De Emmausgangers

                                       Dominicus Gent

Beloken Pasen: de Emmausgangers

Zondag 27 april 2014

Van harte welkom op deze viering van Beloken Pasen, onze verjaardag.
32 jaar geleden namelijk zijn deze zondagvieringen op Beloken Pasen gestart en sindsdien onafgebroken doorgegaan: zondag na zondag.
Beloken…zo’n schoon oud-Nederlands woord dat beluiken betekent, afsluiten. We sluiten vandaag de Paasweek af. Niet om in onze agenda te kunnen afvinken dat dit alweer achter de rug is, maar om de doorleving van Jezus’ lijden, dood, verrijzenis voor mensen hier en nu goed vast te zetten, samen te ballen zodat we er een tijd lang kunnen van leven, er een tijd lang toekomst kunnen mee maken.

Moge deze viering van Beloken Pasen
niet zozeer een afsluiten zijn
maar een ontsluiten.
Moge de paaskaars
ons denken, zingen, spreken en handelen
verwarmen en verlichten.

God,
Gij die licht en warmte zijt,
Gij die oproep en belofte zijt,
Blijf ons nabij in duistere uren.

Lucas 24, 13-35

13 Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar een dorp dat Emmaüs heet en zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. 14 Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. 15 Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, 16 maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden. 17 Hij vroeg hun: ‘Waar loopt u toch over te praten?’ Daarop bleven ze somber gestemd staan. 18 Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’ 19 Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’ Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. 20 Onze hogepriesters en leiders hebben hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. 21 Wij leefden in de hoop dat hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. 22 Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, 23 vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen zeggen dat er engelen aan hen waren verschenen. De engelen zeiden dat hij leeft. 24 Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.’ 25 Toen zei hij tegen hen: ‘Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben? 26 Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ 27 Daarna verklaarde hij hun wat er in al de Schriften over hem geschreven stond, en hij begon bij Mozes en de Profeten.
28 Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof hij verder wilde reizen. 29 Maar ze drongen er sterk bij hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’ Hij ging mee het dorp in en bleef bij hen. 30 Toen hij met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. 31 Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik. 32 Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’ 33 Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, 34 die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en hij is aan Simon verschenen!’ 35 De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.

Een eerste gedachte

Laat ons even de weg volgen die de Emmaüsgangers afleggen. Emmaüs is een dorpje waarvan de naam wellicht onschuldig in de oren klinkt. Dat was anders voor de joden uit Jezus’ dagen. Emmaüs roept veeleer politieke en militaire associaties op. Verschillende keren in de geschiedenis van Israël is het omgebouwd tot vestingstad. Van hieruit hebben eerst de Griekse, later de Romeinse veldheren Israël geterroriseerd en Jeruzalem belaagd. In de verhalen van de Makkabeeën, de joodse vrijheidsstrijders die zich in de tweede eeuw voor Christus verzetten tegen de Griekse terreur, speelt Emmaüs een belangrijke rol. En in de tijd van de evangelieschrijver Lucas was het dorp een uitvalsbasis van het Romeinse leger. Het is alsof Lucas suggereert dat deze twee volgelingen, ontgoocheld door Jezus’ executie, terug willen naar de gewapende verzetsstrijd, in die dagen gevoerd door de Zeloten.
Hun hoop dat Jezus Israël zou bevrijden van de Romeinen is ijdel gebleken. Onderweg spreken ze over wat er gebeurd is. En ze maken ruzie, zoals teleurgestelde mensen dat vaak doen.

Toen, zegt het verhaal, naderde Jezus hen. Maar de Emmaüsgangers herkennen hem niet. Hun ogen zijn vertroebeld. Waardoor? Door alles wat ze gezien hebben: “al deze dingen die gebeurd zijn”. Hoe zouden hun ogen niet vertroebeld zijn. Ze hebben te veel kuiperijen gezien, te veel gekronkel. Natuurlijk hebben ze Jezus’ woorden gehoord, zijn visioen van het rijk van God, maar wat ze zien spreekt het tegen.

Dan neemt de vreemdeling het woord. Er is meer te beleven dan wat we vaststellen met onze ogen. Hij opent hun oren zodat ze een nieuwe samenhang ontdekken tussen hetgeen de profeten hebben gezegd en wat Jezus had gezegd en gedaan. Een nieuwe betekenis licht op. Het betekent evenwel een breuk met hun vroegere visie. En dat valt niet mee. Want het vraagt arbeid.

Het is de uitdaging waar we telkens weer voor staan! Dat wij die hier samenkomen deze arbeid ter harte nemen. Dat wij, net als de Emmausgangers, in de leer gaan, samen, op zoek naar een betekenis die ons vandaag op weg helpt. Dat we bereid zijn vertrouwde ideeën in vraag te stellen en desgevallend achter te laten. De Emmausgangers wijzen een weg. Ze oefenen zich in luisterbereidheid voor de vreemde. Tot het licht doorbreekt. Het licht dat in hen ontstoken wordt. Het gebeurt niet als donderslag bij heldere hemel. Maar doorheen een proces, een leerschool, een ascese van afstand nemen van vertrouwde denkbeelden en luisterbereidheid voor nieuwe inzichten.

Het is de confrontatie die ook wij hier als gemeenschap aangaan. Telkens opnieuw aanknopen bij de tijd waarin we leven. Bij de vragen die mensen vandaag zich stellen, hoe we ons mens-zijn zo goed mogelijk kunnen beleven. En of het Jezusgebeuren ons hierbij kan oriënteren. Daarom begrijp ik geloven ook als een geschiedenis, een proces dat nooit ophoudt, nooit een einde kent. We hebben daarbij geen levensvreemde dogma’s nodig, wel inspirerende woorden die ons hart raken en het licht in ons laten ontgloeien. Dat willen we toch ook hier samen doen. Zoeken naar betekenis. Voor ons vandaag. Onszelf bevragen vanuit de rijkdom van onze traditie. Zo is doorheen de geschiedenis steeds weer een nieuw verstaan gegroeid van geloven, van godsbeelden, van Jezusbeelden, van geloofsgemeenschap. Steeds opnieuw dienen vertrouwde denkkaders herzien te worden, bij gesteld, achter gelaten.

Het is goed dat we dit gesprek voortdurend open houden, dat we ook, zoals het lied het zegt, “de nacht die we verzwegen voor elkaar” leren delen, “de dagen die we gingen met elkaar in donker woud door schaduwlichte lanen”…

Een tweede gedachte

Bij het stappen naar Emmaus zijn de ogen van de leerlingen vertroebeld, niet bij machte te zien. Wanneer die medestapper niet lijkt te weten wat zich heeft afgespeeld blijven ze somber staan (allez gij, ge gaat me toch niet vertellen dat ge de enige zijt die niet weet wat er in Jeruzalem gebeurd is?) . Opgesloten in eigen verdriet, eigen denkkader…. zijn ze niet bij machte te zien waar uitweg is. Ze blijven nochtans staan (zij het dan ‘somber gestemd’). ‘Blijven staan’ is vaak een eerste stap om met een andere blik te kijken naar wat zich aan ons voordoet. Maar hier heeft het geen resultaat want de leerlingen ratelen in samengebalde zinnen af wie Jezus was, wat hem overkomen is en hoe die ochtend zijn lege graf is ontdekt.

De onbekende verwijt hen traagheid van begrip en gebrek aan verstand. Interessant dat ze dit laten gebeuren: dat ze niet in eigen gelijk blijven steken maar openstaan voor wat de medereiziger binnenbrengt: hij verklaart hen de Schriften beginnend bij Mozes en de profeten… Dat is een hele boterham als je het mij vraagt en hij was daar nog mee bezig wanneer ze in Emmaus aankomen…want na de grappige herkenbare passage van Jezus die ‘doet alsof’ hij verder wilde reizen maar met aandrang gevraagd wordt te blijven, gaat Jezus effectief met hen mee. Bij de maaltijd neemt hij brood, spreekt zegengebed uit, breekt het brood en geeft het hen. Nu gaan hun ogen open, ze herkennen hem en… weg is hij …

Maar dan valt hun frank: stom van ons, we hadden het kunnen weten, we hadden het moeten weten: “Brandde ons hart niet toen hij met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?” …. Aan tafel, in het symbool van breken en delen, breekt hun ervaring open en ervaren ze ten diepste wat er aan de hand is. Terugkijkend verwoorden ze dat hun hart brandde toen hij hen de schrift ontsloot…dat het geen dode letter bleef die bestudeerd kan worden maar dat het leven gevend was, dat ze er warm van werden, enthousiast werden, betrokken raakten op een groot en zingevend geheel dat hen vooruit doet gaan: de vele kilometers terug naar Jeruzalem, ’s avonds laat.
Een hart brandend van enthousiasme of bloedend uit medeleven en verontwaardiging… Ontsluiten van de Schriften gaat niet louter om een intellectueel inzicht maar om een ten diepste geraakt worden, ontroerd worden, verontwaardigd worden of enthousiast worden om ten volle te leven en leven gevend in het leven te staan…

Ook voor onze gemeenschap werkt het omgaan met de Schriften al 32 jaar op die manier: als we stil staan en openstaan voor die eeuwenoude dynamiek, die belofte van nabijheid en rechtvaardigheid in de Schriften, dan zijn we al vaak in staat gebleken te gààn, in staat tot grootse dingen in het leven hier en nu: denk maar aan betogingen, verzet, mededogen, engagementen die diep in ons leven ingrijpen (Jan & Maddy naar Congo, Dirk en Trees die Ioan in huis nemen), kleine en grote keuzes voor een mooiere en rechtvaardiger wereld, volgehouden inzet voor wie niet gezien wordt, vanzelfsprekendheden die in vraag gesteld worden…

Bidden wij voor onze gemeenschap, dat het breken van het brood onze ervaring openbreekt zodat we verrijzenis niet zozeer uitleggen maar vooral beleven. Dat door het breken van het brood verrijzenis een attitude wordt, geworteld in ons diepste zelf: brandde (en bloedde) ons hart niet….
Die herkenbare afwisseling van inzicht, verwarring en enthousiasme wordt bijzonder verwoord en verklankt in het lied “Vroeg in de morgen, donker was het nog, zijn wij gegaan een keer, met in ons hart niets dan ‘Ik zal er zijn’…

 

Een derde gedachte: opstanding van het lichaam

De ontmoeting van de leerlingen met Jezus heeft reeds een eerste ommekeer bewerkt bij de leerlingen. Door te luisteren zijn ze de werkelijkheid anders gaan zien. En dan komt er nog een moment van ommekeer. Ze staan op en keren naar Jeruzalem terug. Op het moment dat het inzicht doorbreekt, dat ze begrijpen, herkennen ze ook hun eigen levensweg. Op dat moment verdwijnt Jezus uit het gezicht. Het is een vast gegeven in al die verschijningsverhalen. Het herkennen van Jezus gaat hand in hand met het besef van de nieuwe levensweg die ze voor zichzelf herkennen.

In die zin belijden we: “Ik geloof in de opstanding van het lichaam”. Deze uitdrukking vindt hier zijn precieze betekenis. Het gaat niet over de reanimatie van een lijk, niet om iets wat na de dood plaats vindt. Het gaat om dit bestaan dat gezien en beleefd wordt in zijn eigenlijke betekenis. Wij kunnen deel hebben aan de geschiedenis die met Jezus begonnen is. Of liever: die met Abraham begonnen is, of nog beter misschien: die met Adam begonnen is. Het gaat om een en dezelfde aardse geschiedenis. Daarom de term “lichaam”. Het gaat om ons lichamelijk bestaan, om deze concrete geschiedenis. Het evangelie spreekt niet over een soort spookachtig lichaam, dat zich nu en dan verstoffelijkt om vis en brood te eten. Het gaat om een plastische uitdrukking van ons concrete bestaan, om de materiële vernieuwing van mens en wereld.

Daarom ook de weg naar Emmaus. Het gaat om die zeer concrete plek die symbool staat voor de aardsheid van ons leven en ons geloven. Met al de ambivalenties die door die plek Emmaus worden opgeroepen. Ambivalenties die onvermijdelijk zijn. Want deze Jezus die als Messias wordt beleden was geen gewapende verzetstrijder, geen Makkabeeër, maar een man met een visioen. Hij zocht ook niet het lijden op, zoals het soms wordt voorgesteld. Hij zocht de lijdende mensen op. Ongewapend. Daardoor is hij juist zoveel gevaarlijker. Want wie partij kiest voor de lijdenden is gevaarlijker voor de veroorzakers van het lijden, gevaarlijker dan een verzetsstrijder. Daarom wordt hij door de machthebbers uit de weg geruimd.

Deze plek hier waar wij samenkomen is van in den beginne een plaats waar mensen samen komen vanuit heel verschillende engagementen waarbij gekwetste mensen een centrale plaats innemen. Ook dit tekent een gemeenschap die uit Emmaus terugkeert naar Jeruzalem. Tijdens het feestjaar van ons dertigjarig bestaan hebben we hier een reeks posters opgehangen die een beeld gaven van de verschillende wijzen waarop mensen uit deze gemeenschap zich het lot van medemensen aantrekken. Het was indrukwekkend. Zo kleurrijk was de inzet vanuit deze gemeenschap.

Het blijft een zorg hoe we elkaar in deze verschillende manieren van medeleven kunnen bemoedigen en ondersteunen.

Laten we een lied zingen dat hier mooi bij aansluit: “Nooit hoorden wij andere stemmen dan de onze”. Wij kunnen niet alle miserie uit de wereld helpen, zeker niet. “Maar soms, even, wordt lijden opgeschort of dragen mensen het samen. Zo zouden we moeten leven”.

Tafeldienst

We worden uitgenodigd aan tafel te gaan zoals in Emmaus. Deze tafel, maar ook die bij je thuis, bij je familie, je vrienden… Sinds Jezus’ tijd kan elke tafel een bijzondere tafel zijn waaraan we -bij het breken van het brood- (h)erkennen dat er meer aan de hand is dan wat in woorden te zeggen is. Geen hocus pocus maar een diepe ervaring van aanwezigheid die enthousiasmeert en betrokken maakt op mens en wereld, een ervaring die ons nadien doet zeggen: Brandde ons hart niet?

We weten ons rond deze tafel verbonden over de grens van de dood heen met onze overledenen en steken daarom de kleine kaarsjes aan in het doopwater, we weten ons verbonden met allen die in het breken van het brood enthousiast worden om leven gevend in het leven te staan en steken daarom het kaarsje aan dat onze wereldwijde verbondenheid uitdrukt. We nemen in ons gebed rond de tafel ook iedereen mee niet er vandaag niet bij kan zijn, wegens ziekte, werk of zorg voor anderen, in het bijzonder vandaag alle mensen die deze gemeenschap mee gestalte gaven en geven.

the-supper-at-emmaus-ceri-richards

(Afbeelding: Rembrandt e.a.)