Aswoensdag 2018

ASWOENSDAG in DOMINICUS GENT

14 februari 2018

 

Van harte welkom op deze Aswoensdag, de eerste dag van de vasten. Wij zijn hier samengekomen, net zoals zovele generaties gelovigen voor ons deden, vanuit een verlangen naar verstilling, een verlangen naar licht en uitzicht. Laten wij de paaskaars ontsteken.

Vasten is een tijd van samen ontvankelijk mogen worden voor God. Vasten is een tijd van oefening om samen een kritische, profetische stem te horen en daarnaar te leren handelen.

In de krant van 6 februari las ik een column van Joseph Stiglitz, een nobelprijs-winnaar economie. Ik citeer: “Ik bezoek al 22 jaar de jaarlijkse vergadering van het Wereld Economisch Forum in Davos, waar de zogenaamde wereldelite samenkomt om de problemen van de planeet te bespreken. Ik ben er nog nooit zo moedeloos van teruggekeerd als dit jaar. De ongelijkheid neemt snel toe, er zijn de problemen van veiligheid, werkgelegenheid,…. De klimaatverandering is een existentiële dreiging voor heel de wereldeconomie.
Dit jaar kon je na de toespraken geen enkele illusie meer overhouden. De ceo’s zijn vooral bezorgd over de populistische opstand tegen de globalisatie die ze hebben gecreërd en waar ze enorm veel aan verdienen. Deze elite lijkt nauwelijks te beseffen dat dit systeem grote delen van de bevolking van Europa en de VS in de kou laat staan.
Stiglitz besluit: de boodschap van Davos is ‘Hebzucht is goed’. Het deprimerende is dat die boodschap vals is, en vooral dat de machtigen erin geloven.”

De moedeloosheid van Stiglitz herken ik. Wij maken deel uit van een samenleving die ons tot in het diepste van onze individualiteit wil verleiden tot ‘hebben’, tot hebzucht. Wij leven in een politiek en economisch klimaat dat ons aanspoort tot ‘kopen’ terwijl datgene wat we hebben niet eens versleten is.

Hebzucht regeert inderdaad en leidt tot uitsluiting van broze, kwetsbare mensen, tot vernietiging van de natuur. En daarom verlangen wij, samen met zovele anderen, naar een ommekeer. In onze moedeloosheid wachten wij. Waarop? Is er een woord dat ons ontvankelijk maakt?

 

GIJ WACHT OP ONS
TOTDAT WIJ OPENGAAN VOOR U
WIJ WACHTEN OP UW WOORD
DAT ONS ONTVANKELIJK MAAKT
STEM ONS AF OP UW STEM
STEM ONS AF OP UW STEM
OP UW STILTE

 

LEZING Joël 2, 12-17

Ook nu nog luidt de godsspraak van Jahwe: ‘Keert tot Mij terug, van ganser harte, met vasten, met geween en met rouwklacht.’ Scheurt uw hart en niet uw kleren, keert terug tot Jahwe, uw God, want genadig is Hij en barmhartig, lankmoedig en vol liefde, en Hij heeft spijt over het onheil. Wie weet, keert Hij terug en krijgt Hij spijt en laat dan zegen achter zich, een meeloffer en een plengoffer voor Jahwe, uw God! Blaast de bazuin op de Sion, kondigt een heilige vastentijd af, roept een plechtige samenkomst bijeen! Verzamelt het volk, belegt een heilige bijeenkomst, brengt de ouderlingen samen en verzamelt ook de kinderen en de zuigelingen; laat de bruidegom zijn kamer verlaten en de bruid haar bruidsvertrek. Laat tussen de voorhal en het altaar de priesters, die de dienst van Jahwe verrichten, wenen en zeggen: ‘Spaar uw volk, Jahwe, laat niet met uw erfdeel spotten, laat niet de heidenen het overheersen. Moet men onder de volken zeggen: Waar blijft hun God?’

GIJ WACHT OP ONS
TOTDAT WIJ OPENGAAN VOOR U
WIJ WACHTEN OP UW WOORD
DAT ONS ONTVANKELIJK MAAKT
STEM ONS AF OP UW STEM
STEM ONS AF OP UW STEM
OP UW STILTE

 

MEDITATIE

1

We hebben deze tekst uit de profeet Joël gekozen als lezing voor vandaag. Joël is één van de twaalf kleine profeten. Historisch weten we over hem en zijn boekje vrijwel niets met zekerheid te vertellen. Hoogstwaarschijnlijk te situeren in de periode na de ballingschap, een tijd dus waar joods nationalisme hoogtij vierde, en waar ‘de dag van de Heer’ voor het eigen volk een heerlijk paradijs betekende maar voor de vreemden of de heidenen een nachtmerrie van vernietiging. Maar daar is het ons nu niet om te doen, wel om de sterke oproep tot bekering (die we in de lezing hoorden).

Hoe moeten we die oproep verstaan? Als ik het goed gehoord heb, moeten wij ons bekeren tot God door ons af te keren van kwaad en ongerechtigheid, en door ons niet meer te wenden tot afgoden zoals consumptie, en dan zal God die genadig en barmhartig is, zelf omkeren en spijt krijgen en ons sparen. En de priesters moeten in naam van het volk de Heer aanroepen met de bede om het volk te sparen. Veel mensen hebben – ik denk terecht – afgehaakt van een dergelijk godsbeeld. God als een extern wezen, hoog boven ons verheven, maar tussenkomend als ‘die van ons’, een soort nationalistische God, straffend maar dan toch voor onze kar te spannen als we maar voldoende vasten en bidden. Moeten we het zo verstaan?

Ik denk het niet. Ik denk niet dat God rechtstreeks tussenkomt op de manier van ‘voor wat hoort wat’, op de wijze van ‘ons-vasten-moet-toch-gehonoreerd-worden’. Ik denk ook niet dat er zoiets is als God alleen maar van ons. God is één en van allen. Ik vul hier uiteraard niks in in Gods plaats, maar ik vermoed, ik wed erop dat ons vasten, ons omkeren, het scheuren van ons hart tot gerechtigheid als het ware de lichamelijkheid is van Gods liefde. Je zou kunnen zeggen: natuurlijk is Gods genade er altijd en overal, maar ze verschijnt pas, ze komt pas aan het licht hier en nu, in en door onze bekering heen.

—-

Wat in onze tekst van Joël opvalt, is wie precies moeten samenkomen bij het verkondigen van een heilige vastentijd. Er staat: “verzamel het volk, beleg een heilige bijeenkomst, breng de oudsten samen en verzamel ook de kinderen en de zuigelingen”. En verder is er sprake van trouwers en priesters. Kortom het gaat hier om de hele gemeenschap. Als er nu één gemis is dat in onze westerse samenleving heel sterk wordt gevoeld, dan toch zeker dat van zin voor gemeenschap. Door religie volledig naar de privé-sfeer te verbannen, is de gezamenlijke beleving van sterke momenten zoals bv. de vasten ook een privé-aangelegenheid geworden.

Niet zo bij de moslims. Ik ben altijd sterk gegrepen door de sfeer tijdens de ramadan. Wij wonen in een buurt met veel moslims, en je kan het voelen in het kleine maatschappelijke segment van onze buurt dat de gezinnen vasten, en hoe ze s’ avonds de vasten verbreken en hoe de ramadan wordt afgesloten. Het is een gemeenschapsgebeuren. Er wordt over gepraat bij onze Turkse bakker en beenhouwer. Bij ons katholieken is dat voor een groot deel verloren. Of is dat niet zo? Is dat maar schijn? Is ondanks de privatisering van het religieuze geloof hier te lande ook niet de oproep tot recht en solidariteit luider gaan klinken? En vinden christenen elkaar niet in het beantwoorden van die oproep en in het combineren van hun vasten met het broederlijk delen?

2

Ik werk, samen met 40 andere vrijwilligers in de sociale dienst Open Plaats in de Brugse Poort.

Een tijdje geleden sta ik koffie te schenken in de ontmoetingsruimte, waar niet alleen mensen in armoede zitten te wachten voor een hulpverleningsgesprek, waar daklozen zich komen opwarmen en bejaarden uit de buurt elkaar treffen. Meestal is het er druk, met al die verschillende talen en nationaliteiten, maar desondanks is het een hartelijke, open plaats.

Er komt een man binnen die vroeger af en toe in de psychiatrie is opgenomen, maar nu zelfstandig woont. Deze man is over zijn toeren en ontroostbaar omdat zijn hond gestorven is. En een nieuwe hond uit het asiel is voor hem onbetaalbaar. Hij zit in zak en as. In diezelfde ruimte zit een vrouw uit de buurt. Ze zit daar elke dag twee tot drie uur tijd, met naast haar een zwijgende, dementerende echtgenoot. Dit koppel heeft een gehandicapte zoon die in het weekend naar huis komt en financieel hebben ze het niet breed. En deze vrouw hoort wat de man vertelt en zegt dat zij twee pasgeboren puppy’s heeft, en dat de man er ééntje mag hebben, als hij dat wil… De man is opgetogen. Hij haalt in de kringwinkel een mand en een leiband en gaat met haar mee om zijn nieuwe hond op te halen. Ik ben ontroerd door haar vrijgevigheid.

Ik zie in de sociale dienst zoveel kleine en grote gebaren van solidariteit: een vrijwilligster die buiten op de bank een sigaretje rookt en alle tijd neemt om naar iemand in armoede te luisteren, echt te luisteren. Er is zoveel praktisch werk te doen, er is een grote drukte en toch geeft deze vrijwilligster haar tijd en haar aandacht. Ik zie haar luisteren, ik heb de indruk dat ze daar moedeloos zitten, maar ik weet: ook dit samen moedeloos zitten, is elkaar nabij zijn, ook al is er geen oplossing in zicht. De vrijwilligster zegt tot afscheid nog iets hartelijk, er is opnieuw moed om door te gaan.

Ik zie de bezorgdheid van vrijwilligers voor elkaar, die elkaar ’s avonds opbellen als er getroost moet worden. Natuurlijk zie ik ook de verkramptheid van sommige mensen in armoede, de ‘graaicultuur’ bij de gratis voeding, maar ook de reflex van delen: ‘Neen, geen rijst deze week, ik heb er nog. Er zijn er nog anderen die dat kunnen gebruiken, geef het maar aan hen.’

Mij te kunnen bewegen in de sfeer van deze groep vrijwilligers, is voor mij een grote steun, tegen mijn moedeloosheid in, als ik de armoede in Gent zie stijgen en als de politiek die armen schuldig verklaart populairder wordt. Dit vrijwilligerswerk heeft mij in mijn eigen leven – tot mijn verbazing – een grotere vrijheid geschonken, een vrijheid om te relativeren. Een vrijheid om minder nodig te hebben. Een vrijheid om meer te kunnen delen, een vrijheid ook om meer te leren ontvangen. Ik maak deel uit van een groep.

3

En in dat verband wil ik nog even kwijt hoe belangrijk onze samenkomsten op zondag en op dagen als vandaag zijn. Je voelt dat vooral als Aswoensdag en Valentijn op dezelfde dag vallen. Het gaat om niets minder en niets meer dan om wat liefde uiteindelijk betekent, om wat kwetsbaarheid en sterfelijkheid uiteindelijk betekenen. En hebben wij elkaar niet nodig om precies met die vragen in het reine te komen?

GIJ WACHT OP ONS
TOTDAT WIJ OPENGAAN VOOR U
WIJ WACHTEN OP UW WOORD
DAT ONS ONTVANKELIJK MAAKT
STEM ONS AF OP UW STEM
STEM ONS AF OP UW STEM
OP UW STILTE

 
WIJDING EN OPLEGGING VAN DE AS

As is niet alleen symbool van zuiverende inkeer tot onszelf als voorbijgaand en stoffelijk, maar ook van bekerende, veranderende gerechtigheid. Laten we ons bestrooiien met deze as, een symbool, dat we zuivere mensen worden, maar ook mensen die gerechtigheid doen, vruchtbare mensen. laten we opnieuw zoeken naar het ongerepte bestaan van het kind in ons. We zingen dat eerst uit in het lied ‘En achter onze woorden’, dat u vindt op het blaadje.

Wijding van de as

God van leven,
mensen zijn een wonder
van Uw schepping,
gemaakt naar Uw beeld en gelijkenis.
Toch blijft er niet meer van ons over
dan wat aarde, stof en as.
Geef, dat wij ons leven vruchtbaar maken:
zaad in de aarde begraven
dat verrijst tot nieuw leven.
Amen

Laat dan Uw zegen komen +
over deze schamele as,
over ons, mensen van niet.
Bewaar ons in Uw hand
en doe ons opstaan tot leven.

Bestrooiing op het hoofd

Van stof en as zijt gij
wees als een mens gezegend.

TAFELDIENST

Inleiding

We gaan aan tafel
en gedenken Jezus van Nazareth.
De man die mens en samenleving
confronteert met zichzelf,
de waarheid over ons bestaan
aan het licht brengt.
Die mensen aanraakt
met een buitengewone aandacht en liefde,
en daardoor de bron van goed doen
in elke mens vrijmaakt.
Rond deze tafel voeden we
onze honger naar vrede,
onze dorst naar liefde.
Zo gedenken we het laatste avondmaal van Jezus.
We gaan aan tafel.

Gedachtenis

Gij levende, scheppende God,
Kom ons tegemoet
in onze kwetsbare lichamen.
Laat ons in deze vastentijd
met meer toewijding
elkaar en U terugvinden,
aan de tafel van brood en wijn,
het teken bij uitstek van Jezus’ leven.

Hij, die op de avond voor zijn sterven
brood nam, het brak het en het uitdeelde
met de woorden:
Neemt en eet,
dit is voor u
mijn lichaam, mijn leven.

Ook de beker heeft hij aangereikt
Het teken van een nieuw verbond
van mensen die elkaar behoeden.
“Drink hiervan tot mijn gedachtenis”.
zei hij.

 

ONZE VADER

In een ononderbroken keten van vele eeuwen zingen wij het gebed dat hij ons leerde.

VREDESWENS Wensen wij elkaar vrede toe.

COMMUNIE

Tijdens de communie: “Media vita” (dominicaans gregoriaans)

 

 

*

foto Guido Vanhercke