De onttoverde wereld (Verlichting 2)

Dominicus Gent

Viering van zondag 13 januari 2019

De onttoverde wereld en onze geloofsbeleving

Tweede viering in de reeks over ‘Verlichting en geloof’

 

“Wees hier aanwezig“ zongen we. Voor ons is het evident Zijn aanwezigheid op te roepen.  Inspirerend, een verlangen, en toch ook vreemd. Althans, als je hier een eerste keer binnenkomt en ons dit hoort zingen. Als je niet vertrouwd bent met wat binnen een kerkgebouw verteld, gezongen en gezegd wordt. Bernard en ikzelf vroegen ons af of een mooie tekst als deze nog wel mensen aanspreekt die buiten de kerk staan? Heeft die tekst iets te zeggen? Kunnen jonge mensen zich vinden in onze manier van uitdrukken? Is dit lied wervend om de weg terug te vinden? Want…

Wees hier aanwezig: wie willen wij dat hier aanwezig is? Of wie willen wij aanwezig stellen?
Een gegeven woord: dat kennen wij, maar om welk woord gaat het, en van wie komt het?
Uw wil geschiede, uw koninkrijk kome: vreemde woorden voor onze tijd.
Gedoog ons, laat ons niet vallen…Hoe? Vallen? Wij hebben toch zelf de touwtjes in handen.
Dat wij worden herschapen – herschapen: tot wie of wat?
Kom ons bevrijden…

Je zou voor minder in de war zijn! Onze hedendaagse cultuur benoemt wat leeft niet meer op deze manier. Het is niet meer van deze tijd. Voor mijn eigen kinderen en schoonkinderen, en ik vermoed, voor vele van jullie kinderen net zo, is dit vreemd en zelfs verwarrend.

Voor onze manier van verwondering in het sacrale zoeken velen vandaag andere woorden. De wereld vroeger werd gezien als een wondere wereld. Door Gods hand geschapen, bewerkt en in stand gehouden.

En toch, ook vandaag gaan wij, maar ook jongere medemensen als zinzoekers op weg. Is het een goddelijke weg? Is het één weg? Of eerder wijdvertakt met diverse richtingen? Worden volgende generaties aangesproken door wat eeuwen gold als “een vastigheid om van te leven“? Vandaag gaan zinzoekers, meer dan ooit, op weg om zelf te kiezen wat zij als symbool van het goddelijke aannemen.

In deze viering willen wij dat uitdrukken en beluisteren. In taal en teken, in wankelend zoeken. Ik twijfel aan alles. Eigenlijk geloof ik niets. En dat gij mij zoekt zoals ik U.

 

Omramende zang 

Eigenlijk geloof ik niets,
en twijfel ik aan alles, zelfs aan U.
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik, dat Gij Liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in zelfde wanhoop, Gij mij zoekt,
zoals ik U.

(Gerard Reve)

 

De onttoverde wereld en onze ‘leefwereld’ 

Vroeger betrokken de westerse mensen al wat bestaat op de scheppende God. Hij werd beschouwd als de oer-oorsprong van de werkelijkheid, of m.a.w. men hing alles vast aan de mythe van de goddelijke oorsprong. Het scheppingsverhaal in de Bijbel vertelt die mythe. Het is het heilige verhaal van de overwinning op de chaos, van de ideale paradijselijke toestand die God in het leven riep, maar die de mens verprutste. Doch de menselijke zonde mocht nog zo groot zijn, steeds was er de kracht van Gods woord dat het heil of het geluk terugbracht. Geen zondvloed was definitief, want Gods kracht was groter. Het heilige verhaal van de oorsprong fundeerde ook de sociale orde. Priesterstand en vorsten verwezen naar het goddelijke. In het christelijke Westen waren paus, bisschoppen, abten en priesters de geestelijke behoeders van de onaantastbare en heilbrengende orde, terwijl een hiërarchie van wereldlijke heersers op politiek bestuursvlak moest instaan voor de stabiliteit van de door God ingestelde orde. Via rituelen, symbolen en het aanroepen van de goddelijke kracht voegde men zich in in die goddelijke en gelukbrengende orde. Of beter gezegd, via de sacramentele rituelen redde God de mensen uit hun vervreemding en zondigheid en haalde hen a.h.w. weer binnen in de paradijselijke toestand. De wereld was voor de mensen de geordende, religieus gedomineerde betekeniswereld. Het was een wondere wereld, vol harmonie en betovering, voortgekomen uit en in stand gehouden door Gods hand en werking. Zo zagen de mensen de werkelijkheid, en dat heeft hier bij ons eeuwenlang standgehouden.

Dat traditionele wereldbeeld kwam al in de zestiende en de zeventiende eeuw in de problemen door toedoen van de nieuwe wetenschap. Die stelde de hele geordende, religieus gedomineerde betekeniswereld radicaal ter discussie. De wereld werd onttoverd en de traditionele religie werd ontluisterd. Vandaar dat wij, mensen van vandaag, enkel nog in een orde geloven die nu en in de toekomst door ons nog moet opgebouwd worden, niet een die door God pasklaar werd aangereikt vanuit het verleden. Over die omslag in denken kan ik theoretisch doorbomen (oersaai), maar laten we een simpel voorbeeld nemen om aan te tonen hoe sterk de onttovering door de wetenschap wel is.

Als je psalm 8 leest, dan zit je volop in Gods mysterievolle werkelijkheid. “Heer onze Heer, hoe machtig is uw naam allerwegen op aarde”, roept de psalmist, en hij beschrijft hoe God alles gemaakt heeft en zijn plaats gaf… de zon en de maan en de sterren. Over de mens dicht hij: “Wat is de mens dat Gij aan hem denkt, het mensenkind dat gij naar hem omziet. Gij hebt hem bijna een god gemaakt, hem gekroond met glans en glorie, hem toevertrouwd het werk van uw handen en alles hebt Gij aan zijn voeten gelegd.” Hier wordt de mens beschreven, als genomen uit de aarde, maar geschapen naar het beeld van God, levend van genade omdat God plezier schept in de mens, genietend van de heerlijke vrijheid van de kinderen Gods en bestemd tot de ontmoeting met de levende God.
Als je daarentegen wetenschappelijk wilt antwoorden op de vraag “Wat is de mens?” kan je komen tot: 50 liter water, 14 kilo beenderen, ruim 1 kilo huid en kilo’s vet naar keuze, voorts een hoeveelheid fosfor voor 6000 lucifers, ijzer voor 10 spijkers van 3 cm, kalk genoeg om een plafond te witten, glycerine voor 15 kilo dynamiet, 20 eetlepels keukenzout en een kwart kilo suiker en verder nog een beetje van dit en van dat. En dan is het nog een kleine stap om onze schoonste kanten (waarvan we dachten dat God ze in ons had gelegd) te bevragen, wat hetzelfde betekent als ze te ontluisteren. Vragen als: “Zijn wij mensen niet een spookbeeld van onszelf? Hebben wij ons niet boven de rest van het dierenrijk verheven? Hebben wij onszelf geen vrijheid toebedacht die bij nader toezien volledig bepaald is door biologische en fysieke oorzaken?

De Nederlandse filosoof Spinoza zal in de zeventiende eeuw onomwonden zeggen dat de wetenschap aantoont dat er geen wonderlijk doel in de werkelijkheid bestaat. We hebben het er zelf in geprojecteerd en vanuit hoop en vrees een goddelijk wezen verondersteld dat de oorsprong is van die doelgerichtheid, een wezen dat alles welbewust bestuurt te onzen gunste en te zijner ere. De religieuze mens was zelfs zo onwetend, zegt hij, dat hij zich vervolgens verbaasde over de ‘wonderen’ die hem omringden. Eenmaal dat alles tijdens de Verlichting doorprikt was, en de mens autonoom en zelfstandig zijn denken (vooral technologisch en ethisch) ging ontwikkelen, was de totale onttovering van de wereld een feit. Die onttovering moeten we echter niet alleen negatief zien. De westerse mens heeft het oude wereldbeeld achter zich gelaten, omdat hij de vastheid ervan is gaan ervaren als een verstarring, als een hinder voor de opbloei van persoonlijke initiatieven die een beschaving vooruit helpen.

Oei, zeg ik dan, zijn wij als religieus gelovige mensen dan ingehaald door de tijd? Een restje naïeve dommeriken die nog geloven in een oud goddelijk wereldbeeld en navenante godsdienstige rituelen uitvoeren zoals hier onze zondagse bijeenkomst? Ik denk het niet. En ik probeer dat in wat volgt aan te tonen.

Wanneer ik op een warme herfstdag door het bos wandel, het zachte zonlicht door de gekleurde bladeren zie sprankelen, dan komen de betekenissen van de woorden ‘natuur’ en ‘wonder’ dicht bij elkaar. Of laat ik zeggen: de wetenschap enerzijds en mijn verwondering anderzijds staan niet op vijandige voet tijdens mijn prachtige wandeling. Ik ervaar de bomen als een mij overstijgende wonderlijke schoonheid terwijl ik tegelijkertijd ook weet dat ze door evolutie zijn geworden wat ze zijn. En wanneer ik op een koude winteravond naar de sterrenhemel kijk, dan kan ik met open mond door de schoonheid en complexiteit ervan getroffen worden en tegelijk erkennen dat het heelal dat ik aanschouw (en waar ik deel van ben, want ook ik ben sterrenstof) door een ruim dertien miljard jaar durende evolutie is geworden tot wat het nu is. Wat wil ik met deze voorbeelden zeggen?

Gewoon dat de wereld waarin wij leven voor ons niet louter te herleiden is tot de wereld die door de wetenschappen wordt ontleed. Want de wetenschap – hoezeer ze ook alles lijkt onttoverd te hebben – blijkt niet te kunnen verhinderen dat wij mensen, ondanks wetenschappelijke kennis van de verschijnselen, ze toch ook blijven zien als fascinerende fenomenen die ons gemoed kunnen beroeren en dus in ons leven ‘de moeite waard’ zijn. Als mens ervaren wij de wereld waarin wij leven letterlijk als onze ‘leefwereld’. Dat is in onze ogen de échte wereld waarin voorwerpen, plaatsen, tijden, lichamen, natuurelementen, ja personen een speciale betekenis en waarde voor ons hebben. Een relevantie, een zin. Denk hier aan het ouderlijke huis, de verjaardag, het graf van de ouder, het lichaam van de geliefde, en vul zelf maar in. Die leefwereld is in mijn beleving dus niet op de eerste plaats de wereld van een objectieve, wetenschappelijke orde, maar van een betekenis voor mij, men noemt dat: de wereld van een symbolische orde. Het is de wereld die er écht toe doet. Natuurlijk weten we wel dat wetenschappelijk werk niet enkel onttovering, maar op de eerste plaats weldadige ontdekking en aanleiding tot verwondering is. Maar als ik in de woestijn ben en ik dreig te sterven van dorst, dan zal het mij worst wezen dat water H2O is, of als ik bij een temperatuur van 35° in een zwemvijver een frisse duik neem, ben ik niet op de eerste plaats bezig met die scheikundige formule van water, ook al weet ik maar al te goed dat dit zo is. Welnu, het omgaan met onze leefwereld in ons dagdagelijks leven, d.w.z. onze omgang met die voorwerpen, plaatsen, tijden, lichamen, natuurelementen, personen enz. die voor ons een diepe betekenis hebben, die omgang moet uiteraard aan die speciale waarde voor ons beantwoorden. We gaan er in de eerste plaats niet op een objectieve of wetenschappelijke maar op een symbolische manier mee om. Of dat een springplank naar een christelijke geloofsbeleving kan zijn, zal Marc straks bekijken.

 

 

Schriftlezing: Marcus 8, 11-21

Toen daagden de Farizeeën op, die met Hem begonnen te redetwisten. Om Hem op de proef te stellen verlangden ze van Hem een teken uit de hemel. Hij slaakte een zucht uit het diepste van zijn hart en zei: “Wat verlangt dit geslacht toch voor een teken? Voorwaar, Ik zeg u: in geen geval zal aan dit geslacht een teken gegeven worden.” Hij liet hen staan, stapte weer in de boot en keerde naar de overkant terug. Zij hadden echter vergeten brood mee te nemen, zodat zij niet meer dan een brood bij zich in de boot hadden. Toen gaf Hij hun deze waarschuwing: “Let op, wacht u voor het zuurdeeg van de Farizeeën en het zuurdeeg van Herodes!” Zij spraken daarover onder elkaar: “Dat zegt Hij omdat we geen brood hebben.” Maar Hij bemerkte het en sprak: “Wat bespreekt ge daar onderling? Dat Ik dit gezegd heb, omdat ge geen brood hebt? Begrijpt en verstaat ge het dan nog niet? Is uw geest dan zo verblind? Ge hebt toch ogen: ziet ge dan niets? Ge hebt toch oren: hoort ge dan niets? En herinnert ge u niet, hoeveel korven vol brokken gij hebt opgehaald, toen Ik voor de vijfduizend die vijf broden heb gebroken?” Zij antwoordden Hem: “Twaalf.” “En hoeveel manden vol brokken hebt gij opgehaald, toen met die zeven voor de vierduizend?” En zij antwoordden: “Zeven.” Daarop zei Hij hun: “Begrijpt ge het dan nog niet?”

 

 

Spiritueel voedsel voor vandaag…

“ Vroeger was het beter “….soms neem ik het ook wel eens in de mond. Eigenlijk zegt het iets over mezelf. Dat ik ouder word. Niets om mij zorgen over te maken dus. 

Ik wil als ouder van jonge 30-tigers nadenken welke vragen jonge mensen vandaag stellen. Waar kom ik vandaan, waarom leef ik hier en nu. Wat na mij? Welke wetenschappelijke verklaringen zijn revelant om mij iets te vertellen over “wie ik ben“. Welk kader wordt mij aangereikt om mijn leven als zinvol te ervaren? Welke zingever onderbouwt dit?  Of is mijn leven hier een “passage“?

Jongeren lijken niet meer geïnteresseerd in geloof of kerk. Ze lijken zich niet meer te willen engageren in de gelovig geïnspireerde projecten die hun (groot)ouders wel op zich nemen. Ook bij ons thuis, en ik veronderstel bij velen van jullie komt de vraag: “Wat blijft over van de geloofstraditie die wij verworven hebben. Ik maak er mij niet teveel zorgen over. Het is dan wellicht heel verleidelijk om te gaan denken dat er iets ‘mankeert’. Ofwel mankeert er iets aan de generaties die hen opgevoed hebben: ze zijn er niet in geslaagd om hun geloof door te geven of het ontbreekt hen aan overtuigingskracht en creativiteit.
Ofwel is er iets dat aan de jonge generaties “mankeert”. Ze zijn te materialistisch, te individualistisch… Ze hebben alles wat ze willen, dus waarom zouden ze nog in iets geloven? Ze ‘shoppen’ en ‘bricoleren’ enkel het geloof dat ze zelf willen…
Kortom, ergens schuilt er een ‘tekort’. En dat ‘tekort’ moeten we dringend gaan aanpakken, want anders wankelt de toekomst van onze geloofsgemeenschappen. De logica van het tekort lijkt perfect te kloppen…

Ze is een symptoom van een veel fundamenteler probleem: de crisis in de relatie tussen kerk en cultuur. De kerk vindt op vandaag geen aansluiting meer bij het hedendaags levensgevoel en onze jongeren zijn daar – op hun manier – de profeten van.

Onze jongeren vluchten dus – bij wijze van spreken – naakt de nacht in. De kleedjes van traditie, van dichtgeslibde godsbeelden en eenzijdige visies op ‘hoe een geloofsgemeenschap er moet uitzien’ laten ze achter. En je kan ze geen ongelijk geven…

Jonge 20-, 30- of 40-tigers zien religie als iets vreemds, irrelevants voor hen. Ik kan er niet omheen, maar ga te rade bij opnieuw een Dominicaan, Timothy Radcliffe. Hij verwoordt op sterke wijze waar jongeren begeesterd van worden.  “Vrij zijn, gelukkig zijn en oprechtheid“.  Meer hoeft het niet te zijn. Het betekent zeker niet dat zij niet zoekende zijn. 

De jongeren van vandaag zijn heel gevoelig voor authenticiteit. Als ze met andere woorden merken dat er in de wereld rondom hen mensen zijn ‘die gewoon zichzelf’ zijn, die mensen van deze tijd zijn – met dezelfde vragen en twijfels -, dan voelen ze aan dat zij dit ook mogen. Dan ontstaat er een ruimte waarin veel mogelijk wordt. En waar sommige vragen misschien een aarzelend antwoord beginnen te krijgen…

Er bestaat geen toverformule om het weer aantrekkelijk te maken Bij de voorbereiding hadden Bernard en ik het over de verwondering.

Voor veel jongeren is onze spiritualiteit vervlochten met de kleedjes van vastgeroeste godsbeelden en moraliserende verhaaltjes. Precies die kleedjes gooien ze af in hun nachtelijke zoektocht. Eigenlijk doen zij heel zichtbaar en direct wat veel mensen uit onze geloofsgemeenschap stilzwijgend al lang gedaan hebben: de geloofstaal en –gebruiken zoveel mogelijk loslaten. Er wordt gezocht naar ruimte, naar nieuwe adem om onze geloofsbeleving te hertalen naar vandaag.

Jongeren roepen ons op: tot actieve aanwezigheid in hun leefplekken, een klimaat van schoonheid en verstilling, een bescheiden zoektocht naar een nieuwe geloofstaal en een doorleefd, vernieuwd concept voor onze geloofsgemeenschappen met ruimte voor het eigen levensverhaal.

De psalmist verwoordt op prachtige wijze waarvan wij kunnen leven. Dat in onze zoektocht niet alles overboord mag en moet. Dat oude woorden, vandaag hertaald, voedsel kunnen zijn.

Wees gij vandaag mijn brood, zowaar gij leeft. Gij zijt toch zelf de ziel van mijn gebeden.

Mag ik u éénmaal zien met nieuwe ogen?

Zijt Gij de God bij wie mijn toekomst is?

 

 

*

Slotbedenking

Tot slot een krachtige bedenking van de filosoof Ludo Abicht: “De Verlichting was een zegen voor authentieke gelovigen, omdat het de officiële godsdiensten bevrijdde van al hun pseudowetenschappelijke ballast. Vandaag kunnen we alleen maar hopen dat waarachtige gelovigen het initiatief nemen in de strijd tegen het hedendaagse bijgeloof en in geen geval toelaten dat de aanhangers van fundamentalistische bewegingen in hun naam spreken.”

 

*

foto G.Vanhercke: abbaye Le Thoronet