Dominicus Gent
Viering van zondag 8 oktober 2017
Hoop
Goede morgen en welkom om onze zondagsviering.
Hoop brengt ons samen als tegenstem tegen de dominantie van angst en onzekerheid.
Hoop die ons voortstuwt, die ons laat handelen waar we anders, verlamd door angst of onzekerheid, zouden blijven zitten: zijn dat niet verhalen die we in de hele Bijbel telkens weer tegenkomen? En die mensen op weg zet tot op de dag van vandaag?
Wat voedt die hoop? Hoe krijg je hoop? Wat is het resultaat als je hoopvol bent?
Wat is hoop?
Na het aansteken van de paaskaars, een symbool van ons geloof dat de Ene hier bij ons aanwezig is, lezen we het gedicht van Vaclav Havel over hoop, een tekst die ons mee inspireerde voor deze viering.
HOOP
Vaclav Havel
Diep in onszelf dragen we hoop.
Als dat niet het geval is,is er geen hoop.
Hoop is een kwaliteit van de ziel
en hangt niet af van wat er in de wereld gebeurt.
Hoop is niet
voorspellen of vooruitzien.
Het is een gerichtheid van de geest,
een gerichtheid van het hart,
verankerd voorbij de horizon.
Hoop in deze diepe en krachtige betekenis
is niet hetzelfde als vreugde omdat alles goed gaat,
of bereidheid je in te zetten voor wat succes heeft.
Hoop is ergens voor werken
omdat het goed is,
niet omdat het kans van slagen heeft.
Hoop is evenmin hetzelfde als optimisme;
evenmin de overtuiging dat iets goed zal aflopen.
Het is de zekerheid
dat iets zinvol is
onafhankelijk van de afloop,
onafhankelijk van het resultaat.
*
EVANGELIELEZING: Lucas 13, 6-9
Hij vertelde nu deze gelijkenis:
Iemand had een vijgenboom die in zijn wijngaard geplant stond;
hij kwam zoeken of er vrucht aan zat, maar vond niets.
Toen zei hij tot de wijngaardenier:
Al sinds drie jaar kom ik aan deze vijgenboom vruchten zoeken,
maar ik vind er geen.
Hak hem om: waartoe put hij nog de grond uit?
Maar de man gaf hem ten antwoord:
Heer, laat hem dit jaar nog staan;
laat mij eerst de grond er omheen omspitten en er mest op brengen. Misschien draagt hij het volgend jaar vrucht;
niet, dan kunt ge hem omhakken.’
Eerste inbreng: Courage…
Één van de taken die ik op mijn werk op mij neem, is die van “studietrajectbegeleider”. Het is in die hoedanigheid dat ik de voorbije paar weken een paar tientallen studenten heb gesproken – vooral studenten die net het eerste jaar achter de rug hadden, en bij wie de resultaten niet echt goed waren. Met hen moet dan gekeken worden of het wel zinvol is dat ze verder studeren: of ze niet beter zouden stoppen, of een andere studierichting kiezen.
Ik probeer dan met die studenten tamelijk concreet, misschien zelfs confronterend te spreken. Kijk, van de 13 studenten die twee jaar geleden met gelijkaardige studieresultaten zaten als jij, zijn er 10 die het jaar nadien toch hebben moeten stoppen, en zijn er slechts 3 die nog voortdoen, en die misschien hun diploma gaan halen. Dat ziet er dus eigenlijk niet goed uit. Het rare is: de studenten die bij mij komen, die zeggen allemaal dat zij bij die 3 studenten zullen zijn die het gaan halen. Raar.
En dan doe je gewoon voort met die inschrijving. En dan zie je een paar jaar later op de proclamatie inderdaad een paar studenten bij wie dat gelukt is – ondanks de slechte vooruitzichten van indertijd. En de meeste verdwijnen op een bepaald moment spoorloos uit beeld. Die zijn dan inderdaad gestopt…
’t Is niet dat ik één van de mensen ben die vinden dat ge voortdurend de Bijbel naast uw leven moet leggen, maar in dit soort situaties denk ik echt (!) dikwijls aan het bijbelfragment van daarjuist. De vijgeboom heeft al drie jaar geen vrucht opgeleverd. Hoe lang moet ge daar blijven moeite in steken? Nog eens bemesten? Of zouden we niet beter realistisch zijn, en daarmee stoppen? Hoe dikwijls moeten we elkaar vergeven? Tot zevenmaal? Of tot zeventigmaal zevenmaal? Hoe lang moet ge blijven energie stoppen in een relatie die echt moeilijk loopt? Hoe lang moet je bij een zieke blijven behandelen vooraleer ge toegeeft dat het waarschijnlijk terminaal is?
“Point n’est besoin d’espérer pour entreprendre, ni de réussir pour persévérer,” is een slogan, een citaat dat vaak aan één van de Oranje Willems wordt toegeschreven. “Hopen is niet nodig om te ondernemen, en slagen is niet nodig om te volharden.” Het klinkt goed, maar ik weet niet of het waar is. Het klinkt zo absoluut. Doe maar. Alsmaar vooruit. U niet laten tegenhouden. Twijfelen verboden! Je kan zelfs niet zeggen “tegen beter weten in”, want het “weten” speelt hier blijkbaar geen rol – laat staan het “beter weten”. Waarschijnlijk zijn er in heiligenlevens tal van voorbeelden te vinden van mensen die op die manier geleefd hebben, en die juist daarom vereerd worden. En aan de andere kant: je vindt minstens evenveel – en waarschijnlijk nog méér voorbeelden van mensen bij wie volharding eerder koppigheid leek, en bij wie dat slecht is afgelopen.
“I am not optimistic, but I am hopeful” is nog zo’n citaat waar ik dan vaak aan denk. Als ge realistisch zijt, weet ge dat het er niet goed uitziet. En toch. Ge weet nooit. Er zijn er die slagen. Zoals Kamal Kharmach het gisteren zei in De Morgen: “Ik heb de statistieken verslagen” – waarbij hij verwees naar zijn drievoudige handicap van dik zijn, arm zijn en Marokkaan zijn. Hij is goed terechtgekomen. Maar kunnen we tegenvoorbeelden gebruiken om de problemen te ontkennen die er voor veel mensen wèl zijn? Er is een zwarte president geweest in de VS: is dat een reden om te zeggen dat zwarten nu niet meer moeten klagen over discriminatie? Is er geen sociale achterstelling meer, omdat een zoon van een mijnwerker of de dochter van een kruidenier kan eerste minister worden?
“Das Prinzip Hoffnung” was de titel van een boek van de Duits-Joodse filosoof Ernst Bloch. Het principe van de hoop: altijd het perspectief op vooruitgang bewaren. Zicht op de utopie. Bij hem: de marxistische utopie. Een andere Duits-Joodse filosoof, Hans Jonas, plaatste daar tegenover “Das Prinzip Verantwortung”. Het principe verantwoordelijkheid, in de betekenis van: zorg dragen voor wat is, geen blind vooruitgangsgeloof, en (bij hem vooral in ecologische zin): geen risico’s nemen die faliekant kunnen aflopen.
Dit klinkt allemaal zo enerzijds – anderzijds. “Tsjeverig”, zouden sommigen zeggen. Maar misschien is het feit zelf dat ik er niet uit ben, een teken dat de hoop zich nog niet zomaar heeft laten wegdrukken. Zolang ik het spijtig vind dat ik me soms bij de feiten moet neerleggen – ook al weet ik met mijn verstand dat dat het meest realistische is – zolang ik dat spijtig vind, heb ik mij blijkbaar nog niet helemaal overgegeven aan kil fatalisme of aan onverschilligheid. Die wijngaardenier uit dat evangelieverhaal zei niet: “ge moet te allen tijde blijven die boom verzorgen”. Hij zei “kom, we gaan het nog één keer proberen. En als het dan nog niet lukt, dan kunnen we hem omhakken.” Met pijn in het hart, blijkbaar.
Zolang het nog pijn doet als we weten dat we moeten realistisch zijn, is dat een teken dat we de hoop nog niet hebben doodgedrukt. En misschien moeten we vooral dàt koesteren, bijvoorbeeld in onze samenkomsten. Misschien moeten we vooral blijven vertellen en vieren rond zo’n paar ideeën, beelden, verhalen die kwetsbaar zijn, maar die we zinvol blijven vinden. Het blijven praten over hoop, is op zichzelf al een teken dat die hoop er nog is. Anders is er inderdaad alleen duisternis – wanhoop – niets. “De hel”, zouden ze vroeger gezegd hebben. De plaats waar je volgens Dante verwelkomd werd met de spreuk “lasciate ogni speranza, voi ch’entrate”. Laat alle hoop varen, gij die hier binnengaat.
“Lasciate ogni speranza”. Een collega van mij had dat als opstartscherm van zijn computer ingesteld. Telkens als hij zijn computer aanzette, kreeg hij dus de vraag of het wel wijs was om daaraan te beginnen…
“Lasciate ogni speranza”: ik zou het ook boven de deur van mijn bureau kunnen hangen om de studenten te verwelkomen, maar dat zou cynisch zijn. Zo’n gesprek met een student, dat eindigt meestal met iets van “ik weet dat het moeilijk zal zijn, maar…”. Ik hoop. Ik betrap er mij op dat ik dan dikwijls afscheid neem met hem of haar “courage” te wensen. ’t Is zo’n Frans woord dat eigenlijk ook een Vlaams woord geworden is. Ik zou ook “goede moed” kunnen zeggen, maar ik vind daar de negativiteit méér in doorklinken. “Courage” lijkt mij positiever.
Vorige vrijdag hadden we proclamatie van de pas afgestudeerde industrieel ingenieurs op onze campus. Ik heb er wat staan praten met ouders van studenten. Onder andere met onze pianist Filip: zijn zoon Tim was bij de afgestudeerden – nog eens proficiat! Ik heb er ook staan praten met een studente waar we, met een paar collega’s, veel werk in gestoken hebben. Ze is zelfs een tijdje komen studeren vanuit het psychiatrisch ziekenhuis waar ze was opgenomen. We hebben dikwijls iets moeten regelen om haar toch examens te laten afleggen, om haar toch weer ingeschreven te krijgen. Maar ’t is gelukt. Zo’n moment doet deugd. Daar krijgt ge courage van. Dan weet ge dat het de moeite waard geweest is. En dan weet ge: dit willen we blijven proberen. Niet altijd optimistisch, maar toch hoopvol. En weten dat we niet alleen staan, dat we elkaar kunnen dragen daarin.
Tweede inbreng: Stappen van hoop…
Een tweede inspiratiebron was de getuigenis van een jonge vrouw, die zich afvroeg in wat voor en wereld haar zoontje oud zal worden. Ze zag niet veel goede vooruitzichten (milieu, veiligheid…), tot ze de ervaring kreeg dat de keuze om in een bepaald verhaal te geloven iets wezenlijks met je doet. In dit geval zag ze plots vele initiatieven die al genomen worden voor een duurzame revolutie. En dat gaf haar energie, samen met het inzicht dat grote gebeurtenissen bestaan uit een boel kleine stappen. En dat solidariteit in het ‘verzet” (in haar geval een ketting van mensen rond de kerncentrale in Tihange) je kracht kan geven.
Vanuit die ervaring schreef ze burgemeester Termont met de vraag om bijeenkomsten te mogen houden op een plein in Gent om de bezorgdheid uit te drukken over het klimaat en te laten zien dat men bereid is om te evolueren naar een duurzame regeling.
Ze kreeg een positief antwoord, maar plots sloeg de paniek toe en werd ze verlamd door angst, en zag ze het niet meer zitten.
Tot een telefoontje van de politie (over het aandienen van een aanvraag voor die bijeenkomst) en gesprekken met vrienden haar weer in gang trokken en ze iets concreets heeft uitgewerkt…
In dit verhaal zaten voor ons belangrijke stappen in verband met hoop en maatschappelijke betrokkenheid/engagement:
Een: als je “gevangen” zit in moedeloosheid, overstelpt door het gewicht en de zwaarte van wat je overkomt, van wat er in de wereld gebeurt, lijkt alles in die richting te wijzen. En heb je geen oog voor wat, hoe klein ook, op iets anders kan wijzen. Er moet dus ergens iets geraakt worden waardoor je een andere bril kan opzetten. In Bijbelse verhalen is dat dikwijls God zelf, een engel of een stem die dit bewerkstelligt.
Twee: veranderingen gebeuren nooit eensklaps. Er gaan altijd kleine stappen aan vooraf: mensen gaan anders kijken, gaan anders leven, maken andere keuzes en zetten zo een proces in gang dat dan al dan niet naar het gewenste resultaat leidt. Maar mensen hebben zelf ook dikwijls een weg van ups en downs afgelegd. Kijk maar naar de tegenstribbelingen van profeten, ze belanden zelfs in de buik van een walvis, of willen dood omdat ze denken het niet te kunnen, maar uiteindelijk gaan ze door met hun missie. Ik denk omdat ze terug in contact komen met die diepe hoop die in ons zit, waarover Vaclav Havel het heeft.
Drie: zeker voor maatschappelijke engagementen: je kan het niet alleen. Je hebt medestanders nodig, mensen die op dezelfde golflengte zitten, om het vol te houden. Je kan de gangmaker zijn, maar je hebt “volgers” nodig. Mensen die elkaar steunen en dragen op de momenten dat het moeilijk is, dat iemand het niet meer ziet zitten…De grote Mozes was nooit alleen naar de farao gegaan, maar Aaron ging mee..
Vier: geloven in wat je doet is zinvol zelfs als er niets verandert. Toen we jaren geleden gingen betogen tegen de plaatsing van kernraketten, zei onze pleegdochter dat het zinloos was, omdat ze er toch zouden komen. Waarom dan betogen? Ons antwoord was dat we wisten dat die raketten er zouden komen, maar dit een manier was om te laten zien dat we niet akkoord waren. We konden niets doen, maar we konden zo onze mening wel duidelijk maken…Kijk ook naar de dwaze moeders in Argentinië..
Inleiding tafelgebed
Hebben jullie al eens naar de titel van onze liederenkaft gekeken? Die eerste, perzik-zalmkleurige bladzijde? “Tastend naar hoop” heet onze kaft.
Het heeft iets dubbels. Het drukt de overtuiging uit dat hoop tastbaar moet zijn. Dat het gaat om de concrete wereld, geïncarneerd, vlees en bloed. En tegelijk klinkt het onzekere erin door, het utopische, het breekbare.
Tastbaar en breekbaar, zo heeft ook Jezus geleefd. Het teken dat hij bij zijn afscheid heeft nagelaten, is dat ook: brood. Tastbaar. En breekbaar. En ’t is op het moment van het delen van het brood dat hij meest concreet wordt.
Laten we de tastbare en breekbare hoop onder elkaar delen en voeden, door aan tafel te gaan. We doen dat ook in gemeenschap met de mensen die ooit tastbaar en kwetsbaar onder ons geleefd hebben – nu onze nog altijd geliefde doden. En in gemeenschap met mensen die overal ter wereld de kwetsbare hoop tastbaar willen maken.
Zingen we: Wie heeft hoop, wie heeft brood genoeg voor zo’n grote hongerige menigte…
*
foto: Guido Vanhercke