De vermaatschappelijking van de zorg

Dominicus gent

Viering van zondag 10 december 2017

De vermaatschappelijking van zorg

 

Hartelijke welkom in deze tweede adventsviering.

Met het aansteken van de Paaskaars keren we ons naar het licht van het evangelie. Het licht van de Levende, Jezus Christus die zijn hele leven gericht heeft op wie afgeschreven wordt en niet meetelt. De adventskaarsen nodigen ons uit erop te vertrouwen dat God ons tegemoet komt in wat klein en kwetsbaar is. Dat ook het kleinste licht het duister kan weerstaan. Bij het begin van deze viering maken we het even stil om ons af te stemmen op dit licht en keren we ons in vertrouwen op de creatieve liefde die altijd weer toekomst schept.

We zingen een lied, gebaseerd op psalm 132, een pelgrimspsalm. De ballingen dromen van een samenleven waarin de thora gerealiseerd wordt. Van vrede op basis van recht en gelijkheid. Dat is het land waarin Jahweh kan wonen. De psalm verwoordt niet enkel dit diepe verlangen maar ook de belofte, de toewijding: we zullen niet rusten, we zullen onze ogen niet sluiten zolang er nog werk aan de winkel is om zo’n samenleven te verwezenlijken.

Ik zal in mijn huis niet wonen
Ik zal op mijn bed niet slapen
Ik zal mijn ogen niet dichtdoen
Ik zal niet rusten, geen ogenblik,
Voordat ik heb gevonden,
Een plek waar Hij wonen kan
Een plaats om te rusten 
Voor Hem die God is,
De enige Ware.

 

Hoe kunnen wij op een goede manier zorg dragen voor elkaar? Met bijzondere aandacht voor mensen die door ongeval, ziekte, lichamelijke of geestelijke handicap buiten de aandacht dreigen te vallen. Met de gezonde, leuke, plezante, spirituele medemens hebben we geen probleem. Integendeel. We zijn graag in diens gezelschap. En daar is uiteraard niets mis mee. Maar soms loopt het anders. Op de een of andere dag, of op een onverwacht moment wordt de pret van het geweldig leuke, fantastische leven met zijn supertoffe belevingen en hilarische ervaringen dat wij meemaken verstoord. Of zelfs gewoon maar wat vertraagd door mensen die niet zo geestig zijn. Maar soms droefgeestig, ontroostbaar, hulpbehoevend: fysiek of psychisch. We noemen ze mensen met een beperking. Wat een vreemde omschrijving. Mensen met een beperking. Zijn er dan mensen zonder beperking? Maar goed, het was niet slecht bedoeld! We beschouwen het gewoon maar even als een semantisch probleem.

Goede zorg voor elkaar dus. Vorige week werd er reeds bij stil gestaan: het begint op de eerste bladzijde van de bijbel. Ben ik dan de hoeder van mijn broeder? En dat uit de mond van een mens die geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis! Dat “beeld en gelijkenis van God”: dat is klaarblijkelijk toekomstmuziek. En het heeft te maken met twee vragen die in de eerste verhalen aan de mens gesteld worden. De eerste vraag die weerklinkt in de tuin van Eden luidt veelzeggend: “Adam, waar ben je?” Ben je daar? Kan ik je vinden, of hou je jezelf verstopt? Het is geen informatieve vraag. Veeleer de vraag of je aanspreekbaar bent en bereid antwoord te geven!? En de tweede vraag: “Waar is Abel, je broer?” Die twee vragen vormen een onlosmakelijk tweeluik.  Het geschapen zijn naar Gods beeld krijgt hier zijn duidelijke richting mee. Je bent maar mens dank zij een ander die in de bijbel “je broer” wordt genoemd. Die ander is je zo nabij als je eigen bloed.

We horen dezelfde vraag terugkeren in de mond van de wetgeleerde in het evangelie van Lucas die naar Jezus toekomt met de vraag wat hij moet doen om deel te hebben aan het eeuwig leven. Deel hebben aan het eeuwig leven, geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis, we hebben er zwaar dogmatische invullingen aan gegeven die deden wegdromen in metafysische ontsnappingsroutes, weg  uit de vergankelijkheid.  Zowel het verhaal over de eerste tweeling op aarde (Kaïn en Abel) als de vraag naar eeuwige leven worden in de bijbelse verhalen teruggebracht naar het hier en nu. Eeuwig leven betekent volheid van leven. Het waarachtige leven. Dat heeft te maken met wat je overkomt hier en nu. Met wat of wie je pad kruist.

Lezing: Lucas 10, 25-37

Daar trad een wetgeleerde naar voren om Hem op de proef te stellen. Hij zei: ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?’ 26Hij sprak tot hem: ‘Wat staat er geschreven in de Wet? Wat leest ge daar?’ 27Hij gaf ten antwoord: ‘Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf.’ 28Jezus zei: ‘Uw antwoord is juist, doe dat en ge zult leven.’ 29Maar omdat hij zijn vraag wilde verantwoorden, sprak hij tot Jezus: ‘En wie is dan mijn naaste?’ 30Nu nam Jezus weer het woord en zei: ‘Eens viel iemand, die op weg was van Jeruzalem naar Jericho, in de handen van rovers. Ze plunderden en mishandelden hem en toen ze aftrokken, lieten ze hem halfdood liggen. 31Bij toeval kwam er juist een priester langs die weg; hij zag hem wel, maar liep in een boog om hem heen. 32Zo deed ook een leviet; hij kwam daarlangs, zag hem, maar liep in een boog om hem heen. 33Toen kwam een Samaritaan die op reis was, bij hem; hij zag hem en kreeg medelijden; 34hij trad op hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze; daarna tilde hij hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem. 35De volgende morgen haalde hij twee denariën tevoorschijn, gaf ze aan de waard en zei: Zorg goed voor hem, en wat ge meer mocht besteden, zal ik u bij mijn terugkomst vergoeden. 36Wie van deze drie lijkt u de naaste van de man die in handen van de rovers gevallen is?’ 37Hij antwoordde: ‘Die hem barmhartigheid betoond heeft.’ En Jezus sprak: ‘Ga dan en doet gij evenzo.’

 

Hoe kunnen mensen zichzelf tot naaste maken van hun broeders en zusters die aan hun lot worden overgelaten en niet in staat zijn om voor zichzelf in te staan. De parabel geeft een ondubbelzinnige richting mee. Het hangt van jezelf af. Of je bereid bent beschikbaar te zijn. Aanspreekbaar. Niet a priori weglopen.

We willen vandaag deze inspiratie vertalen naar de ruimere inzet die mensen kunnen betekenen voor elkaar. Hoe zorgen we voor een goed leven in allerlei verbanden waar we elkaar tegen komen? Vele mensen zetten zich in als vrijwilliger. Dat is niet enkel het geval te zijn in de sector van de zorg . Vele verbanden kunnen maar blijven bestaan wanneer mensen zich onbetaald willen inzetten voor een vereniging, een instelling, een organisatie. Denk maar aan het jeugdwerk, pastoraal werk, vluchtelingenwerk, begeleiding van verslaafden, opvang van daklozen, eenzame mensen, gevangenen, mensen met suïcidale neigingen. Gelukkig mogen we ons verheugen in een indrukwekkend netwerk van vrijwilligers en is er de laatste tijd ook meer waardering voor het werk dat zoveel mensen gratuit doen. En het doet ook deugd te horen hoe vrijwilligers met veel enthousiasme aan de slag gaan en deugd hebben aan de solidariteit van mede-vrijwilligers. Die steun is ook broodnodig. Want alleen houdt een mens het niet zo gemakkelijk vol. Vrijwilligheid is niet vrijblijvend. Juist niet. En het vergt ook de nodige vorming en deskundigheid. En de begeleiding van professionals.

Want uiteraard kan goede zorg niet zonder deskundige hulp van mensen die daarvoor gevormd en getraind zijn. Die weten welke spuit waar geplaatst moet worden, en welk medicament aan wie bezorgd moet worden. En dat geldt uiteraard ook voor alle andere gebieden waar professionele hulp onontbeerlijk is. Hoe mensen juridisch geholpen kunnen worden, hoe ze hun paperassen op orde kunnen krijgen, welk recht ze hebben op medische of psychologische bijstand, waar er plekken zijn waar ze lotgenoten kunnen ontmoeten met wie ze ervaringen kunnen delen, enz.

Vandaag mogen zowel vrijwilligers als professionals steun vinden in de bijbelse verhalen die hen steunen en bemoedigen. Het voorbeeld van Jezus is hierbij dat van iemand “geschapen naar Gods beeld en gelijkenis”.

Voor kleine mensen is hij bereikbaar
Hij geeft hoop aan rechtelozen
hun bloed is kostbaar in zijn ogen
Hij koopt hen vrij uit het slavenhuis.

 

Getuigenis van Luc

Ik wil beginnen met een vraagje: iedereen heeft wel beperkingen, maar ben ik echt gehandicapt? (Bril af) En zo? Zo kan ik geen auto besturen, ik zou een sukkelaar zijn en toch voel ik me niet gehandicapt, want … ik heb een bril! Als je niet kan stappen maar een goede rolstoel hebt en ongehinderd op het voetpad kan rijden is je beperking grotendeels weg. M.a.w. een persoon met een beperking is niet zozeer beperkt door zijn handicap maar doordat de omgeving, de maatschappij niet aangepast is.
Daar ligt voor mij de eerste betekenis van de vermaatschappelijking van de zorg: wij moeten er allemaal samen voor zorgen dat zoveel mogelijk hinderpalen, beperkingen voor personen met een handicap, voor iedereen,  worden weggenomen, dat ze niet worden gemaakt.

Maak publieke gebouwen, cafés, restaurants toegankelijk, ook openbaar vervoer. Zorg ervoor dat personen met een fysieke, mentale of andere beperking erbij horen, in crèches, scholen, vrije tijd, op de werkvloer, op tv. Inclusie noemen we dat. Is er een betere plaats dan de school om iedereen, toekomstige artsen en leerkrachten, te leren omgaan met personen met een beperking? Mensen met een beperking echt kennen maakt ons hoofd toegankelijk. Welk beeld hebben wij van een persoon met een beperking? Zien wij alleen de handicap of zien we eerst de mens, die o.a. een beperking heeft. Dan neem je hun beperking, de idee dat ze zo anders zijn, eigenlijk weg.

Het doet me denken aan Jezus die zei: “lamme, sta op en ga naar huis”. Hij zei niet “heb medelijden met hem, of: “zorg voor hem”. Neen, hij nam de beperking weg!

Die vermaatschappelijking is een zorg voor ieder van ons, en vooral van de overheid, een politieke keuze dus.

Daarnaast kan je de specifieke beperking van een persoon ook zoveel mogelijk opheffen door de juiste ondersteuning te bieden. Het is maar een woord, maar ik spreek liever niet van “zorg”: dan is er een zorgverlener en een zorgbehoeftige: dat wijst op een afhankelijkheidsrelatie. Ondersteunen is ernaast gaan staan, assisteren, of zelfs eronder gaan staan: het is toch de pmb die centraal moet staan in die ‘zorg’?

Sedert dit jaar wordt die ondersteuning georganiseerd in de vorm van een persoonsvolgend budget: het aanbod wordt afgestemd op de vraag. Je ondersteuningsnood wordt bepaald; die inschaling geeft “recht” op een bepaald bedrag: als je dat effectief krijgt kan je daarmee bv. in een instelling terecht, of je kan daarmee zelf mensen tewerkstellen die je thuis ondersteunen bij de activiteiten van het dagelijks leven.

Een handicap is geen persoonlijke keuze, de maatschappij dient solidair in te staan voor de meer-kost en meer-inspanningen die er het gevolg van zijn. De vermaatschappelijking houdt dus in dat vooral de overheid die ondersteuning ten laste neemt. De persoon en zijn of haar netwerk dragen bij op vrijwillige basis. Want kan je eisen dat ouders of een broer of zus die zorg en ondersteuning op zich nemen? Dat bv. een van de partners zijn, meestal haar, baan opzegt? En kan je eisen dat die zoon of dochter afhankelijk blijft van ouders, broer of zus? Dan bouw je weer een beperking in, een discriminatie tegenover andere gezinnen.

De overheid ziet die vermaatschappelijking anders: eerst moet het netwerk van de persoon aangesproken worden om ondersteuning te bieden, men bedoelt: uitgeput worden. Als het echt niet anders kan, dan pas kan eventueel overheidssteun toegestaan worden. Daar heerst de dictatuur van de begroting, van het budget.
Want ja, ik sprak van een “recht op ondersteuning”: maar dat is er niet: in 2016 wachtten 12.696 personen op een budget voor zorg of ondersteuning. 350 miljoen per jaar zouden volstaan. Een kleinigheid in onze rijke maatschappij en het zorgt voor bijna 100% tewerkstelling. Belastinggeld: een politieke keuze dus. Hoeveel kost de geplande verlaging van de vennootschapsbelastingen?

De kinderrechtencommissaris was scherp in zijn jaarrapport: meer dan 1.000 kinderen wachten op een budget voor persoonlijke assistentie. Bij de volwassenen gaat het om duizenden. Ieder jaar weer zegt de overheid hen dat ze recht hebben op zo’n budget, maar o pech: er zijn veel ergere gevallen waardoor zij uit de boot vallen. Het overheidsbudget stijgt wel ieder jaar, maar niet sneller dan de stijging van het aantal rechthebbenden. Zegt men aan een schoolplichtig kind: sorry, dit jaar kan je niet naar school want het budget is op, er zijn teveel kinderen? Of als je een operatie nodig hebt?
De enige rechtvaardige remedie is een open financiering: d.w.z. onze maatschappij voorziet een gegarandeerd budget volgens de vastgestelde ondersteuningsnood.

Een universele richtlijn biedt ons het Verdrag van de Verenigde Naties voor de Rechten van Personen met een Handicap. Ons land heeft dat VN-verdrag in 2011 ondertekend. Daarin staat duidelijk: zij hebben dezelfde rechten, zij moeten kunnen deelnemen aan de samenleving, zij moeten zelf keuzes kunnen maken. Telkens met praktische doelstellingen. Maar zie de realiteit: velen van hen kunnen niet vrij genoeg kiezen waar ze wonen, met wie ze wonen, naar welke school ze gaan, waar en of ze werken. Ons land is daarvoor al op de vingers getikt. Deze week in de media: 1 op 4 pmb onder de armoedegrens!

Laten we positief eindigen. We gaan erop vooruit: je ziet almaar meer mensen met een beperking in het straatbeeld. Je ziet ze meer in de film en op tv. Er is wel een maar: een actrice met een beperking wees er onlangs op: voor de rol van pmh in een film wordt altijd een valide acteur gekozen (denk aan Rain Man of Hasta la Vista) – en daarmee kaapt die dan nog vaak prijzen weg ook (blijkbaar heel moeilijk om gehandicapt te zijn). Tytgat Chocolat is een mooi voorbeeld – en dan vooral de ‘making of’. We moeten er wel bij zeggen dat de serie volkomen fictief is, want mensen met het syndroom van Down worden zelden volwaardig en met een loon tewerkgesteld.

Besluit: in vergelijking met 32 jaar geleden – toen mijn zoon geboren werd – gaat het nu beter met het wegnemen van beperkingen en de ondersteuning van personen met een beperking. Maar nog steeds hebben we redenen om heel kwaad te zijn over de graad van echte vermaatschappelijking. Want ja, dat kost belastinggeld, zijn wij bereid dat te betalen, en vooral: zorgen onze politici voor een rechtvaardige fiscaliteit? Het vraagt moed en moeite om daarvoor op te komen en we zijn een beetje gemakzuchtig. ’t Is goed dat we hier over zulke kwesties prikjes krijgen! Daarnet zongen we toch: “Ik zal niet rusten tot die plek er is waar recht wordt gedaan, ook aan de minsten”?

 

 

 

We gaan aan tafel.

En vertrouwen ons toe aan eenvoudige gebaren

Breken van brood, delen van wijn

Gebaren die ons leven betekenen: onze geschiedenis, onze toekomst

En op dit moment doen we dit in verbondenheid met de vele mensen

wereldwijd die zich ook scharen rond een tafel

Om eucharistie te vieren

Om zich te voeden aan het samenzijn

Met hem wiens spoor wij willen volgen

Jezus van Nazareth,

Hij is de weg die wij proberen te gaan.

Op deze tocht gaan met ons mee

allen die er vandaag niet bij kunnen zijn

omdat ze zorg nodig hebben,

omdat ze anderen ondersteunend omringen.

En steken we de kaarsjes aan voor allen die ons voorgingen

in aandacht voor de kleine en grote noden van mensen.

We koesteren hun namen en dragen ze mee

waarheen onze weg ons ook brengt.

    Gezegend Gij in uw verborgenheid,
Gezegend Gij om uw zon, uw scheppingsdag
in nacht, in wolken, in verblindend licht,
waar zijt gij, onze vader in de hemel?