tenten. 10Wie betrouwbaar is, is betrouwbaar in het klein en in het groot, en wie in het klein onrecht doet, doet het ook in het groot. 11Als jullie met de geldduivel onbetrouwbaar zijn geweest, wie zal jullie dan het ware goed toevertrouwen? 12En als jullie niet te vertrouwen zijn geweest met andermans goed, wie zal jullie dan toevertrouwen wat jezelf toebehoort? 13Geen knecht kan twee heren dienen, want hij zal of de een verfoeien en van de ander houden, of zich hechten aan de eerste en de ander verachten. Je kunt niet tegelijk God dienen en de geldduivel.’
De laatste uitspraken liggen in de lijn van wat we van Jezus verwachten…’Wie betrouwbaar is in het klein is dat ook in het groot, en wie in het klein onrecht doet, doet het ook in het groot’. En: ‘Je kunt niet tegelijk God dienen en de geldduivel.’
Je moet kiezen.
Maar de gelijkenis zelf doet de wenkbrauwen fronsen.
Mocht het een stripverhaal zijn dan zie je:
Prent één: een rijke man hoort dat zijn rentmeester zijn bezit verkwist.
Prent twee: hij roept de rentmeester bij zich om uitleg.
Drie: de rentmeester met een paniek-gedachtenwolk: “ai, ik zal ontslaan worden, ik heb twee linkerhanden, bedelen zie ik niet zitten…”
Vier: boven zijn hoofd een brandende lamp: “Eureka!. Ik zal ervoor zorgen dat de pachters van mijn baas mij goedgezind zijn.” Hij wrijft in zijn handen.
Vijf: de pachter van de olijfgaard krijgt van de rentmeester een nieuw contract: de voorziene 630 liter olijfolie wordt gehalveerd! De pachter is doodcontent ‘als ik ooit eens iets voor u kan doen’…
Zes: de landbouwer mag 80 zakken noteren op zijn nieuw contract ipv 100. Een vermindering van zo maar eventjes 1260 kg tarwe! Uiteraard is ook die doodcontent ‘als ik ooit eens iets voor u kan doen’… De rentmeester glundert.
Zeven: Rentmeester zit op café met zijn heer en vertelt hoe hij zijn hachje heeft gered en niet zal moeten bedelen. en de rijke man -duidelijk boven zijn theewater- (hoe moeten we dit anders begrijpen?) klinkt op het oplichterstalent van zijn rentmeester en schampert: ‘ha ha, wij kinderen van de wereld zijn toch veel handiger dan de kinderen van het licht hé. Santé.’
Jezus vertelt gelijkenissen om ons tot nadenken en ommekeer te brengen… Maar deze gelijkenis blijft toch vreemd? Bovendien volgt een onbegrijpelijke uitspraak van Jezus: “Ook Ik zeg jullie: maak je vrienden met behulp van de geldduivel; als die je ontvalt, zullen ze je ontvangen in de eeuwige tenten.”
Er bestaat veel uitleg en soms verandert men zelfs de tekst om een punt te maken. Maar als we ervan uitgaan dat de tekst correct is weergegeven… hoe die te verstaan?
Of Jezus waarschuwt cynisch: ‘doe maar gelijk die rentmeester en ge zult zien waar ge terecht komt in hun zogezegde eeuwige tenten’.
Of: Jezus houdt een pleidooi voor geldelijke solidariteit in ruil voor vriendschap… en-als je geld op is- zal je pas de gelijke zijn van die vrienden?
Of: wie geld heeft moet in goede doelen investeren zodat hij zijn/haar hemel verdient?
Alle uitleg (of inleg?) hapert wel ergens. We weten niet wat Jezus bedoelt, het is een vreemde tekst zonder gelijke in de evangeliën.
Na het lied worden bijbelse leessleutels aangereikt die bijdraagt aan een beter begrip van de gelijkenis.
Je kan niet zwijgen wanneer je ziet wat geld, bezit en overwinsten aan onrecht aanrichten. Een tegenstem dringt zich op om die bezetenheid aan banden te leggen. Onrecht keren lukt alleen wanneer we samen de concrete mens met haar noden in de focus plaatsen. Laten we het onrecht niet het laatste woord geven maar onrecht toespreken met het Lied tegen de nieuwe armoede
Er schreeuwt een mens, onrecht,
de schreeuw van de hongersnood.
Er werd op hoog gezag besloten
een deel der mensheid hoeft geen brood.
Opdat wie rijk is rijk kan blijven leven
wie heeft hem wordt gegeven,
onrecht, en de rest mag dood.
Het gaat als vuur, onrecht,
het blakert de steden zwart.
Maar jij woont in gekoelde tuinen
met blinde muren om je hart.
Je leert de sterken op de zwakken jagen
je leert ze zich gedragen, onrecht,
als een ras apart.
Dit is jouw uur, onrecht,
geen god die nog hoger scoort.
Je hebt al haast de hele wereld,
alleen nog niet het laatste woord.
Dat staat met licht geschreven in de geesten
van mensen, niet van beesten, onrecht,
en dat plant zich voort.
Tekst: H. Oosterhuis Muziek Tom Löwenthal
Je kan niet God dienen én de mammon. Het zijn, zoals gezegd twee tegenstrijdige manieren van in het leven te staan, en die zijn van alle tijden. Zonder het zo expliciet te zeggen komen we deze gedachte al tegen in Eerste testament. Laat ons luisteren naar een stukje uit de profeet Amos.
(Amos 8, 4-7 – Bijbel in gewone taal)
God de Heer zegt, (…) jullie doen arme mensen kwaad, mensen die zich niet kunnen verdedigen. Jullie zeggen: ‘wanneer is deze feestdag voorbij? Dan kunnen we weer geld verdienen. Is de sabbat nu nog niet afgelopen? Dan kunnen we weer graan gaan verkopen.’ Jullie vragen te veel geld. Jullie gebruiken oneerlijke gewichten. Jullie verkopen slecht graan. En jullie laten arme mensen als slaven werken voor een klein beetje geld, of voor een paar schoenen. Nooit zal ik vergeten wat jullie gedaan hebben. Dat beloof ik, de God waar jullie zo trots op zijn.
Men denkt dat Amos een van de eerste profeten is wiens woorden op schrift zijn gezet. Hij leefde ongeveer 750 jaar BC. Het is de tijd waarin grote delen van de bevolking het landbouwleven vaarwel zegt en in de stad gaat wonen. Er ontstaan grote bezittingsverschillen, en de gekende manier van leven wordt grondig door elkaar geschud.
Mensen raken ontheemd in de stad, hebben geen werk, en de traditionele opvang in familieverband valt weg. Ze vallen (zoals velen ook vandaag) in handen van mensen die hen uitbuiten.
Deze manier van handelen staat loodrecht tegenover de grondvesten van hun samenleving: nl de “10 woorden ten leven”. Wij kennen ze onder de naam van de Tien geboden. Waarin onder andere staat: “Vlucht het stelen en bedriegen” en “begeer nooit iemands goed”.
Richtlijnen die men verworven heeft, gekregen in de woestijn, om tot een samenleving te komen waar iedereen het goed heeft, waar iedereen tot zijn recht komt.
Die zo belangrijk zijn dat ze van God zelf komen. En die de leessleutel voor hun geschriften én de richtlijn voor hun leven vormen: gerechtigheid en het opkomen voor de belangen van de hele gemeenschap .
Ze lappen die richtlijnen aan hun laars, gaan voor eigen belang, voor macht en geld, en gebruiken daarvoor mensen als koopwaar. Buiten ze uit en spelen vals bij financiële transacties.
Daartegen komt Amos in opstand. Met niet mis te verstane woorden wil hij zijn toehoorders
confronteren met hun levensstijl én met de consequenties daarvan; nl de ontwrichting van de maatschappij. En roept hij hen op om te veranderen. Want in zijn ogen kan JHWH dit niet langer aanzien en zal hij zijn volk straffen.
Amos wil mensen terug op het goede spoor zetten, zodat er opnieuw een samenleving ontstaat waar iedereen het goed heeft, een samenleving zoals JHWH die bedoelt. En daarvoor gebruikt hij straffe taal.
De taal van het Oude en het Nieuwe testament: dat God de mens geschapen heeft om een gemeenschap te maken waarin recht wordt gedaan aan ieder mens, maar ook aan de hele schepping. En dat we, zoals Hij/Zij, het opnemen voor de armsten, de meest kwetsbaren. . Dat was ook de boodschap van Jezus. God heeft een voorkeur voor hen die niet meetellen. Voor hen opkomen en de wantoestanden aanklagen was wat Jezus deed en wat hem ten slotte het leven heeft gekost.
We worstelen nog steeds met dezelfde problematiek. En dus is deze tekst van Amos (en bij uitbreiding veel teksten in de Bijbel) een soort spiegel om ons gedrag te bekijken, onze keuzes te toetsen aan die Bijbelse oproep. Omdat we geloven, ondanks het feit dat onrecht, geld en bezitshonger de wereld lijken te beheersen, ze niet het laatste woord hebben, zoals we daarnet zongen. Bijbels gezien is het laatste woord niet aan het onrecht maar aan vrede en recht.
Wij als individu zullen de wereld niet veranderen. Maar we kunnen doen wat we kunnen in onze eigen kring, en zo kleine plekjes maken waar die droom van een maatschappij een stukje verwezenlijkt wordt. Zingen we dit uit in het lied
Waar is de plaats die vrede lacht?
Waar wordt aan mensen recht verschaft?
Waar is de God die leven geeft?
In elke mens die liefde deelt.
Ik zoek de plek waar vrijheid heerst,
waar elke mens van angst geneest,
Ik zoek de God die armen heelt,
in elke mens die liefde deelt.
Ik zoek het land dat vreugde heet,
vrij van geweld en oorlogsleed,
ik zoek de stad waar God regeert,
in elke mens die liefde deelt.
Hier is de plaats die vrede lacht,
hier wordt aan mensen recht verschaft,
hier is de God die leven geeft,
in elke mens die liefde deelt.
Muziek en tekst : Berre van Thielt,
De tafel der armen
Wat in stilte bloeit, in de luwte van tuinen,
onder de hete zon op de akker,
heeft Hij bestemd voor de tafel der armen.
Aardekracht, zonkracht is Hij, licht in mensen,
dat wij elkaar verblijden en doen leven,
brood van genade worden, wijn van eeuwig leven.
Maar die niets hebben: wie zal hen hieraan deel geven?
En die in weelde zwelgen en van niets weten,
wie zal hen naar gerechtigheid doen verlangen?
Aanschijn der aarde, wie zal jou vernieuwen?
Hij die alles zal zijn in allen heeft ons bestemd om,
aarde, jouw aanschijn te vernieuwen.
Tekst Huub Oosterhuis muziek Tom Löwenthal
Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons nieuw online platform: http://Bijlichten.be
Ga er in gesprek met de auteurs van de filmpjes!
Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.