Drie parabels van Matteus

Overweging in de viering

We volgen de lezingen zoals deze voorzien zijn in de liturgie van de zondagen. En dat brengt ons bij de evangelist Matteus, meer bepaald hoofdstuk 13.

Zoals alle evangelisten heeft Matteus zijn eigen achtergrond en ook een eigen publiek tot wie hij zich richt. De tekst die van hem heet te zijn heeft, zoals die thans voor ons ligt, reeds een hele ontwikkeling doorgemaakt. Aanvankelijk dacht niemand er aan een evangelie te schrijven. Het was verloren tijd want straks kwam het einde van de wereld. Dan zou Jezus als de triomferende Christus terugkeren en een heel nieuwe tijd afkondigen. Wat niet gebeurde. Ondertussen bleven Jezus’ vrienden, aanvankelijk allemaal joden, samenkomen om hun ervaringen met elkaar te delen en ook te bidden en maaltijd te houden. Naarmate de jaren verliepen en de boodschap van Jezus steeds meer aanhang kreeg, kwamen zich ook niet Joden of halve joden bij die groep voegen. Zo groeit er een gemengde groep maar waar toch de joodse achtergrond dominant aanwezig blijft.

Matteus wil duidelijk maken dat Jezus geen breuk betekent ten aanzien van de joodse voorgeschiedenis maar dat Jezus helemaal in die lijn staat ofschoon hij daar duidelijk een eigen wending aan geeft. Hij is, zo zegt Matteus, de vervulling van de joodse geschiedenis. Hij is de nieuwe Mozes. En meer dan dat. Om dat te illustreren tekent hij Jezus een beetje als die Mozes. Dat blijkt duidelijk uit de structuur van zijn verhaal. Dat verhaal is opgebouwd rondom vijf grote redevoeringen van Jezus. Daarmee wil hij zeggen: zoals van Mozes gezegd werd dat hij de vijf eerste boeken van de bijbel heeft geschreven, zo ook Jezus: vijf redevoeringen. De bergrede, de zendingsrede (de leerlingen die op pad worden gestuurd), en als derde de parabelrede waaruit we vandaag (en de vorige zondag) lezen.

Een hoofdstuk met uitsluitend gelijkenissen over het rijk der hemelen. Matteus probeert duidelijk te maken wat daarmee bedoeld is. Het valt op dat Matteus als enige onder de evangelisten spreekt over rijk der hemelen, waar de anderen het hebben over het rijk Gods. Als goede jood gebruikt Matteus een omschrijving waarmee hij de naam van God vermijdt. Want het kon niet dat men God rechtstreeks zou noemen of aanspreken. Maar zoals de andere evangelisten het hebben over het rijk Gods als over God die werkzaam is in onze geschiedenis hier en nu, zo heeft Matteus het over Rijk der hemelen, niet over wat na dit leven komt of wat boven deze wereld is. Het gaat over de aarde waar wij leven die tot hemel kan worden. De hemel is een omschrijving van de woonplaats van God. Welnu, God woont op aarde als bron van het ware, het goede en het schone dat onder ons te vinden is.

Matteus13

We hoorden drie gelijkenissen. Ze geven ieder op hun manier iets herkenbaars aan van onze zoektocht naar hetgeen ons leven richting en houvast kan geven.

De eerste gelijkenis gaat over een schat die gevonden wordt. Daarmee vergelijkt Matteus het rijk der hemelen. Sommige mensen zijn druk op zoek naar iets van waarde. Iets waarmee ze zich kunnen verbinden. Iets wat hun leven zin en betekenis geeft. In onze dagen kan men zich daar zelfs actief in trainen. Er waren op de Gentse feesten standjes waar men kon leren mediteren. Er waren duidelijk geïnteresseerden. Het heet dat je er rustiger van wordt, je voelt je beter. Sommigen voelen aangetrokken tot plekken van stilte en rust. Protestantse mensen zijn bijzonder geïnteresseerd in abdijweekends. In deze drukke tijden is dat zeker heel prijzenswaardig.

Nu zegt de gelijkenis eigenlijk iets verrassends. Er is sprake van een man die niets bijzonders doet of zoekt. Er is geen sprake van technieken die hij beheerst. Hij is ook niet in meditatie verzonken. Meest voor de hand liggend lijkt dat hij, gezien de context, gewoon aan het werk is. Er staat eenvoudig weg: hij vond een schat. En blijkbaar is hij daarover zo verheugd, dat hij die schat verbergt en de akker koopt. De schat is hem blijkbaar alles waard. Je denkt: die heeft geluk. Ongelooflijk veel geluk: een schat waar voor je alles over hebt. En die hij zomaar vindt. Alsof hij er toevallig met zijn voet tegen stoot. Die heeft geluk!

De tweede gelijkenis gaat over een koopman die op zoek is naar mooie parels. Deze man is op zoek. Er wordt niet gezegd hoe lang het zoeken duurt en hoeveel tegenslagen hij reeds heeft moeten incasseren. Hoeveel keer hij zich reeds bedrogen heeft gevoeld, pseudo-parels heeft gekocht die hem hebben teleurgesteld. Hij zoekt. Het zoeken heeft een goede naam in de Bijbel. Mensen die huis en goed verlaten en de wereld intrekken op zoek naar hun kostbare parel: kijk maar naar Abraham, en Mozes en Jezus. Wie op zoek gaan drukken een verlangen uit. Ze zijn niet zelfgenoegzaam. Niet gesetteld.

Ik weet niet of beide gelijkenissen bewust na elkaar zijn geplaatst. We ontdekken echter vrij gemakkelijk een spanningsvolle dynamiek. Het vergt soms een hele zoektocht eer we onze parel vinden. Er komt vaak veel studiewerk, opzoeking bij kijken, veel luisteren naar zinzoekers en mensen die iets te vertellen hebben. Maar ieder moet zijn/haar parel vinden. Dat gaat soms via vele kronkelwegen. Zo kunnen we namelijk de hele Bijbelse geschiedenis zelf lezen. Mensen zijn op zoek naar God. Wie of wat mensen zich bij God voorstellen levert heel verschillende beelden op. Tegengestelde beelden zelfs. Er is heel de geschiedenis door heel wat afgoderij blijven bestaan ook binnen de officiële godsdienst. De Bijbel staat vol allusies op afgodische praktijken die zich ook binnen de eigen gemeenschap afspelen. En toch speelt dit alles zich af binnen de horizon van de zoektocht naar de parel die het leven glans kan geven.

In onze postmoderne samenleving is deze situatie alleen nog maar complexer geworden. Waar vinden mensen nog iets betrouwbaars om hun leven op te bouwen. Er zijn talloze mogelijkheden die ons iets voorspiegelen dat ons leven glans kan geven. De markt dijt steeds meer uit. Kiezen wordt moeilijk en lastig. Mensen binden zich niet meer definitief en onherroepelijk. Het kan uiteraard leiden tot een zekere oppervlakkigheid. Maar niet noodzakelijk. Het kan ook leiden tot een waardering voor visies die ons vroeger onbekend waren. En dat kan ook winst betekenen. We hoeven niet langer de gevangene te zijn van één enkele visie. Sommigen bekennen zich tot verschillende levensbeschouwingen tegelijk. Christen en boeddhist bv. Het hoeft echt geen nivellering of relativisme te betekenen. Maar het gaat uiteindelijk om wat je ontdekt. Niet als de waan van de dag of als het zoveelste probeersel, maar als kostbare parel.

Iets analoogs merken we in ons ethisch aanvoelen. We mogen dan terecht gekomen zijn in een heel gediversifieerde samenleving, waar geen enkele levensbeschouwing zich als superieur kan laten gelden, toch merken we dat er grenzen zijn waarachter we niet meer terug kunnen. Zelfs in de zakenwereld en in de politieke strijd zijn er waarden die niet meer straffeloos ontkend kunnen worden. Dat betekent geenszins eensgezindheid. Wel een gedeeld streven naar menswaardigheid en waarachtigheid. Iets als “ethisch bankieren” willen de meeste banken toch op hun blazoen laten schitteren. Het geeft de indruk dat men oog en gevoel heeft voor humane waarden. Je moet uiteraard niet naïef zijn. Maar je moet ook niet doemdenken. Zo zijn er ook kleine pareltjes die best mooi zijn. De jongeren die helemaal niets met kerk te maken hebben maar die duidelijke keuzes maken voor sociale projecten, die zelfs een vaste financiële bijdrage afstaan al moeten ze zelf spaarzaam met hun financies omgaan.

Eigenlijk sluit de derde gelijkenis daar mooi bij aan. Het rijk der hemelen gelijkt op een sleepnet dat in zee wordt geworpen. Er is geen sprake van een filter die er op gemonteerd is. Neen, gewoon lukraak bijeenbrengen. Niet te vlug oordelen over wat goed is en wat waardeloos. Al te gemakkelijk zijn zaken weggegooid die achteraf toch heel deugdelijk bleken te zijn. En omgekeerd: het is niet omdat je zelf iets waardevols gevonden hebt dat je andere zaken kunt verketteren of als minderwaardig bestempelen.

In onze zoektocht naar wat echt waardevol is ontkomen we niet aan het zoeken, aan trial and error. En dat kun je alleen maar laten gebeuren. Je kunt het niet forceren. Niet te vlug toehappen. Je voelt wel aan wanneer je echt een kostbare parel gevonden hebt. Het maakt je tolerant en begrijpend voor mensen die andere opties in hun leven inbouwen.

 

 (foto: Guido Vanhercke)