Dominicus Gent
Zondag 11 februari 2018
De kuisheid
(3de viering in een reeks over deugden)
Dag mensen, welkom hier rond woord en brood en wijn,
wij willen vieren met elkaar geloof en samenzijn.
Groeten wij eerst de Naam die ons geschapen heeft,
dag vader, moeder, levensbron, dag vraag die ons omgeeft.
Zegenen wij de Mens die trouw bleef tot ter dood,
dag kwetsbaar beeld van God met ons, met al wie leeft in nood.
Vlug Adem blaas ons aan, breek open wie verstart,
dag warme straling, nieuw begin maak zacht wie is verhard.
Komt allen, zingen wij het lied dat ons verbindt:
dat leven ons is aangezegd, bemind elk mensenkind.
(T. Wout Nachtegaele)
Inleiding
We zijn aan de derde en laatste viering in onze reeks rond deugden aangekomen. We vierden de voorbije weken hoe deugden moeten gedaan worden en op die manier deugd kunnen doen. En we verwijlden bij het inzicht dat de klassieke deugden alles te maken hebben met schoonmenselijkheid en kracht.
Vandaag willen we van de breedte naar de diepte en blijven we even stilstaan bij één specifieke deugd. Een deugd die het dezer dagen zwaar te verduren heeft en toch alles in zich draagt om een goed samenleven mogelijk te maken. Een deugd die door christenen bij uitstek zou moeten beoefend en geoefend worden. Een deugd die daarom voor deze gemeenschap ook bijzonder relevant is. Het is de deugd van de kuisheid.
Ik geef toe dat het voor de twee celibataire manspersonen die vandaag voorganger zijn, bijzonder deugd doet voor u alles over deze deugd uit de doeken te kunnen doen. Ik zie nu sommigen denken: waar is die projector en dat scherm nu als we die eens echt nuttig kunnen gebruiken… u zal het met uw eigen verbeelding moeten doen. Het is al goed dat we met lied nummer 69 begonnen zijn.
De kuisheid dus. De deugd van de kuisheid is een afgeleide deugd van de matigheid, één van de zogenaamde kardinale deugden. Thomas van Aquino, een naar men zegt eminente dominicaan, bestempelt die deugd als de belangrijkste discipline van alle. We zijn dus in goed gezelschap met onze keuze. Helaas is de deugd van de kuisheid door de geschiedenis heel erg gereduceerd tot haar puur seksuele betekenis. De kuisheid wordt dan veelal bovendien nog eens verward met seksuele onthouding, waardoor deze deugd op vandaag een nogal vreemde bijklank gekregen heeft, als in kwezelachtig, een beetje verzuurd en betweterig, benepen.
Voeg daaraan toe dat in onze vertaling van de tien geboden of verboden zelfs tot tweemaal op kuisheid gealludeerd wordt: “Doe nooit wat onkuisheid is” en “Wees steeds kuis in uw gemoed”. Er kan blijkbaar niet genoeg nadruk op gelegd worden.
We gaan de uitdaging toch aan om u ervan te overtuigen dat de kuisheid een minder duffe en stoffige deugd is dan u wellicht denkt. Tijd dus om de deugd van de kuisheid wat op te kuisen, om dat oude woord weer wat nieuw leven in te blazen.
Kuisheid gaat in de eerste plaats over relatie, over hoe we omgaan met onszelf, met de ander, met de gans Andere, kuisheid raakt alle aspecten van ons leven.
Ignace zal nadenken over de relatie met onszelf en hoe het lichaam daarin een belangrijke rol speelt. De deugd van de kuisheid helpt ons om anders te kijken.
Ikzelf zal proberen te reflecteren rond de maatschappelijke relevantie van kuisheid in een ruimere betekenis.
Maar zingen we eerst het lied “De woorden die wij spraken tot elkaar”
De woorden die wij spraken tot elkaar
haastige harde lieve onverstane
de nacht die wij verzwegen voor elkaar
de bange dromen de doorluchte wanen
de dagen die wij gingen met elkaar
in donker woud door schaduwlichte lanen
de mensen die wij werden een voor een
spelende handen helderziende ogen
lichamen stromend water steen en been
vurige zielen vonken mededogen
die ene die wij zijn en anders geen
die anderen die wij nog worden mogen
dit niets dat overleeft ternauwernood
dit alles dat ik ben in vrees en beven
dit enig hier-nu tegen doem en dood
dit korte lichte lange eigen leven
dat wij ontvangen als genadebrood
dat ons gegeven is en blijft gegeven.
(T. Huub Oosterhuis)
Eerste inbreng
We spreken over deugden als vormen van discipline. Discipline heeft te maken met oefening, met aandacht en gerichte zorg. Discipline betreft een actieve houding, want deugden bedoelen toch het goede en het schone te bevorderen. Vandaag, nu we het hebben over kuisheid, gaat het in eerste instantie over het bevorderen van onze lichamelijke en geestelijke integriteit. Dat we in verband met kuisheid als deugd iets actiefs kunnen doen kan vooral de ouderen onder ons verrassen. Kuisheid had toch vooral met onthouding te maken. Niet doen! Niet aan denken! Aan andere dingen denken! Vlug iets anders gaan doen! Schotels wassen in koud water of iets in die aard. Zo luidde de discipline uit “onze” jeugd. Dat was echter buiten het lichaam gerekend. Dat leek wel de draak te steken met die discipline. Vooral in perioden dat allerlei hormonen door onze body raasden waren schietgebeden ontoereikend om die hormonen de baas te blijven. Zelfs de meest intense religieuze en liturgische inspanningen slaagden er niet in het lichaam te temmen. Zalig was dat!
Alhoewel. Er was ook een spelbreker. De moraaltheologie van die dagen. “In die dagen” hield zij er erg vreemde opvattingen op na. Die zijn straks voor bij het aperitief. Die theologie had echter een filosofische vraag over het hoofd gezien. De vraag : hoe verhoud ik me ten aanzien van mijn lichaam? Vreemde vraag is dat. Heb ik een lichaam of ben ik mijn lichaam? “Daar heb je die filosofen weer”. Maar de vraag kan gesteld worden. De transgenderdiscussies geven aan dat een simpel antwoord niet altijd mogelijk is. Wanneer ik een of ander fysiek mankement heb, dan zeg ik: ik ben ziek. “Ik” ben ziek. Ik zeg niet: mijn maag is ziek. Of mijn tand heeft pijn. Ik heb ergens pijn. En toch ben ik niet zonder meer mijn pijn. Ik ben ook niet te herleiden tot mijn ziekte.
Het spreekt voor zich dat ik nooit abstractie kan maken van mijn lichamelijkheid. Ik ben maar wie ik ben in en met en aan mijn lichamelijkheid. En daar moet ik het mee zien te doen. Dat is natuurlijk een fantastisch geschenk, maar het is ook een opgave. Eén blik in de spiegel volstaat om te beseffen dat ik mezelf niet heb gemaakt. Dat geldt gelukkig voor iedereen. Er is altijd wel ergens een hoek af, of een stukje vel te veel of te weinig, of een bobbel op een ongepaste plek. En de rimpels komen toch iets te vroeg en op de verkeerde plaats. Maar ik kan niet buiten mijn lichaam treden.
Maar ik mag er zijn, God zij dank. Zoals ik ben. Met mijn gaven en talenten, maar ook met mijn beperkingen. Laten we vooral het positieve bekijken. Volmaaktheid bestaat alleen maar als abstract begrip. Of in de ideeënwereld van Plato. Wij kennen alleen maar de vele, ontelbare vormen van onvolmaaktheid. Er zijn talloos prachtige vormen van onvolmaaktheid. Het zit hier vandaag weer vol. De schoonheid der perfecte lijven is niet alleen een kunstmatige wereld, het is vooral een nachtmerrie. Want met zo’n lijf durf je nauwelijks nog op straat komen. Er gaat juist een bijzondere aantrekkingskracht uit van iets/iemand die niet perfect is. Het kwetsbare lichaam ontroert, nodigt uit tot mildheid, verzoent je met de eindigheid, doet je ervan houden. Een gelaat vertelt soms een hele geschiedenis. Het is niet zelden de concrete verschijning van een heel mensenleven. De ogen zijn de toegangspoort: ze kunnen stralen, ze kunnen dof en uitdrukkingsloos zijn, vreugdevol of wanhopig.
Wij zijn inderdaad eindige wezens die leren omgaan met komen en gaan, met groei en aftakeling. Juist onze lichamelijkheid leert ons hoe onze schoonheid en kracht onlosmakelijk samengaan met onze kwetsbaarheid. Dat is nu eenmaal eigen aan onze condition humaine. Die aanvaarding leren we gaandeweg.
En er is nog iets anders. Ons lichaam stemt ons af op de ander. Onze armen zijn net lang genoeg om iemand te omarmen. De veilige warmte van geborgenheid of de benauwende druk van een omknelling. Kuisheid als deugd richt ons op de medemens die net als wijzelf eindig en onvolmaakt is. En die daarin wil erkend worden. Bevestigd worden. Hoe dierbaar zijn die woorden die je ooit mocht horen “jij bent een goede mens”, “doe voort zoals je bezig bent”. Dergelijke woorden draag je een leven lang met je mee. Dat kàn dus ook. Dat we elkaar erkennen in de prachtige onvolmaaktheid die onszelf en de ander eigen is. Schoonheid is relatief en relationeel. Iemand vindt die hoek die er bij mij af is, bijzonder fijn en aantrekkelijk. God zij dank.
Ons lichaam is een buitengewone mogelijkheid om communicatie te bewerkstelligen. Ook het tegendeel is mogelijk. Ik kan weglopen of me verstoppen, de communicatie weigeren. Omdat ik bang ben voor de ander, of voor de onbeholpenheid die ik vrees bij mezelf in het aangezicht van verdriet of pijn. Het is heel duidelijk wanneer ik te maken heb met een sterfgeval uit de kring van bekenden. Je lichamelijke aanwezigheid, ook zonder woorden, is bijzonder troostend, dan toon je lichamelijk: “hier ben ik”, ik wil bij jou zijn in dit moeilijk moment.
Iets gelijkaardigs geldt ook voor onze gesprekken. Of we ons afstemmen op de ander die we verwelkomen in onze aandacht en die we met open geest en een liefdevol hart beluisteren. Dan wel of we per se onze zeg willen doen. We weten uit eigen ervaring: welke psychologische ruimte we zelf innemen of welke ruimte we vrij maken voor een ander. Onze lichaamstaal straalt dit reeds uit. Het aantal ellebogen dat we bijvoorbeeld gebruiken. Er is zorgzaamheid vereist om de waarde van de ander ruimte te geven vooral wanneer die niet aan bod komt.
Er is een lied dat ons daaraan herinnert: Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
Wie mij ontmaskert zal mij vinden.
Ik heb gezichten, meer dan twee,
ogen die tasten in den blinde,
harten aan angst, voor angst ten prooi.
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
Wie wordt ontmaskerd wordt gevonden
en zal zichzelf opnieuw verstaan
en leven bloot en onomwonden,
aan niets en niemand meer ten prooi.
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
(T. Huub Oosterhuis)
Lezing: Lucas 10, 25-29
Daar trad een wetgeleerde naar voren om Hem op de proef te stellen. Hij zei: ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?’ Hij sprak tot hem: ‘Wat staat er geschreven in de Wet? Wat leest ge daar?’ Hij gaf ten antwoord: ‘Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf.’ Jezus zei: ‘Uw antwoord is juist, doe dat en ge zult leven.’ Maar omdat hij zijn vraag wilde verantwoorden, sprak hij tot Jezus: ‘En wie is dan mijn naaste?’
Tweede inbreng
Ignace had het er daarnet over wat kuisheid kan betekenen op persoonlijk en interpersoonlijk vlak. Kuisheid is een persoonlijke deugd, een discipline die tot uiting komt in onze relaties met anderen. Aangezien die relaties zich niet louter en alleen afspelen in de privésfeer, maar ook in een bredere maatschappelijk kader, kan de deugd van kuisheid ook daar haar waarde tonen.
En dat lijkt wel hoognodig, want ik heb al een tijdje stellig de indruk dat het helemaal de andere kant uitgaat. Er zijn de niet aflatende strapatsen van ene Donald Trump die een bepaald soort boertigheid of lompheid tot “normaal gedrag” maakt. Er zijn de talloze onthullingen onder het #MeToo etiket, waarbij verhalen aan het licht komen over hoe mensen, meestal vrouwen, ge(mis)bruikt worden in het machtsspel van bepaalde mannen. Voorbeelden die deels ook in de seksuele sfeer liggen en dus dicht bij wat we algemeen als “onkuisheid” zouden bestempelen.
Maar ik vind ook een groot gebrek aan kuisheid in de manier waarop door sommigen het politieke debat vandaag gevoerd wordt, niet alleen in Amerika, ook bij ons. Of nog in de manier waarop bepaalde economische beslissingen doorgevoerd worden. Ik vind een gebrek aan kuisheid in de manier waarop een aantal mensen reageren op krantenfora of via de sociale media. Of nog waar de pers in de fout gaat door ongenuanceerde en onvolledige berichtgeving, door het uitvergroten van dingen die geen nieuwswaarde hebben. Deze week viel ergens het woord “pers-porno”. Ook anderen maken de link met kuisheid.
Guido noemde dat vorige week “verruwing”. Ik noem het eerder een gebrek aan kuisheid. We bedoelen wellicht beiden hetzelfde met andere woorden, zo zijn wij voorgangers nu eenmaal, maar ik gebruik het woord kuisheid, omdat het, denk ik, verder gaat dan alleen een ruwere manier van met elkaar omgaan.
Ik verklaar wat ik versta onder kuisheid. Hou u vast. De deugd van de kuisheid beoefen je wanneer je in een relatie met een ander niet probeert letterlijk of figuurlijk de hand op de ander te leggen, de ander te grijpen, vast te zetten of tot iets te dwingen en tegelijkertijd ook niet toelaat dat de andere dat met jou doet. Dat gaat een beetje tegen onze menselijke natuur in. Het veronderstelt immers dat je probeert je emoties, je natuurlijke drang te kanaliseren en die niet rechtstreeks je gedrag tegenover de ander te laten bepalen. Je neemt wat afstand. Je voelt al waarom de kuisheid een afgeleide van de matigheid genoemd wordt. Iemand beschreef het ooit zo: je emoties, je menselijke drang is als een bergbeek die met donderend geraas en grote kracht van de bergen stort. Die kracht onder controle houden doet men door een dam op te werpen. De bergbeek verandert zo in een kalm en rustig stuwmeer. Al die kracht en energie, die emoties en drang zijn niet verdwenen in de stilte van dat meer, integendeel, ze zitten er nog steeds, maar zijn onder controle. Ze boeten niets in aan kracht want van zodra de sluizen terug geopend worden, storten ze verder met dezelfde energie. Kuisheid betekent dat je maat zet. Dat je ergens een midden tussen twee uitersten zoekt, niet iets kwantitatief, eerder kwalitatief. Daarom is het een deugd en geen norm, niet iets dat kan of moet afgemeten worden.
In de kuisheid vertrekt alles van de centrale idee dat ik in de relatie met de ander in contact kom met diens heiligheid, met de diepe kern die in ieder mens aanwezig is en die hem of haar uniek maakt, met een deel dat ik niet ken, niet kan kennen, niet kan bezitten. Dat toch proberen, is het ontkennen van dat unieke, is een poging om dat unieke uit te wissen, weg te moffelen. Daarom moet maat gezet worden, moet een pauze ingebouwd worden, moet afstand bewaard worden in bepaalde mate.
Die manier van kijken en handelen doet me denken aan de manier waarop Jezus omging met de mensen die hij ontmoette. Hij had aandacht voor elk van hen. Dat wil niet zeggen dat hij niet een aantal van hen flink de mantel kon uitvegen en terechtwijzen. Hij deed dat echter nooit zonder eerst de mens te zien, zonder vooroordeel, zonder aanziens des persoons en zonder hen te claimen, voor zijn kar te spannen. Hij legde mensen wel de handen op, maar legde er niet de hand op.
Overdrachtelijk speelt dat trouwens ook voor onze relatie met wie we God noemen: hij of zij is als gans Andere, onkenbaar en daarom ongrijpbaar en niet aan te passen aan ons beeld van hem of haar. Zij die iets anders proberen, zij die God vastzetten in verboden en zogenaamd “goddelijke” regels, zondigen tegen het gebod van de kuisheid tegenover God en tegenover de mens wiens leven ze willen regelen.
Maar kuisheid gaat nog een stapje verder. Aangezien de basishouding respect is voor het anders zijn en het unieke van de ander, ontstaat zo de morele plicht om daar ook zorg voor te dragen, om dat te beschermen en om het respect voor dat unieke ook duidelijk te maken. Dat is het tegenovergestelde van mensen in dezelfde mand te steken of te classificeren op een willekeurig kenmerk. Nochtans gebeurt dit dagelijks in ’t groot en in ‘t klein. Een niet zo willekeurige voorbeeld van deze week: deze week werd een wetsvoorstel neergelegd dat impliciet stelt dat mensen die een sociale woning huren per definitie tot de groep der fraudeurs behoren tot het tegendeel bewezen is. Zo’n stelling is twee keer kwalijk. Eén keer omdat ze het unieke van ieder mens ontkent, één keer omdat ze bedoeld is om te manipuleren, letterlijk de hand te leggen op andere mensen. Herinner u de definitie die ik gaf van kuisheid. Twee keer een gebrek aan kuisheid dus. En eigenlijk zelfs drie keer. Want ze gaat ook niet kuis met de waarheid om. Ze doet haar geweld aan. Het is een kromredenering die andere drijfveren moet verhullen, maar eigenlijk uiting geeft aan een niet zo kuis mensbeeld.
U heeft ondertussen hopelijk wel begrepen dat kuisheid iets ruimer mag gezien worden dan wat sommigen ervan gemaakt hebben. Dat is niet zo’n kuis beeld van de kuisheid.
Kuisheid gaat immers over een combinatie van respect, zorg, kwetsbaarheid als kracht, over integriteit, heelheid en heiligheid, over nabij zijn en toch niet te dicht, over geweldloze omgang en over het zoeken naar waarheid en misschien nog wel een aantal dingen meer. En ik kan jullie geruststellen voor zij die nu nog zitten zuchten: die deugd willen nastreven is eigenlijk al een beetje kuis zijn, het resultaat zit immers in de oefening.
Die deugd nastreven betekent ook opkomen voor waar die onder druk komt te staan: waar mensen breken onder machtsmisbruik, waar waarheid gemanipuleerd wordt, waar zorg in het gedrang komt, waar geweld de heelheid en heiligheid van de ander kwetst. Dat wij daarvoor als wachters op de muren zijn.
Lied: Dat wij als wachters
Dat wij als wachter op de muren zijn,
geroepen om het zwijgen te verbreken,
Een klein begin van opstanding, een teken.
Nog heerst verhuld de slavernij
van man en macht: een maatschappij
die in haar schild het onrecht voert
van leven dat wordt ingesnoerd.
Maak, God, om Christus’ wil ons vrij.
(…)
Nog duurt een ongelijk gevecht:
de sterke die zijn wil oplegt
aan de verliezer, op dood spoor
gaat hij verarmd de dagen door.
God, wie verschaft de zwakke recht?
(…)
Nog wordt het gouden kalf vereerd
van nooit genoeg en altijd meer.
Maar schrijnend is het tegendeel:
de rekening voor ons teveel.
God, zegen wie het onrecht keert.
(…)
Zie nog de mens die wordt bespot,
al is hij beelddrager van God,
zijn bondgenoot, Samaritaan,
ontrechte mens, leer ons verstaan
wat liefde is naar zijn gebod.
(…)
Nog zucht de schepping doodsbenauwd,
aan onze zorgen toevertrouwd.
Het spansel rond de aarde barst,
door mensenhanden aangetast.
Bekeer ons, God, tot haar behoud.
(T. René van Loenen)
Tafeldienst
Slechts het brood dat wij te eten gaven zal ons verzadigen.
Slechts de gevangene die wij verlosten zal ons bevrijden.
Slechts het gewaad dat wij wegschonken zal ons bekleden.
Slechts de zieke die wij bezochten zal ons genezen.
Slechts het water dat wij te drinken gaven zal ons verkwikken.
Slechts het woord dat leed verzachtte zal ons troosten.
(T. Tullio Consalvatico)
Wij verbeelden aan elkaar
de levenswijze van Jezus en van zovele mannen en vrouwen met hem.
Wij delen het brood en doen de beker rondgaan in de kring.
Wij kiezen voor de enige manier van leven die toekomst heeft:
Breken en delen.
Onze weg door de dood.
Want dat was het enige tastbare dat hij ons achterliet.
Een gebaar.
Een gebeuren waarin Hij wat brood dat van de maaltijd overbleef
in zijn handen nam,
het brak en uitdeelde met de woorden:
Neem en eet dit ben Ik, gegeven voor u.
En daarna liet Hij ook een beker met wijn rondgaan en zei:
Drink hiervan, hierin kom ik naar u toe.
Laat je verbinden met allen die bereid zijn
opstandig te leven tegen elke vorm van onrecht
en bloedvergieten.
Het zal je hele leven
en je toekomst bepalen.
Maar wie met mij
deze beker wil drinken
die beloof ik
dat zij proeven zal Gods toekomst
van allen voor allen.
Hem noemen wij hier:
De weg die begaanbaar is,
en Toekomst al begonnen.
Dat zijn Geest
ons onderweg samen houdt
als uw toekomstmensen
Onze Vader
Vredeswens
Wensen wij elkaar de vrede. Vrede die vanzelf ontstaat wanneer wij op een kuise manier met elkaar proberen omgaan.
Wensen wij elkaar daarom de vrede, als doel dat we kunnen bereiken.
Wensen wij elkaar de vrede, uitbundig, maar steeds kuis.
Communie
Slotgebed
Waar nog uw schepping zucht
en wacht
tot Gij voltooit
wat Gij begonnen zijt,
geef dat wij leven
nu al
met ons hart bij U.
Beziel ons
met het visioen:
hemel en aarde nieuw,
een thuis alom
voor wie nog zoeken
en brood genoeg
voor wie nog hongeren.
Beziel ons,
dat wij wachters zijn
van heel uw goede schepping,
waakzaam, bereid
de tekenen te kennen.
Wij openen ons hart
voor U
opdat uw Geest kan dalen
en worden
tot onze eigen adem.
(T. Sytze de Vries)
Slot : Gezongen zegening
Bevelen wij elkaar in de hoede van de Eeuwige,
Zegene ons de grote Naam!
Met vrede gegroet en gezegend met licht
Voor wie zoeken in de stilte naar een vuur voor hart en handen:
Met vrede gegroet en gezegend met licht
Voor wie zingen op Gods adem van de hoop die niet zal doven:
Met vrede gegroet en gezegend met licht
Voor wie roepen om vrede, van gerechtigheid dromen:
Met vrede gegroet en gezegend met licht
Voor wie wachten in vertrouwen dat de liefde zal blijven:
Met vrede gegroet en gezegend met licht
(T. Sytze de Vries)