Een erfenis van schoonheid… (4)

Dominicus Gent

Viering van zondag 20 oktober 2019

Een erfenis van schoonheid…

 

Welkom in deze zondagsviering. We zijn hiermee toegekomen aan de vierde aflevering van onze reeks die we “een erfenis van hoop” gedoopt hebben. We willen stilstaan bij wat we door de eeuwen heen meegekregen hebben, hoe we daar nu mee leven en wat we willen doorgeven.
Wij willen in deze viering nadenken over hoe we muziek en kunst doorgegeven hebben en nog doorgeven van de ene op de andere generatie. We blijven even heel kort – altijd veel te kort- verwijlen bij muziek, bouwkunst en bij beeldende kunsten, dingen die van oudsher een belangrijke plaats hebben ingenomen in onze christelijke traditie, soms al van bij het prille begin, bij een paar mensen samen in een huis.

Het wordt een eerder meditatieve viering. Zoals voor goede kunst betaamt, hebben we ook hier een zekere gelaagdheid proberen inbrengen. We schikken onze meditaties rond een lied, een poëtische tekst van Huub Oosterhuis, we laten rust en ruimte voor stille overweging, er klinkt oude muziek en nieuwe variatie op die muziek. Traditie staat immers niet stil, mag niet onveranderd blijven.

Toen de eerste christenen samenkwamen in een of ander huis ’s avonds of bij nacht, werden de ramen opengegooid en werd er veel licht gemaakt. Licht dat de vele vormen van duisternis uit hun leven kon verjagen, licht dat leven schenkt en na een donkere nacht hoop wekt op de nieuwe dag.

Ontsteken ook wij hier, in die lange traditie van eeuwen, de paaskaars en een aantal kaarsen op de tafel, symbool voor het licht dat ons van binnenuit verlicht, dat door onze ramen naar buiten breekt en klaarte brengt in de wereld.

 

Lied

Zomaar een dak boven wat hoofden, deur die naar stilte openstaat.
Muren van huid, ramen als ogen, speurend naar hoop en dageraad.
Huis dat een levend lichaam wordt als wij er binnengaan
om recht voor God te staan.

Woorden van ver, vallende sterren, vonken verleden hier gezaaid.
Namen voor Hem, dromen, signalen, diep uit de wereld aangewaaid.
Monden van aarde horen en zien, onthouden, spreken voort,
Gods vrij en lichtend woord.

Tafel van Eén, brood om te weten dat wij elkaar gegeven zijn.
Wonder van God, mensen in vrede, oud en vergeten nieuw geheim.
Breken en delen, zijn wat niet kan, doen wat ondenkbaar is,
dood en verrijzenis.

(H. Oosterhuis)

 

In de jonge kerk was het huis het centrale punt van het dagelijkse leven. De weg van het jonge christendom liep via huizen van families. Het huis was de pastorale basis van heel de christelijke beweging. Maar waren die huizen waar de eerste christenen samen kwamen gewoon daken boven wat hoofden? Deze huizen vol mensen vervelden tot een levend lichaam met muren van huid en ramen als ogen. In deze erfenis van hoop staan wij.

Lied

Dit huis vol mensen –

Weet Jij wie het zijn?

Ik mag het hopen.

Heb jij ons geteld,

Ken Jij ons bij name?

Dan ben Je de enige

(H. Oosterhuis)

 

Meditatie 

Dit huis van steen en woord

Van dor en bloeiend hout,

Op klanken ooit gehoord,

Op rotsen hoop gebouwd;

Doorademd en doorwoond,

Gevensterd naar uw zon;

Ten hemel als een boom

Geworteld aan de bron

Dit huis van steen en woord, van klanken ooit gehoord. Verwijzen die klanken naar de vele uitgesproken woorden of naar het geschuifel van voeten en het stille prevelen van gebeden? Wellicht, maar zeker ook naar alle liederen en muziek die door de eeuwen heen door mensen zijn gecomponeerd en gezongen ter ere van de allerhoogste. Al van in het prille begin is dit het de gewoonte om bij samenkomsten te musiceren.

In de brief van Paulus aan de Efeziërs lezen we “Spreekt elkander toe in psalmen en hymnen en liederen, ingegeven door de Geest. Zingt en speelt voor de Heer van ganser harte. Zegt altijd voor alles dank aan God de Vader in de naam van onze Heer Jezus Christus.” Het is geheel in de lijn met waartoe psalm 33 ons oproept: “Juich, rechtvaardigen voor de Heer, huldig de Heer bij de klank van de lier, speel voor Hem op de tiensnarige harp, zing voor hem een nieuw lied, speel en zing met overgave”.

Die psalmen worden al eeuwenlang gezongen tot op vandaag. Het zijn liederen, poëtische teksten die toegeschreven worden aan David en die uiting geven aan alles wat een mens aan emotie kan ervaren: onmacht, woede, liefde, vrede, vreugde en dankbaarheid. En ook al doen de teksten ons vandaag soms vreemd aan, en hebben mensen ze daarom wellicht proberen hertalen, toch zijn ze de getuigen bij uitstek dat religie en muziek op een manier samen horen. Maar het is niet bij psalmodiëren gebleven. De lijst van wat volgt is lang, van kerkvader Augustinus die stelde dat “zingen tweemaal bidden” is, van Gregoriaans dat door vele generaties paters en zusters word gezongen tot op vandaag, van polyfonie waarmee men kerken en gebouwen van harmonie en geluid bouwde, van Bach met zijn vele cantates en passies die de horizontale en verticale dimensie prachtig wist te verzoenen, van de vele componisten die met missen en requiems of woordeloze muziek uiting gaven aan het onzegbare mysterie dat het leven omringt. Het is die traditie waarin ook wij gaan staan als we samen zingen, met oude en nieuwe teksten, met oude en nieuw gecomponeerde muziek. Omdat het zo krachtig is, zo fysiek, ons hele lichaam doorzindert, omdat het zo verbindend, stemmen die in elkaar overgaan, en dus in essentie religieus is.
Zo wordt het huis waarin wij samenkomen, door mensen doorademd en misschien zelfs tegelijkertijd door de Ene, die we bron kunnen noemen.

 

Muziek Dan Tepfer – Goldberg Variations-Variations

Spreekt elkander toe in psalmen en hymnen en liederen, ingegeven door de Geest. Zingt en speelt voor de Heer van ganser harte. Zegt altijd voor alles dank aan God de Vader in de naam van onze Heer Jezus Christus

Efeziërs 5,19-20

 

Meditatie

Dit schip waarin wij zijn

Opvarend naar – Gij weet:

Een berg van brood en wijn?

Een stad die naar U heet?

Dit ruim in zee van tijd

Waarin wij doodbevreesd

De stormen horen slaan,

De hoefslag van het Beest.

De Blaisantkerk is ons huis. Zeker nu het ontdaan is van alle overbodigheid. De vorm van dit gebouw intrigeert mij. Het heeft, zoals vele huizen een zadeldak, alleen ligt dit huis op zijn zijde en lijkt het dak de boeg van een schip. Dit dwarse huis heeft geen zijbeuken. Alleen het schip. De boeg vooruit. Een ruim als ruimte van samenkomst en vieren. Een ruimte om de bijbel heen. Waar wordt doorverteld en gezongen over een erfenis van hoop. Over wat ooit in Israël is geschied en wat in de geschriften beschreven staat. Van Abraham tot Jezus en de profeten van morgen.

Het lijkt misschien niet zo, maar dit schip ligt nooit stil. Het is geankerd in een soms woelige zee. Als een lichtship. Een baken voor een veilige route. De deining houdt nooit op. We deinen op het getijde van de tijd. Voor even… Om dan toch weer uit te varen tegen de stroming in. Om drenkelingen en vluchtelingen op te vissen. Opvarend in een richting ons aangegeven. We ronden de kaap van een goede hoop.

In dit ruim horen we buiten soms de storm razen, de hagel tegen de muren slaan, het geluid van de tram, de sirene van de ziekenwagen. Maar we hebben een kompas gericht op de toekomst. Met een visioen van hoop. Een visioen van een veilige haven. Een stad aan de monding waar leven in overvloed is. Met een gesloopte veste en poorten die steeds open staan.

 

Muziek – Dan Tepfer – Goldberg Variations-Variations –

“En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer naarmate gij de dag ziet naderen”

Hebreeën 10:24 en 25

 

Meditatie 

Dit lichtdoorschenen lijf

Waar onze ziel zich schikt

Als in een gastverblijf;

Waar Gij ons weegt en wikt

In uw genade-hand,

Gij ons gebied en smeekt

Te doen gerechtigheid,

Opdat uw dag aanbreekt.

 “Dit lichtdoorschenen lijf waar onze ziel zich schikt als in een gastverblijf”. Het is een doordenker. We komen hier even op deze plaats, te gast, we voelen ons opgenomen en even weg uit de dagelijkse gewonigheid. Dit soort plekken is in onze traditie steeds meer gevuld met schilderijen, houtsnijwerk en beelden. Kunst die in de eerste plaats de aloude verhalen vertelde aan de ongeletterde gelovige, maar ook schoonheid wou afbeelden in contrast met de lelijkheid van het dagelijkse leven daarbuiten.

Deze plek is op dat vlak zeer sober geworden, er zijn hier nu eenmaal nog weinig ongeletterden, misschien vinden we schoonheid nu in andere dingen of sluit ons godsbeeld beter aan bij het “niet” afbeelden.

Iets wat wel bewaard is gebleven, dat zijn de glasramen. Ik maakte spontaan die associatie toen ik daarnet “dit lichtdoorschenen lijf” las. Hier zijn ze sober, een paar kleuren, horizontale lijnen, afgewisseld met de verticale lijnen van het beton waarin ze ingebed zitten. Glasramen hebben voor mij iets fascinerends, waar ik ze ook terugvind. Je hebt ze in massale oplage, zoals in de kathedraal van Straatsburg, of piepklein in Romaanse kerkjes hier en daar. Ze vertellen verhalen, soms als in een stripverhaal, of ze overweldigen je met één massaal beeld, zoals dat met de Boom des Levens, een glasraam van Chagall in Sarrebourg, zodat je een eindje zoet bent om te kijken en te proberen zien. Studie en meditatie tegelijk.

Maar glasramen zijn meer dan schilderijen op glas. Ze hebben immers de merkwaardige eigenschap om licht door te laten, het licht van de zon of zelfs van een bewolkte hemel, licht van buitenaf. Maar dat licht wordt gefilterd, gekleurd, en laat soms lichtvlekken na op muren, op de vloeren. Zelfs al kijk je niet naar die ramen, je krijgt in die veelkleurige lichtvlekken een vermoeden van schoonheid, het vermoeden van licht dat er is, ook al kan je het niet rechtstreeks zien. Maar het werkt ook in de andere richting: wanneer bij avond, bij schemer licht ontstoken wordt in een kerk, dan kan je het veelkleurige licht van ver uitgestraald zien, als een baken. Een metafoor voor de veelkleurigheid in onze traditie, voor de opdracht om hoop uit te stralen, elk op onze manier, elk in onze kleur.

 

Muziek – Dan Tepfer – Goldberg Variations-Variations –

“Gij zijt het licht der wereld. Een stad kan niet verborgen blijven als ze boven op een berg ligt! Men steekt toch ook niet een lamp aan om ze onder de korenmaat te zetten, maar men plaatst ze op de standaard, zodat ze licht geeft voor allen die in huis zijn. Zo moet ook uw licht stralen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is.” (Mt 5, 15-16)

 

 

Dit huis van steen en woord

Van dor en bloeiend hout,

Op klanken ooit gehoord,

Op Rotsen hoop gebouwd;

Doorademd en doorwoond,

Gevensterd naar uw zon;

Ten hemel als een boom

Geworteld aan de bron

Dit schip waarin wij zijn

Opvarend naar – Gij weet:

Een berg van brood en wijn?

Een stad die naar U heet?

Dit ruim in zee van tijd

Waarin wij doodbevreesd

De stormen horen slaan,

De hoefslag van het Beest.

Dit lichtdoorschenen lijf

Waar onze ziel zich schikt

Als in een gastverblijf;

Waar Gij ons weegt en wikt

In uw genade-hand,

Gij ons gebied en smeekt

Te doen gerechtigheid,

Opdat uw dag aanbreekt.

(H. Oosterhuis)

Tafeldienst

Zij legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en in het gebed. (Handelingen 2, 42) We staan hier en nu in deze erfenis van hoop, van breken van brood en delen van wijn. We staan in deze erfenis van hoop aan de tafel van Eén. Hij kent ons bij name. En roept ons op te doen wat moet gedaan: recht voor elk mensenkind. Brood voor ieder.

Niemand heeft U ooit gezien.
Liefde is uw naam.

Brood des levens heet die knecht
die uw kind genoemd wordt,
Jezus, kind uit Nazaret.

Liefde, zegt Gij, is te doen.
Werk in ons, dat wij u doen.
Licht ons op, dat wij U zien.

Dat wij leven wat geleefd moet.
Dat wij doen wat moet gedaan:
recht voor ieder mensenkind,

brood voor ieder kind van mensen,
vrede en een nieuwe wereld.
En de dood zal niet meer zijn.

(H. Oosterhuis)

 

Slot

Uit psalm 132

Wees David indachtig, Heer
al wat er op hem heeft gerust,

hoe hij het de Heer had gezworen,
een gelofte aan de Machtige van Jakob:

‘Niet wil ik in mijn huis onder dak zijn,
niet bestijg ik het bed van mijn rust,

mijn ogen gun ik geen slaap,
geen sluimering gun ik mijn wimpers,

eer ik vind een plaats voor de Heer,
een verblijf voor de Machtige van Jakob.

Zingen we tot slot van deze viering deze psalm:

Psalm van David

Ik zal in mijn huis niet wonen,
ik zal op mijn bed niet slapen,
ik zal mijn ogen niet dichtdoen,
ik zal niet rusten geen ogenblik
voordat ik heb gevonden:

een plek waar hij wonen kan
een plaats om te rusten
voor hem die God is, de enige ware.

Ik zal in mijn huis niet wonen,
ik zal mijn ogen niet dichtdoen,
ik zal niet rusten geen ogenblik
ik mag versmachten van dorst
tot ik gevonden heb:

een plek waar de doden leven
de plaats waar recht wordt gedaan
aan de verworpenen der aarde.

(H. Oosterhuis)