De zegen van het pluralisme

Dominicus Gent
Viering van zondag 15 oktober 2017

‘De zegen van het pluralisme’

Viering bij 200 jaar Universiteit Gent 

 

 

Goeie morgen. Van harte welkom op deze bijzondere viering van de Dominicus Gent-gemeenschap naar aanleiding van 200 jaar UGent. Het doet deugd om oude vertrouwde en enkele nieuwe gezichten hier te zien op deze zondag in de Maria Goretti-kerk. We heten vandaag oud-KUCers welkom: blij dat jullie er nog eens kunnen bij zijn.

En in het bijzonder heten we de mensen welkom die uitgesproken niet-christen zijn  en op onze uitnodiging  zijn ingegaan om rond het  thema `de zegen van het pluralisme’ samen met ons te vieren vandaag. Van harte welkom en dank voor uw aanwezigheid! 

We hebben voor  deze viering als thema `de zegen van het pluralisme’ gekozen omdat we er oprecht van overtuigd zijn dat we als christenen veel te danken hebben aan de dialoog met andersdenkenden. Het pluralisme heeft ons mee gevormd en gedragen tot in de geseculariseerde en geglobaliseerde multi-culturele omgeving van vandaag, hier in deze buurt en in de brede wereld die ons omringt.

Aan de gasten van vandaag vertel ik nog graag dat liederen en muziek voor ons een belangrijk onderdeel van de viering zijn. We hopen dat u mee kan zingen en hebben ons best gedaan om de liederen zo inclusief mogelijk te kiezen. We hopen natuurlijk ook dat u zich hier helemaal vrij voelt om al dan niet deel te nemen aan de liturgische rituelen, die zeer eenvoudig zijn. We steken straks bij het begin van de viering de Paaskaars aan, als symbool van een aanwezigheid  die ons overstijgt; verwijzend ook naar het leven van Jezus, de verrijzenis en nieuw leven dat uit de dood ontstaat. Straks zingen we het Onze Vader in een kring rond de tafel. Daarop staan brood en wijn die zullen worden rondgedeeld, maar daarover vertelt Bernard staks meer. Mochten er vragen zjin onderweg, dan ben ik zeker dat uw buren u graag helpen met wat uitleg. Weet vooral dat je hier bijzonder welkom bent. Uw aanwezigheid is voor ons een geschenk en een teken dat we samen in respect voor elkaars eigenheid aan een wereld willen werken waar het goed is om wonen, met bijzondere aandacht voor wie het moeilijk heeft. We doen dit in het volle besef dat we niet alle antwoorden hebben en dat wij ook als christenen zoekende mensen blijven.

En dan steken we nu de Paaskaars aan.

Als wij hier samen delen onze kracht,

en leren hoe de minste wordt geacht,

dan bouwen wij weer verder aan het Rijk

en mogen daarmee zijn aan God gelijk.

 

 

 

Eerste inbreng: De groep Ontmoetingen en de dialoog 

Gedurende een tweetal jaren (1988-1990) ontmoetten enkele christenen en vrijzinnigen uit het Gentse elkaar in een dialoog vóór pluralisme en tegen verzuiling. Ze wilden nagaan of er een gemeenschappelijkheid te vinden was in hun respectievelijke opvattingen daarover. De groep van die gesprekspartners heette ‘Ontmoetingen’. De leden waren waren geen officiële vertegenwoordigers van de vrijzinnigheid of van de katholieke godsdienst, maar ze spraken wel degelijk als christenen en als vrijzinnigen: drie vrijzinnige professoren van de Universiteit Gent, drie leden van het Katholiek Universitair Centrum en twee ex-politici van uiteenlopende strekking. Uit hun dialoog ontstond een behartenswaardig boekje: ‘Zonder zuilen. Stappen naar een open samenleving’.

Het is niet de bedoeling om naar het verleden te kijken. De wereld ziet er nu heel anders uit dan pakweg 30 jaar geleden. De superdiverse samenleving vraagt een andere soort dialoog, die trouwens op heel wat plaatsen nu al concreet gevoerd wordt binnen de jongerencultuur. Denk aan scholen, jeugdbewegingen, jeugdclubs enz.

Toch wil ik hier stilstaan bij de groep ‘Ontmoetingen’. Niet om de inhoud (nl. pluralisme en ontzuiling in de toenmalige samenleving, met een zware focus op de tegenstelling christenen-vrijzinnigen) in herinnering te brengen – ook al steken de oude demonen van ‘wij-zij’ en van polariserend machtsdenken nu nog geregeld de kop op. Neen, ik wil eens kijken of de manier van werken, van omgaan met elkaar, van discussiëren in die groep toen ons nog iets kan leren over het voeren van een dialoog nu.

Voorop in de groep stond de opvatting over levensbeschouwelijk pluralisme. Als wij pleiten voor levensbeschouwelijk pluralisme, voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, zeiden de leden, dan wil dat niet zeggen dat van de gelovige of vrijzinnige wordt gevraagd dat hij of zij eigen geloof of overtuiging zou moeten relativeren. De groep maakte een onderscheid tussen de waarheid van het geloof en de waarde van het persoonlijk geloven erin, of tussen de waarheid van het atheïsme en de waarde van die persoonlijke overtuiging. Ook al menen gelovigen dat hun godsdienst op waarheid berust, dan nog is geloven voor hen pas oprecht indien dat geloven berust op een vrij aanvaarde, innerlijke overtuiging; de waarheid van het geloof moet door de mensen zélf ontdekt kunnen worden, pas dan is dat persoonlijk geloven waardevol. Juist hetzelfde geldt voor de vrijzinnige levensbeschouwing. Dergelijk geloven, dergelijke overtuiging – zei de voltallige groep – veronderstelt een maatschappij waar in vrijheid kan gekozen worden en dat is precies wat we bedoelen met een pluralistische maatschappij.

Belangrijk in de dialoog was, dat de levensbeschouwelijke opties nooit even ‘tussen haakjes’ werden geplaatst om een zogenaamde algemene consensus te bereiken, maar dat de levensbeschouwingen van de leden van de groep telkens centraal stonden. Om van daaruit ook te komen tot gemeenschappelijke uitgangspunten. Of om het nog eens heel duidelijk te stellen: de gesprekspartners hielden hun pleidooi tegen verzuiling en vóór pluralisme nooit door hun eigen levensbeschouwelijke opties opzij te schuiven, maar precies op grond van die levensbeschouwingen. En ik herinner me nog levendig dat we elkaar ook intens en met volle overgave hielpen in de formulering van de eigen overtuigingen en die van de ander.

Het ging dus niet zozeer om waardenconfrontatie en verdraagzaamheid, maar om waardenconfrontatie en communicatie. De basis voor de dialoog lag in een onderling vertrouwen en de openheid tussen de gesprekspartners, en in de naleving van de waarden die zo’n dialoog mogelijk maken: besef van de eigen bril waarmee of het perspectief van waaruit men kijkt, gelijkwaardigheid van de deelnemers, bereidheid om de eigen opvattingen te rechtvaardigen en te funderen met argumenten die voor elkeen aanvaardbaar zijn, bereidheid tot luisteren en tot het innemen van een oordeelsstandpunt van de ander.

Als ik terugdenk aan dat initiatief van weleer en naga wat ik er voor nu zou willen van onthouden, dan is het vooral: echt leren luisteren naar de ander en willen leren van de ander, zoeken naar de gemeenschappelijke opdrachten waar we voor staan, samenwerken waar het mogelijk is. Het vraagt moed om zo op weg te gaan, en dat soms in volledige stilte of duisternis of in een klimaat van maatschappelijke vijandigheid tegenover het of de vreemde. Maar met in ons hart de intuïtie dat het de moeite loont en bovendien de enige weg is naar gelukkig samenleven in vrede. In de gelovige joodse en christelijke tradities hebben we daarvoor het symbool van een belofte. De naam van God: ‘Ik zal er zijn’. Voor gelovigen is dat nooit zomaar een verworven zekerheid, maar een intuïtie die we elkaar telkens opnieuw moeten toezingen. “Vroeg in de morgen, donker was het nog, zijn wij gegaan een keer, met niets dan in ons hart “Ik zal er zijn..”

*

Evangelie: Marcus 7, 24-30 – Het geloof van de Syrofenicische vrouw

Jezus vertrok vandaar en ging naar de streek van Tyrus en Sidon. Hij ging een huis binnen en wilde niet dat iemand het te weten kwam, maar Hij kon niet onopgemerkt blijven. Een vrouw wier dochtertje door een onreine geest was bezeten, kwam dan ook, zodra ze van Hem gehoord had, naderbij en wierp zich aan zijn voeten. De vrouw was een Helleense van Syrofenicische afkomst. Zij vroeg Hem de duivel uit haar dochter uit te drijven. Hij sprak tot haar: “Laat eerst de kinderen verzadigd worden, want het is niet goed het brood dat voor de kinderen bestemd is aan de honden te geven.” Maar zij had een antwoord en zei Hem: “Jawel, Heer. De honden onder tafel eten immers van de kruimels van de kinderen.” Toen sprak Hij tot haar: “Omdat ge dit zegt, ga heen, de duivel heeft uw dochter verlaten.” Zij keerde naar huis terug, trof haar kind te bed en bevond dat de duivel was heengegaan.

 

Tweede inbreng: Pluralisme

Toen ik dik 20 jaar geleden aan de UGent solliciteerde, trok mij aan dat naast `maatschappelijk engagement’ ook `pluralisme’ in haar missie stond. In het boek (nav 200 jaar UGent) ‘Uit de Ivoren toren’ wijdt Gita Denecekere er een heel hoofdstuk aan. Zoals zo vaak bevat die geschiedschrijving vooral verhalen van strijd en veroveringen tussen machtsblokken. Maar men landt uiteindelijk bij de filosofen uit de meer recente geschiedenis met  Leo Apostel en Jaap Kruithof als bruggenbouwers. Over het grote positieve verhaal dat zich daar heeft afgespeeld – en een nieuwe weg heeft helpen inzetten – heeft Bernard ons iets verteld.

Toen ikzelf de UGent en het department toegepaste wiskunde binnenkwam werd met collega’s of studenten nauwelijks gesproken over de eigen identiteit, noch over de waarden waarvoor we stonden en hoe die konden worden ingezet. Het ‘durf denken’ devies klonk nochtans bemoedigend. Maar in mijn beleving, en die van vele anderen, durfde men wel denken maar luidop de beleidsverantwoordelijke tegenspreken, dat was een ander paar mouwen. Afwijkende opinies, goed gemotiveerde vraag en antwoord: je hoorde ze zelden of nooit publiek. En als ze al kwamen werden ze vaak snel afgestraft.  

Gewrongen met de contradictie, bewust van het risico van spreken en actie in een omgeving van grote diversiteit kon ik inspiratie halen en rolmodellen vinden in een kritisch geëngageerde gemeenschap als Dominicus Gent en … telkens opnieuw in de verhalen over Jezus. Jezus zag  steeds scherper waar de grote maatschappelijke problemen lagen: in schrijnende ongelijkheid, een grote groep mensen gebukt onder de hebzucht van sommigen. Maar hij zag ook verder: wegen naar oplossing die een mentaliteitsverandering vroegen. Hij durfde denken en spreken. Om de zaken vanuit vele perspectieven te zien en verandering te kunnen bewerkstelligen sprak hij met gelijkgezinden en andersdenkenden, groot en klein, links en rechts, tollenaars en farizeeën. Hij benoemde de problemen en kon mensen zo raken dat er nieuw inzicht groeide en een opening kwam. Zo is er dat verhaal van Zacheüs de tollenaar, die als belastingsinspecteur gedurende jaren extra geld aftroggelde, en na een ontmoeting met Jezus een plan maakt om dat terug te geven. 

Vandaag ontmoet Jezus een Syrofenicische vrouw. Het is een apart verhaal  omdat de morele leider met gezag, de heler van mensen die Jezus ondertussen geworden is, nu eens niet als leermeester maar als leerling wordt herinnerd. Op onbekend terrein voorbij de grens van Israël ontmoet hij  die vrouw met migratie-achtergrond. Ze is vastberaden de hulp van Jezus in te roepen want haar kind is zodanig ontspoord dat ze het nauwelijks nog herkent. Geen evidente onderneming. In deze interculturele ontmoeting moeten heel wat barrières worden overwonnen: man/vrouw, jood/heiden, autochtoon/allochtoon waarin de vrouw telkens het onderspit lijkt te delven. En het loopt ook niet goed. Jezus wimpelt haar vraag af, spelt haar zelfs de les met de boodschap dat ze haar plaats moet kennen. Respect voor andersdenkenden of kansarmen klinkt hier niet echt. De vrouw begrijpt dat hij daarin ten gronde zijn eigen boodschap tegenspreekt en spreekt er hem op aan. Ze slaagt erin hem te laten zien dat de bevrijdingsboodschap die hij uitdraagt niet zo exclusief (bekrompen) kan zijn. Hij laat zich corrigeren en haar kind wordt genezen.

Op unieke wijze illustreert dat oude verhaal de waarde van pluralisme: hoe we in de dialoog met andersdenkenden niet onze eigen identiteit verliezen, maar ze juist sterker en helderder/zuiverder kunnen leren begrijpen. En in dezelfde beweging klinkt hoe wij de identiteit van de ander kunnen begrijpen. Het belang daarvan op kleine en grote schaal is niet te onderschatten in de multiculturele samenleving  die we nu zien groeien.

Tot dat besef kwam ook prof. Diana Eck van Harvard toen ze onder haar studenten moslims uit Providence, hindoes uit Baltimore, sikhs uit Chicago, en jains uit New Jersey telde. Zij zag hoe in Amerika een nieuwe culturele en religieuze realiteit ontstond waarover zij niets wist. Een groot project rond pluralisme werd voor een periode van 20 jaar in de steigers gezet: om de multiculturele  maatschappij vandaag beter te kunnen begrijpen, de krachten ten goede te helpen richten en religieus geweld te helpen voorkomen. 

Echt pluralisme komt ons niet zomaar in de schoot gevallen: er is werk aan.  Het vraagt om vorming, reflectie en dialoog, om inclusief werken. Dan laat het ons toe om medestanders te zijn van elkaar, met respect voor elkaars diepgewortelde verschillen omdat we elkaars integriteit waarderen. Het vooronderstelt een levensbeschouwelijke geletterdheid: dat we elkaar en onszelf kennen.  Op beide fronten is er werk te doen. De meeste Amerikaanse christenen kunnen niet één evangelist noemen en middelbare scholieren denken dat Sodoma en Gomorra man en vrouw zijn… Soms spreken andersdenkenden in de media over een christelijke geloof dat niet meer overeenstemt met het geloof dat wij vandaag beleven. Zij gaan zelfs voorbij aan wat Karen Armstrong identificeerde als de gouden regel die de grote wereldreligies delen over al hun verschillen heen: ‘behandel anderen zoals je zelf zou willen behandeld worden’. Mijn eigen kennis van religies en levensbeschouwing die mensen in de buurt beleven is ook vaak echt ontoereikend. Toch is er doorheen het bescheiden samenwerken aan de opkuis van de buurt een vertrouwen en respect gegroeid. Met de plezante doeners hebben we gezien hoe de moestuintjes hier achter de kerk, een heel diverse gemeenschap konden aanspreken. En er was geen slot nodig op de bak met het tuingerief: het materiaal voor de gemeenschap werd gerespecteerd.

Aan de Gentse universiteit en hogescholen is de interne realiteit vandaag nog helemaal anders dan in Amerikaanse universiteiten: de multiculturaliteit van onze stad is nauwelijks gereflecteerd in haar studentenpopulatie. Het kersverse rectorpaar heeft het echter als een prioriteit op haar agenda gezet om hierin verandering te brengen. Om van zo’n multiculturele universiteit een positieve kracht voor de samenleving te maken is veel meer nodig dan louter een diversiteit aan studenten aantrekken. Er zal opnieuw moeten geïnvesteerd worden op grotere schaal in vorming op vlak van religie en levensbeschouwing, in samenwerken aan maatschappelijk engagement.

Heel wat collega’s hebben mij in de aanloop naar deze viering geschreven dat ze hier vandaag jammer genoeg niet kunnen zijn, maar dat ze graag eens willen samenzitten om verder door te spreken hoe actief pluralisme nieuw leven kan worden ingeblazen.

Het lijkt mij een bijzonder boeiende opdracht waar we met Dominicus Gent  nu al op kleine schaal aan werken. Het gebeurt in onze vieringen, in de vele engagementen die  mensen van de gemeenschap opnemen. Het krijgt ook vorm in deelname aan de Interlevensbeschouwelijke Werkgroep Gent, in het  samenwerken aan de babbelsoep voor de Wondelgembuurt en de bezoekers aan gevangenissen met de collega’s van het huis van de mens, diverse moslimgemeenschappen, protestantse en anglicaanse christenen en de Turkish Lady’s … Ik maak me sterk dat we in goede oude traditie ook graag participeren aan een grotere pluralistische inzet van onze studenten. Hier klinkt voor hen en ons een vraag om herscholing… We zingen het uit in een lied: “Om herscholing bidden wij…”

 

Derde inbreng 

  Huis van de mens: Anniek De Pauw

  Mil Kooiman, vertegenwoordiger UGent

Dominicus Gent: Marie-Ann

 

Inleiding op de tafeldienst

We zongen daarnet in het lied ‘Om herscholing’: “dat ooit het Laatste Avondmaal van Jezus

de eerste overvloed van allen wordt.” Iedere zondag opnieuw herinneren wij ons het leven van Jezus,

en de manier waarop Hij dat leven zelf samenvatte, aan tafel, de avond voor zijn dood.

Leven, zei hij, is pas echt als het gedeeld wordt, als het gebroken en verdeeld wordt,

zoals dit brood hier op tafel, als het uitgegoten en verdeeld wordt zoals deze wijn in de beker.

Wie zijn leven weggeeft, zal het vinden.

Wie het alleen voor zich houdt, is het al kwijt.

Op de herinneringskalender van haar 200-jarig bestaan heeft de Universiteit Gent op datum van 1 mei,

aandacht besteed aan het Katholiek Universitair Centrum, dat jarenlang de studentenparochie

was aan de Gentse unief. En als afbeelding namen ze… een brood.

Een mooier symbool konden ze niet kiezen: de wekelijkse broodmaaltijd in het Kuc,

de wekelijkse eucharistie, het sociale engagement van de studenten.

 

Mag ik vragen brood en wijn naar voren te brengen om ook hier en nu eucharistie te vieren.