Dan nog, dan nog… (over gevangenis en gevangenen)

Viering Dominicus Gent van 12 okt 2014

‘Dan nog, dan nog, . . . 

(over gevangenis en gevangenen)

 

Welkom iedereen.
We verwelkomen in het bijzonder Eefje van der Linden, medewerker in onze zusterkerk van het Rabot en protestantse aalmoezenier in de Gentse gevangenis. Ze zal vandaag bij ons mee voorgaan. We bezinnen ons over een thema dat misschien niet zo vaak onze aandacht krijgt: de gevangenis en gevangenen.

Maar laat ons eerst de paaskaars aansteken, het symbool van de opstanding van onze Heer, van herwonnen menselijkheid, van overwinning op slavernij en kwaad.

Ik lees jullie het gedicht voor van Gerrit Achterberg (geschreven in 1941, vier jaar nadat hij in een psychose zijn hospita vermoord had) :

Over de Jabbok

Toen ik het einde had bereikt
van mijn verdorvenheden
stond God op uit het slijk,
en weende;
en ik stond naast Hem, ziende neder
op een verloren eeuwigheid.

En Hij zei: je had geen gelijk;
maar dat is nu voorbij, van heden
tot aan die andere eeuwigheid,
is maar éen schrede.

Laat ons deze viering openzingen met het lied: O, Wees hier aanwezig…

Eerste overweging

De straf voor een misdaad moet in verhouding zijn met de aangerichte schade: dat is het oude, bijbelse principe ‘Oog om oog, tand om tand’. Geen wraak, maar ver-gelden, of her-stellen.
We hebben sinds 2005 een bijzonder humane wet op de gevangenisstraf. Die moet gebeuren ‘in psychosociale, fysieke en materiële omstandigheden die de waardigheid van de mens eerbiedigen, die het behoud of de groei van het zelfrespect van de gedetineerde mogelijk maken en die hem aanspreken op zijn individuele en sociale verantwoordelijkheid’. En de ‘tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf wordt gericht op het herstel van het door het misdrijf aan de slachtoffers aangedane onrecht, op de rehabilitatie van de veroordeelde en op de geïndividualiseerde voorbereiding van zijn reïntegratie in de vrije samenleving.’

Worden deze principes in de realiteit omgezet?
De jongste vijftien jaar kwamen (het post-Dutroux tijdperk) veel nieuwe initiatieven en nieuwe procedures tot stand. Het is te vroeg om te beoordelen wat ze voor ‘herstel, rehabilitatie en reïntegratie’ betekenen. In de toekomst zullen ook wetenschappelijk onderzoek, praktijkervaringen en nieuwe experimenten de weg helpen te vinden om die doelen te verwezenlijken.
Maar, gesteld dat iedereen het eens is over het doel van een straf, zijnde ‘herstel, rehabilitatie en reïntegratie’, is vrijheidsberoving, gevangenis, daartoe een adequaat middel? En zo ja, hoelang? En wat moet in die tijd gebeuren?

Onze samenleving geeft hierop geen eensgezind en ondubbelzinnig antwoord. Deels uit onverschilligheid. En deels omdat er nog steeds opvattingen en praktijken leven die in tegenstrijd zijn met onze humane wetgeving. Laat me dit wat toelichten om het dan te toetsen aan de houding van Jezus van Nazareth.

De gedachte dat een misdaad moet ‘gewroken’ worden, is uit onze samenleving niet verdwenen. Denk aan de emotionele druk om een zwaar psychotische Kim De Gelder toch toerekeningsvatbaar te verklaren op een assisenproces, en, aan de taferelen bij de V.I. (voorwaardelijke invrijheidstelling) van Michèle Martin, de vrouw van Dutroux. De sensatiepers vergroot natuurlijk die sentimenten. Maar ze zou hiervoor nauwelijks aandacht vinden als een deel van het publiek niet zo gretig uit was op wraak. Diezelfde kreet hoort men bij wie de gevangenis een ‘viersterrenhotel’ noemt: “ dat ze het hen maar eens goed laten voelen . . . .”. De eis tot langere straffen en tot afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidsstelling na 1/3 straf liggen in dezelfde lijn: wraak.
Voorts is er het al jarenlange schandaal van de geïnterneerden, mensen die een psychiatrische behandeling in plaats van opsluiting nodig hebben.

Wat is de rationaliteit achter gevangenisstraf? Waarom wordt ‘straffen’ gelijkgesteld met gevangenis? We weten nochtans: langere gevangenisstraffen, zelfs de doodstraf, schrikken nauwelijks af. Vrijheidsberoving kan uiteraard noodzakelijk zijn, ondermeer om de veiligheid van dader en slachtoffer te garanderen. Maar straffen gelijkstellen met opsluiten heeft iets primitiefs, iets van een bezwering. Het is als afzonderen en uitstoten van een zondebok en zelf de zuivere onschuld spelen. Terwijl overduidelijk is dat iemand achter slot en grendel houden op zich niet tot ‘herstel, rehabilitatie of reïntegratie’ leidt.

Integendeel. Een mens opsluiten en onder totale controle houden definieert hem als ‘af te zonderen kwaad’. Als gevaarlijk mens kan hij, mag hij geen enkele verantwoordelijkheid dragen, is hij geen greintje vertrouwen waard. Het gevangenissysteem verwacht dat hij zich naar die definitie gedraagt, zich ermee identificeert. In eerste instantie zijn twee reacties mogelijk: dan ben ik maar een monster en ben er fier op, of, hoe kan ik, als waardeloze onmens, nog onder de mensen komen?
Voor wie onschuldig veroordeeld werd, is de gevangenis helemaal een ramp.

Ondanks alle positieve veranderingen van de jongste tien jaar – en dat zijn er wel wat – en ondanks de professionele inspanningen van veel goede mensen, tast opgesloten zitten de psychische en fysieke gezondheid aan. Depressie, angst, suïcidaal gedrag, overdreven druggebruik, slaperige onverschilligheid, onbeheersbare woede, machteloosheid, existentiële zinloosheid, vervreemding, het zware gemis van familieleden en een eigen levenskring vormen de zgn. ‘detentieschade’. De totale controle ontneemt de gevangene zijn zelfrespect en zijn positief zelfwaardegevoel. Of men er werkt of er halve dagen in bed blijft liggen: gevangenisleven is een zwaar leven.

Slotsom?
Nee, ik heb geen pasklare remedies. Zonneklaar is voor mij de tegenstrijdigheid tussen de zeer humane doelen, ‘herstel, rehabilitatie en reïntegratie’ en de feitelijke gevangenispraktijk die dit moeilijk, zoniet onmogelijk maakt. Strikte en totale controle op een mens dragen niet bij tot zijn ‘eigenwaarde, groei van zelfrespect en individuele en sociale verantwoordelijkheid’. Dat vergt vertrouwen en positieve ervaringen van samenleven met anderen. Controle en vertrouwen zijn omgekeerd evenredig.

We kennen allemaal het verhaal van Jezus en de overspelige vrouw. “Hij schreef in het zand”. Natuurlijk moeten we dit niet letterlijk toepassen en de deuren van de gevangenis openzetten. Maar over de houding van Jezus tegenover wie misdeed, hebben we nog veel te leren.

Lied

Dan nog, dan nog,
klamp ik mij vast aan jou,
of je wil of niet,
op genade of ongenade,
ik zal red mij, red mij roepen,
of zoiets als heb me lief….

Lezing: Ezekiël 16, 59 – 63.

59 want zo heeft gezegd de Levende
ik zal jou doen zoals jij gedaan hebt
je eed veracht
en het verbond verbroken
60 Maar ik zal gedenken mijn verbond met jou
in de dagen dat je jong was,-
en voor jou oprichten
een verbond doorheen de tijden
61 Dan zul jij jouw wegen gedenken
en je schamen
omdat je je grotere zusters nam
tot vrouwen geringer dan jij.
ik zal ze aan jou als dochters gegeven
maar niet vanuit jouw verbond
62 Ik zal mijn verbond met jou oprichten
opdat jij zult erkennen dat ik de Levende ben-
63 opdat jij, gedenkend, je zult schamen
je zult je mond niet meer opendoen,
in het aangezicht van je vernedering
wanneer ik jou verzoen
alles wat jij hebt gedaan,
Uitspraak van …, de Levende

Lied: Ik sta voor u in leegte en gemis…

Overdenking bij Ezechiel 16: 59-63 (door Eefje)

U zult zich wellicht afvragen waarom kies je deze tekst uit Ezechiel. Was er nu echt geen andere tekst? Goede vraag. Wat heeft immers een tekst als deze u en mij te zeggen als het gaat om gevangenen en is in deze tekst ook voor hen een bevrijdende boodschap te vinden?
De tekst die we zojuist lazen is het laatste gedeelte van een lange lange tirade. De tirade is gericht tegen een mensenkind. Hoewel er ook een hele stad of maatschappij bedoeld kan zijn. Er is veel geweld doorheen het hele hoofdstuk. Het ene geweld volgt op het andere. De tirade heb ik u bespaard. De woede klinkt nog genoeg door in het laatste gelezen deel. We horen wel dat er gesproken wordt over verzoening en een nieuw verbond maar we horen vooral over schuld, schaamte en zaken waar je beter over kunt zwijgen.

Ezechiel zelf door God het zwijgen opgelegd, spreekt deze woorden uit in naam van God . “God is mijn sterkte” betekent de naam Ezechiel. Ik kan er niets aan doen, maar Ezechiel doet mij in veel dingen denken aan de mannen en vrouwen in de gevangenis. God is vaak nog het enige dat hen recht houdt. Al vraag ik me net als bij Ezechiel af wat voor god ze voor ogen hebben. Het lijkt eerder een god van wraak dan van liefde, eerder een god van oordeel dan van barmhartigheid. Sommigen van hen zouden de God van Ezechiel gelijk geven: eens goed de bezem, er door, een goed pak rammel, daar zou iedereen van leren.

Sommigen zouden het zichzelf aantrekken. De gevangenisstraf is ook voor hen een straf van God. Vaak gaat het dan niet over de gevangenisstraf an sich. De meesten hebben geen moeite met het feit dat ze gevangen zitten. Ze weten maar al te goed waarom ze daar terecht gekomen zijn en dat was niet omwille van hun blauwe ogen. Ja, ze zijn de criminaliteit in gesukkeld, waarom: gewoon aan eten zien te komen, om te overleven, of het is van kwaad naar erger gegaan, drugs, prostitutie. Ja, natuurlijk weten ze waarom ze buitenspel zijn gezet maar waar ze mee worstelen is de straf die boven op de straf komt: het niet of nauwelijks zien van hun kinderen, de problemen met de gezondheid, het uitzichtloze wachten van de geïnterneerden, die maar niet in psychiatrische inrichtingen worden opgenomen of snel weer worden teruggestuurd. Het zijn soms de kleine dingen die de gevangenis tot een hel maken: een verjaardagskaartje dat niet op tijd verstuurd kan worden, het maar een kwartier kunnen bellen per dag, terwijl je zoon of dochter problemen heeft. Je lang verwachte kinderbezoek dat toch niet doorgaat.

“Ik zal aan jou doen wat jij gedaan hebt” horen we in de tekst. Deze gedachtegang lijkt verdacht veel op de gedachtegang van de gevangenen over zichzelf en over hun medegevangenen. Het lijkt ook veel op wat mensen vinden dat er met criminelen en misdadigers moet gebeuren: “Wat je overkomt, heb je aan jezelf te wijten. Je krijgt wat je verdiend hebt”. In allerlei variaties hoor ik de echo van dat oordeel. Onlangs zei iemand “ik ben een moordenaar en ik snap niet dat jullie tijd aan mij besteden, ik zou dat niet kunnen, ik verdien dat niet, wie iemand vermoord heeft, verdient dat niet”. De man herhaalde eigenlijk gewoon wat hij in de kranten las. “Zoek het uit. Laat maar lekker aan hun eigen lot over. Hopelijk vergeten ze de sleutel”.

In dit laatste gaat de tekst niet mee. Er klinkt niet: “Ik laat je aan je lot over” Er klinkt niet: “zoek het maar uit, kom nooit meer terug”.
Wat we wel moeten horen is: “ je bent iets vergeten, je bent vergeten de dagen toen je jong was”. Ezechiel wil hiermee niet de psychologische toer op van er zal wel iets misgegaan zijn in hun jeugd. En dat is vaak veel. Ezechiel doelt juist de mensen die wel hulp en bescherming gekregen hebben, op momenten dat het nodig was. Hij spreek hen aan die konden opgroeien tot een mooi mensenkind, koninklijk. Op hen die vergeten zijn ooit kwetsbaar te zijn geweest. In Bijbelse termen: we vergeten dat we allemaal op een bepaalde manier uit Egypte komen en bevrijd zijn. Het gaat hem wellicht ook over een collectief vergeten van onze geschiedenis. De kansen die we als maatschappij gekregen hebben. Misschien bedoelt Ezechiel ook wel te zeggen dat al het goede wat ons overkomt, ons welzijn of al wat ons gelukkig maakt dat we vaak vergeten te verbinden met God. God, als wreker, geeft ons de permissie zelf te wreken. God, als barmhartige, geeft ons verantwoordelijk voor de ander die zorg nodig heeft.

Het gebrek aan barmhartigheid is denk ik ook juist wat Ezechiel aankaart als maatschappelijk probleem. Hij spreekt vooral een maatschappij aan waarin de één zich moreel of cultureel hoger acht dan de ander die net iets minder mens is. De volgende stap is dan om die ander onbarmhartig te behandelen, te vernederen In de tekst wordt dit verwoord met “ je nam je zustersteden tot vrouwen die in jouw ogen minder waren, je nam ze en vernederde ze”. Is dat niet wat er telkens gebeurt, in Ezechiels tijd maar ook in de onze? Is dat niet wat we uiteindelijk terugvinden in ons strafsysteem, zoals we juist hoorden? 
Ezechiel waarschuwt. Een maatschappij waarin de één zich opwerkt ten koste van de ander, die kan laag vallen. Toch zal deze God zich ook dan niet afkeren. We zouden moeten horen: “Ook al ben je mij vergeten, ik zal jou niet vergeten”. Ezechiel houdt een vreemde vrijspraak: vergeet niet, niemand gaat vrijuit, toch is er iemand die in jou in ons als mensen gelooft….hou vast ondanks alles … dan nog….

Ook al geloof jij niet in mij, weet dat ik in jou blijf geloven en jou een toekomst wil geven, dochters waar je voor zorg zult moeten dragen. Want dat is mijn verbond, barmhartigheid bewijzen. Ook als jij dat niet doet, blijf ik dat doen.

Wie ooit diep gevallen is, die weet hoeveel moeite het kost om weer in de spiegel te kijken. Jezelf weer als mens kunnen zien, een toekomst mogelijk achten. Je aangezegd krijgen: jij hoeft niet eerst jezelf te geloven, er is iemand die in jou gelooft, iemand die jou omgeeft met trouw. Voor wie dit in al zijn kwetsbaarheid te horen krijgt, kan dit een nieuw begin betekenen.
Gelukkig zijn er mensen die van deze liefde getuigen en de ander als mens blijven aanspreken. In de gevangenis zie ik dat ook. En nee het heil komt niet alleen van de aalmoezeniersdienst. Gevangen onderling geven hier blijk van maar ook personeel en vele vrijwilligers. Vrijwilligers brengen bijvoorbeeld bezoeken of geven les, of ze doen mee aan activiteiten: samen zingen, dansen, het houden van een gezamenlijke maaltijd. Sommigen onder u werkten zo al mee. Vaak hoor ik van dan als reactie: “Het zou mijn broer kunnen zijn die hier zit” of “Het zou mijn dochter kunnen zijn”. Voor de gevangenen zijn deze momenten met mensen van buiten kostbaar. Het is immers belangrijk dat ze niet vergeten wat het is een mens te zijn als een ander en niet alleen maar dader. Dat ze blijven aangesproken worden op hun vader- en moederschap, hun vriendschap, hun talenten. Dat biedt hen perspectief: ooit zal er een keer komen, aanvaarding is mogelijk en terugkeer naar de maatschappij.
Hoe onvolmaakt ook en ook al lijkt het niet veel, het is de enige weg naar andere tijden, naar verzoening. Nee er is geen kans op succes, des al niet te min en ondanks alles….. dan nog……

Inbreng van de gemeenschap

Inleiding op de tafel

Laat ons nu aan tafel gaan en de eeuwenoude menselijke gebaren stellen:
samen eten en drinken.
Brood: eenvoudig en sober voedsel,
voedsel voor allen,
onze geestelijke voorouders, de joden, aten het in Egypte,
gevangenen en slaven eten het,
armen hongeren ernaar.

En wijn: de simpele en altijd feestelijke beker,
geperst uit druiven,
gedeeld en geschonken,
samen gedronken,
tot vreugde van allen.

En laat ons bidden:

Onzichtbaar, Gij,
Gij, Vader / Moeder,
Oorsprong en Bron,
Rots van ons vertrouwen,
Wees hier Aanwezig.

Gij, Bevrijder,
Maak allen vrij die opgesloten zijn in de cirkel van geweld en kwaad.
Gij die elk ogenblik alles nieuw maakt,
Bevrijd ons,
Blaas de zachte bries van uw Geest in ons hart,
Doorstroom ons met mededogen en liefde.

Nu wij brood en wijn zullen delen,
tot gedachtenis van Jezus, uw Zoon, uw Gezalfde,
vragen wij u,
laat onze doden ons blijvend inspireren,
bundel onze krachten met alle goede mensen,
verenig ons met allen die uw Zoon gedenken,
help ons te doen wat Hij heeft voorgedaan:
voor elkaar voedsel tot bevrijding zijn.
Tafelgebed: Gij die weet wat in mensen omgaat…

Onze vader

Vredeswens

Geef vrede door van hand tot hand
Deel het uit als brood.
Kijk ieder mens met warmte aan,
geef vrede door
zodat breuken kunnen helen.

Geef Christus door van hand tot hand
Geef vrede door geef haar een kans.
Liefde schenkt leven.

Geef elkaar dan nu de vredeswens, teken van broeder- en zusterschap

Communie

Slotgebed

Trouwe God, we zeggen u dank voor dit uur van samen-zijn,
van verbondenheid met elkaar, met u en met mensen in gevangenschap waar ook ter wereld. Moge ons zingen en onze beden hen tot steun zijn.
Wij bidden u voor familie en vrienden van gevangenen dat zij niet ontmoedigd raken en dat ook hun rechten gerespecteerd worden om familielid of vriend nabij te zijn.
Wij bidden u voor wie in de gevangenis werkzaam is als betaalde kracht of als vrijwilliger, dat ze zich gewaardeerd mogen weten om zo hun werk in liefde voor de ander te blijven doen.
Wij bidden u voor de slachtoffers van misdrijven. Dat ook zij mensen om hen heen mogen vinden die hen met trouwe nabijheid omringen zodat wonden kunnen helen en vergeving niet wordt uitgesloten.
Wij bidden u voor gemeenschappen als deze waar mensen mogen groeien in de zorg voor elkaar en voor de wereld.

Slotlied: Als God ons thuisbrengt…

Wat info

Gevangenen en gevangenissen in België
België telt 32 gevangenissen: 16 in Vlaanderen, 14 in Wallonië, 2 in Brussel.

Op 1 maart 2014 waren er 11.769 gedetineerden, waarvan 502 vrouwen (4,26 %); 1807 daarvan waren onder electronisch toezicht (15,35 %). De Belgische gevangenissen hadden op die datum een capaciteit voor 9.592 gevangenen. (De capaciteit verandert geregeld wegens renovatie- of herstellingswerken).
Instroom en uitstroom zijn bijna even groot. In totaal waren in de twaalf maanden voorafgaand aan 1 maart 2014, 17.914 mensen opgesloten. Ongeveer evenveel werden in vrijheid gesteld. Sinds ruim 10 jaar stijgen die aantallen elk jaar.
(Bron: FOD Justitie, Directoraat-generaal EPI Penitentiaire Inrichtingen).

Op 1 mei 2014 waren er in ons land 3.867 geïnterneerden. Dit zijn mensen die strafbare feiten pleegden maar niet toerekeningsvatbaar werden verklaard. Daarvan verbleven er 1143 in de gevangenis; ruim 900 onder hen worden ondermaats of niet behandeld. Alle anderen zijn ‘vrij op proef’; ze worden residentiëel (weinigen) of ambulant behandeld of begeleid. Velen keren geregeld terug naar de gevangenis.
België is sinds 1998 reeds 14 keer door het ‘Europees Hof voor de Rechten van de Mens’ veroordeeld omdat het psychiatrische patiënten in de gevangenis opsluit.
De nieuwe psychiatrische instellingen die binnenkort in Gent (eind dit jaar) en in Antwerpen (?) opengaan zullen ongeveer 450 geïnterneerden kunnen opvangen en behandelen.