Een huis van hoop…

Dominicus Gent

Viering van zondag 20/12/2020

Een huis van hoop

 

1

Van harte welkom op deze 4de adventszondag, waarin we vierend aansluiten bij de Welzijnszorg-campagne rond Wonen.

Donkerder dan nu mag het niet worden toch?

Ondanks het knusse en gezellige dat ook hoort bij deze donkere periode, kennen wij een ingeschapen verlangen naar licht en uitzicht, kijken we hoopvol uit naar nieuw begin. Het is niet toevallig dat de Bijbel begint met JWHW die licht van duisternis scheidt. Met dat verhaal begint een geschiedenis van lichtzoekers en lichtbrengers tot op vandaag, de geschiedenis van mensen die meebouwen aan een Huis van Hoop voor allen.

Hoe kunnen we ons verlangen naar een imaginaire toekomst, onze hoop op licht beter uitdrukken dan met het aansteken van Paaskaars en adventskaarsen

 

2

Waar kan God wonen?

Waar kan God wonen? Waar vinden mensen een huis waar hoop leeft? Traditioneel wordt koning David gezien als centrale figuur bij het prille ontstaan van Israël als politieke realiteit. Er wordt gehoopt op Gods zegen, op zijn aanwezigheid bij zijn volk. En Jahwe was David goed gezind. Hij verzekerde rust en stabiliteit voor de koning. David wil dan ook een tempel bouwen waar JHWH kan wonen. Dat is echter niet zo vanzelfsprekend. David wordt door de profeet Nathan tot bezinning aangemaand. We luisteren naar de passage waarin dit wordt verteld: 2 S 7.

Lezing 2 Samuel 7, 1-12a

Koning David kon nu in zijn paleis wonen, want de Heer had hem aan alle kanten rust gegeven van zijn vijanden. Toen zei de koning tegen de profeet Natan: “Kijk toch eens! Ik woon in een paleis van cederhout, maar de kist van God staat in een tent!” Toen zei Natan tegen de koning: “Doe wat u op uw hart heeft, want de Heer is met u.”

Maar die nacht zei de Heer tegen Natan: “Ga naar David en zeg tegen hem: Dit zegt de Heer: Wilde jij voor Mij een huis bouwen om in te wonen? Ik heb toch geen huis gehad vanaf de dag dat Ik de Israëlieten uit Egypte meenam, tot nu toe? Ik heb altijd rondgereisd en in een tent gewoond. Heb Ik ooit, terwijl Ik met de Israëlieten rondreisde, tegen één van de leiders van Israël gezegd: ‘Waarom bouw je geen huis van cederhout voor Mij?’ Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Ik heb je bij je schapen vandaan gehaald om je koning te maken van mijn volk Israël. Ik ben met je geweest bij alles wat je deed. Ik heb al je vijanden voor je gedood. Ik heb jou net zo beroemd gemaakt als de andere machtige koningen van de aarde. Ik heb mijn volk Israël een eigen gebied gegeven om te wonen. Daar heb Ik mijn volk geplant en een vaste plaats gegeven, net zoals je een boom plant en een vaste plaats geeft. Daar zal mijn volk rustig kunnen wonen. Het zal niet meer worden opgejaagd of onderdrukt door wrede volken, zoals vroeger gebeurde in de tijd dat Ik steeds leiders over mijn volk Israël aanwees. Ik heb je rust gegeven door al je vijanden te verslaan. Nu zal Ik voor jou een huis bouwen. Als jouw tijd voorbij is en je gestorven bent.

Er steekt een soort tegenstrijdigheid in de tekst die we gehoord hebben. David wil een huis bouwen voor JHWH, maar bij nader inzicht – de profeet Natan moet er ook eerst een nacht over slapen – wil God daar niet van weten. Hij staat wel aan de kant van David, want hij zorgt voor veiligheid en rust, maar hij wil zich niet laten inpakken door David.

Historisch weten we niet zoveel over David. Dat betekent niet dat hij geen sporen heeft nagelaten. Dat heeft hij heel zeker! Het is bovendien niet eens duidelijk naar welke zijde de balans van zijn leven doorweegt. Of hij ten slotte als een vrome mens dan wel als een ware cowboy uit al die verhalen te voorschijn treedt. We weten dat hij verschijnt in een behoorlijk woelige tijd. Conflicten onder rivaliserende stammen zijn schering en inslag. Overleven is het motto. Veiligheid is een kernwaarde. Tegen die achtergrond is de instelling van het  koningschap mogelijk een pluspunt. Ook David wil het wagen. Het kàn een stap vooruit zijn in de richting van vreedzaam samenleven.

Het werkt echter heel anders uit. De verslagen die we lezen over koninklijke activteiten, zowel van David als van voorgangers of opvolgers, geven een allesbehalve fraai beeld te zien. Machtshonger, uitbuiting van de eigen bevolking, dwaze hoogmoed uitmondend in politieke catastrofen, klassejustitie, noem het maar op. Op religieus gebied ziet het er niet veel beter uit. Van trouw aan JHWH als de Ene is nauwelijks sprake. Het wemelt van offerplaatsen voor afgoden en afgodinnen van alle mogelijk allooi.

Het is bij David niet anders. Ook in zijn koninkrijk huizen vele goden en godinnen. Bovendien ruikt hij de kans om zijn nationale god in te zetten als uithangbord voor zijn politiek prestige. Als we nu eens een tempel voor bouwen. Hét symbool van Gods aanwezigheid. Dé verzekering voor de nationale veiligheid. Zo werkt het toch bij alle volkeren rondom. We bouwen een tempel voor onze goden en houden hen verder koest met offergaven. 

Er is evenwel een lichtpunt. De profeet Nathan. Hij herinnert David aan de leerschool die het volk heeft doorgemaakt tijdens hun woestijntocht: weg uit het slavenhuis van de farao, op weg naar een land waar het goed wonen is voor allen. Woestijn was dan geen vakantieverblijf, het is wel leerschool van hoop geweest. Brood en water voor eenieder omdat het gedeeld wordt. Gerechtigheid is het motto voor een nieuwe samenleving. Enkel op die manier kan men die goddelijke presentie voelen. Die hoop mag niet verloren gaan. Dat wil hij bij David weer inscherpen. Hij doet dat verhalenderwijs.

Nathan vertelt koning David over een rijke man die een groot landgoed bezat, maar die het enig lammetje dat zijn buurman had en dat hem zo dierbaar was, dat uit zijn bord at en in zijn bed sliep, van hem roofde om als maaltijd te kunnen serveren voor zijn gasten. Waarop David verontwaardigd uitvliegt dat die man, de doodstraf verdient ! Waarop Nathan antwoordt : “die man, David, ben jij”. Bovendien roept Nathan de koning ter verantwoording omdat hij Batseba, de vrouw van Uria, één van zijn officieren, zwanger maakt en dat probeert te verbergen en dan, ten einde raad, er voor zorgt dat Uria sneuvelt in de oorlog. Die David wil een huis bouwen voor JHWH. En niet zomaar een prutskapelletje, maar een heuse kathedraal. 

Zo gaat het echter niet! David is dan misschien wel koning. Maar hij kan JHWH niet inpakken. Hij kan die god niet commanderen. Zijn koningschap heeft zijn hoofd op hol gebracht. Hij verkeert in een illusie. De waan van de absolute autonomie. Voor Nathan heeft de godsnaam een uitgesproken ethische betekenis. David zal geen huis bouwen voor JHWH. Want in dat huis wil God niet wonen. Nathan verwijst David naar de geschiedenis waarin mensen die goddelijke presentie hebben mogen ervaren. Deze vindt zijn oorsprong in de stem die mensen oproept weg te trekken uit elke vorm van vernedering en onderdrukking. JHWH woont niet ergens ver weg in een hoge hemel. Hier en nu worden mensen hem gewaar waar hun geweten wordt wakker geschud in de confrontatie met lijden of onmenselijkheid. JHWH woont in het hart dat weet heeft van dankbaarheid om vriendschap en liefde die gedeeld worden. Hij woont in de ziel die verantwoordelijkheid draagt voor alle kostbare gaven die mensen in de schoot vallen.

Het betekent voor David een leerschool en een bekering. Dat hij tot inkeer komt mogen we beluisteren in een psalm waarin hij dit uitzingt. We luisteren naar de psalm van David:

 

Ik zal in mijn huis niet wonen
   ik zal op mijn bed niet slapen
   ik zal mijn ogen niet dicht doen
   ik zal niet rusten, geen ogenblik,
   voordat ik heb gevonden:
   een plek waar Hij wonen kan,
   een plaats om te rusten voor Hem
   die God is, de enige ware.

    Ik zal in mijn huis niet wonen
   ik zal mijn ogen niet dichtdoen
   ik zal niet rusten, geen ogenblik,
   ik mag versmachten van dorst,
   tot ik gevonden heb:
   een plek waar de doden leven,
   een plaats waar recht wordt gedaan
   aan de verworpenen der aarde.

 

 

Hoopvol samenwonen…

De voorbije zondagen hoorden we inspirerende getuigenissen van groepen en mensen die zorgen voor menswaardig wonen voor anderen.

In al die initiatieven herkennen we het ‘ja’ van Maria wanneer de engel haar meedeelt dat God bij haar wil komen wonen.

Hoe zeggen wij ‘ja’ op de vraag of God bij ons mag wonen?

Dat gaat uiteraard niet over een kruisbeeld aan de muur of Maria onder de stolp maar over de ethische betekenis van de Godsnaam zoals Nathan David voorhoudt: hoe wordt ons wonen, ons huis, een plek van vrede, verbondenheid en gerechtigheid?

Velen onder ons beleven dat in concrete zaken als gastvrij zijn, onderdak verlenen, grasmaaier of auto delen enz.

Anderen ont-spullen. Ze weren commerciële en overbodige zaken en omringen zich met zelfgemaakte meubelen en duurzame dingen uit respect en waardering voor de makers en hun ambacht. Ze ervaren daardoor in hun wonen een grotere verbondenheid met de schepping. Moes-tuinieren, sierplanten kweken en ruilen, zelf brood bakken, zich bekwamen in naai- of timmerwerk blijken toegangspoorten tot een intenser en meer verbonden leven. Doorheen het ‘scheppend-wonen’ ervaren mensen positiever en hoopvoller in het leven te staan.

Welzijnszorg focust deze 4de zondag in het bijzonder op alternatieve, hoopvolle, zelfs utopische manieren van wonen. Woonvormen waarbij mensen letterlijk een plek, bezit en leven delen.

  • Tot enkele jaren geleden dacht ik bij zoiets aan kloosters en kleinere gemeenschappen als Mirte. Ik hoor vaak dat zo intens samenleven een opdracht is, maar dat de verbondenheid rondom ‘Iemand’ die hen bijeenroept, helpt om het met elkaar uit te houden en te groeien in mede-mens-zijn.
  • Ook Ark-gemeenschappen, waar mensen met en zonder fysieke of psychische beperking samenleven, zijn huizen van hoop waar God mag wonen.
  • In 1958 gingen in Brussel 2 oblaten met een dakloze samenleven en dat groeide uit tot La Poudrière, een pluralistische mini-samenleving met op heden een 60-tal vaste bewoners op 4 vestigingsplaatsen. De bewoners van de commune leven samen op solidaire en ecologische wijze. Ze delen wat ze hebben, leven eenvoudig, werken samen, helpen elkaar en zeggen over zichzelf: “Wij zijn utopianen. Een utopie is iets waar we iedere dag naar moeten streven. Onze kapitalistische maatschappij heeft een alternatieve manier van leven nodig. Door bescheiden te leven en hard te werken tonen we dat het ook anders kan.”

La Poudrière is de oudste cohousing die ik ken maar ook de meest vergaande, de meest utopische. Zonder vergelijk.

Welzijnszorg noemt cohousing een hoopvolle woonvorm voor de toekomst. Cohousing zit in de lift. Maar wat is het precies?

Naast een kleiner eigen huis of appartement met private tuin of terras hebben de bewoners veel gemeenschappelijk: buitenruimte, zoals parking, moestuin, speelruimte, …. en binnenruimte in een paviljoen. Daar verzamelt de woongemeenschap in een vergader- of feestruimte met groepskeuken. Er is meestal ook een wasplaats, logeerkamer, en coworking-space. Cohousers delen van alles: kennis, ervaring, spullen die je sporadisch gebruikt zoals wafelijzer, partytent en in de meeste cohousingen deelt men ook grotere zaken zoals milieuvriendelijke auto’s. Beslissingen mbt het samenwonen worden in consensus genomen op maandelijkse algemene vergaderingen. Een gezond afwegen tussen eigenbelang en gemeenschapsbelang helpt om tot consensus te komen.

Als alles goed gaat verhuizen Ignace en ik volgend jaar samen met 40 andere volwassenen en een 20-tal kinderen naar cohousing Gecco met 28 wooneenheden en een gemeenschappelijk paviljoen, alles in passief bouw. Eens we er wonen delen we op vrijwillige basis wasmachines, grasmaaiers, moestuin, auto’s, plooifietsen, … en mogelijk zien we elkaar ook één of twee keer in de week bij een gemeenschappelijke maaltijd in het paviljoen. De oudste bewoner is 65, de jongste wordt eerstdaags geboren. In de helft van de woningen komt een alleengaande volwassene wonen met of zonder kinderen. Het is een bont gezelschap, mensen die we in andere omstandigheden misschien nooit zouden ontmoeten en die uiteenlopende levenssferen aanwezig brengen: onderwijs, dans, bedrijfsleven, zorg, kunst, leven met fysieke of psychische beperking, circus, wetenschappelijk onderzoek, pleegzorg … noem maar op. Hoe verschillend we ook zijn, tot onze verrassing ontmoetten we elkaar ook bij andere activiteiten waar hoop op een betere toekomst centraal staat zoals klimaatmarsen, voedselteams, wereldwinkel, …

We kregen onvoorziene meerkosten op ons pad: vervuilde grond en uitgebreid archeologisch onderzoek. Om ervoor te zorgen dat niemand omwille van financiële redenen moet afhaken is er een solidariteitsfonds waarin bewoners met meer financiële ruimte anoniem bijdragen. Ook bouwen we met eigen handen mee aan het gemeenschappelijk paviljoen. We zijn niet van de stiel, dus kost het ons bloed, zweet en tranen want alles gebeurt naast werk- en gezinsleven. En toch,… elke oproep –of het nu gaat om vloerverwarming leggen, afval naar containerpark brengen, dampschermen plaatsen of poetsen- elke oproep resulteert in dubbel zoveel kandidaten dan nodig of corona-gewijs toegestaan. We mogen nu al ervaren dat een intergenerationeel en pluralistisch samenleven deugd doet en mensen uittilt boven zichzelf…

Ik maak me sterk dat het engagement in onze lange moeizame aanloopperiode een hoopvol voorteken is dat ook het echte samen-leven zal lukken met respect voor ieders privacy en eigenheid… Er is weliswaar geen gemeenschappelijk spiritueel draagvlak zoals in een klooster of bij aanvang in La Poudrière. Maar we vinden er medestanders die beseffen deel te zijn van wereld-problemen als klimaatopwarming en verspilling, … maar die ook hoopvol meewerken om deel van de probleem-oplossing te zijn.

Bidden wij,

om veel huizen van hoop,

om een verbrede horizon die vrede, gerechtigheid en verbondenheid in onze woonomgevingen realiseert.

Bidden wij om ‘ja’ te zeggen -zoals Maria- op alles wat hoop en toekomst in zich draagt.

Kom Emmanuel. Kom in mijn klein bestaan

 

TAFELDIENST

We ontstaken vandaag de vierde kaars van de adventskrans. Het licht breekt door. Dat mogen we straks ten volle vieren wanneer we de geboorte van Jezus gedenken.  Telkens weer aan deze tafel vinden we elkaar verenigd in zijn naam, in het teken van zijn zelfgave ten einde toe. Zijn licht dooft nimmer uit. Zijn menslievendheid toont ons Gods presentie die we aan elkaar mogen doorgeven. Aan deze tafel, in dit huis, vieren we de doorbraak van zijn licht, de hoop die levend blijft.

We weten ons verbonden met alle dierbaren die ons zijn voorgegaan vertrouwend dat het licht sterker is dan alle duisternis. Dat wij zelf lichtdragers mogen zijn zoals zij het voor ons zijn geweest.

En we weten ons ook verbonden met allen overal ter wereld die er op vertrouwen dat ook voor hen de duisternis geen laatste woord is, maar doorgang naar het licht dat we verwachten.

“Opent uw hart, gelooft uw ogen , vertrouwt u toe aan wat gij ziet: hoe ‘t woord van God, van alzo hoge, hier menselijk aan ons geschiedt”.

We zingen als tafelgebed het lied: “Komt ons in diepe nacht ter ore” (402)

instellingsverhaal

Opent uw hart, gelooft uw ogen:

wij mogen onszelf herkennen in het teken dat Jezus ons heeft nagelaten en waarin hij zijn leven samenvatte.

Dit brood dat we breken om het met elkaar te delen mag een teken zijn van onze verbondenheid met elkaar en met alle mensen die het goede nastreven

en deze beker is een teken van de vreugde die we met elkaar delen en met alle mensen die vreugdezaaiers zijn voor anderen.

En we zijn Jezus’ woord indachtig: Blijf dit doen om mij te gedenken en levend te houden in uw midden.

 

Foto: G.Vanhercke

Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons Youtube-kanaal ( https://www.youtube.com/channel/UCBCXMCRb0cNw8Dd3tMc9elQ)

Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.