Brood van leven

Dominicus Gent

Viering van zondag 2 augustus 2015

Brood van leven

Goede morgen, en hartelijk welkom. U die hier misschien voor het eerst bent, omwille van een vrije zondag, of u die bijna wekelijks meeviert en -zingt. Of die vandaag als plezante doener eerst de handen uit de mouwen hebt gestoken, om de buurt netjes te krijgen of te houden. Vandaag is een scharniermoment op de kalender. Tenminste voor jongeren en kinderen. De vakantie is halfweg. Volgens onze traditie vieren wij in de vakantie telkens rond de lezing van die zondag. Soms makkelijk, soms een hele uitdaging. Vandaag vertelt Johannes ons over “ het brood uit de hemel”.

Laten we daarom de paaskaars aansteken, als teken van licht in ons midden, en bidden:

Van ongehoorde dingen
Zijn wij getuigen God.
Aan Jezus die wij als een van ons herkennen
Hebt gij kracht gegeven
Om voor onderen barmhartig te zijn
En vergevingsgezind.
Ook wij bidden
Om deze kracht en vrijheid
Dat wij genezing en genade mogen zijn
Voor allen die met ons bestaan
In deze wereld.

Daarvan willen wij graag zingen: Vrede voor jou…..

Inleiding op Johannes 6, 24-35
Het officiële leesrooster van de zondagsvieringen volgend, komen we vandaag, net als vorige week, bij de evangelist Johannes terecht. Uit dat evangelie wordt maar heel sporadisch gelezen in deze vieringen. Het is ook een lastig evangelie. Het steekt vol symboliek die niet zomaar begrijpelijk is. Er moet voortdurend extra verklaard worden. Dat is één zaak.
Maar er is vooral de Jezusfiguur. Hij lijkt nauwelijks op de Jezus die we kennen uit de andere evangelies. Daar leerden we namelijk de predikant kennen, de parabelverteller, de genezer, de profeet die de kant kiest van kleine mensen. Bij Johannes krijgen we een heel andere figuur voorgeschoteld. Een Jezus die helemaal niet sympathiek overkomt. Iemand met een hoge dunk van zichzelf. Die zich bijna gelijk stelt met God zelf. Meest beroemd en berucht zijn de uitspraken waarbij hij zichzelf voorstelt: Ik ben het licht van de wereld, Ik ben het levend water, het ben het brood dat uit de hemel is neergedaald, ik ben de weg, de waarheid en het leven, ik ben de goede herder, ik ben de opstanding en het leven.

Het mag duidelijk zijn dat we inderdaad niet meer bij de mens Jezus zijn zoals die opgetreden is omstreeks het jaar 30. We bevinden ons in de dagen van de evangelist Johannes. Hij rondt zijn tekst af op het einde van de eerste eeuw, 60-70 jaar na Jezus’ dood. Dan ziet de wereld van de jonge christelijke gemeenschappen er reeds behoorlijk anders uit dan in Jezus’ dagen. En dat heeft in belangrijke mate zijn stempel gedrukt op de Jezusfiguur van het Johannesevangelie.
Het is onmiskenbaar dat Jezus geboren en getogen is in de joodse wereld en dat hij er ook de authentieke inspiratie van mee gekregen heeft. Maar de joodse traditie van zijn dagen, omstreeks het jaar 30, blijkt aanleiding te zijn tot heel wat kritiek. En het conflict tussen Jezus en de joodse leiders loopt op. Zo erg dat hij eindigt op een kruis. Als godslasteraar. Wanneer de vrienden en sympathisanten van Jezus er na zijn dood aan vasthouden dat hij de Komende is, de messias, dan betwisten ze hiermee zijn veroordeling. Jezus is wel degelijk van God gezonden. Alleen kan hij niet instemmen met de interpretatie van de Tora die door priesterkaste wordt voorgehouden. Dat conflict heeft niet enkel Jezus zijn kop gekost. Na zijn dood is het blijven voortwoekeren en is het uiteindelijk geëscaleerd in de uitsluiting van de christengemeenschap uit de synagoge. Dat is omstreeks het jaar 90. Het evangelie van Johannes draagt er de sporen van.
Hierdoor komt bij Johannes, meer dan bij de andere evangelisten, een belangrijk accent op de persoon van Jezus zelf te liggen. Hij wordt namelijk gezien als de aflossing van de joodse wet, althans zoals deze begrepen werd bij de priesterkaste. In dat licht dienen dan ook de fameuze “Ik ben” uitspraken gelezen die zo typisch zijn voor de Jezus van Johannes. De meeste van die “ik ben” uitspraken vormen een tegengewicht voor de joodse geloofspunten. Zoals eens de Tora gevierd werd als het licht van de wereld, zo nu Jezus. Zoals eens de Tora begroet werd als brood uit de hemel, zo nu Jezus. Zoals eens Mozes de grote leider was, zo nu Jezus. Zoals eens de joden morden in de woestijn, zo nu de joodse leiders over Jezus. (dat horen we dadelijk in de lezing)

Lezing Jo 6, 24-35
Toen de mensen bemerkten dat noch Jezus noch zijn leerlingen daar waren, gingen zij in de boten en voeren in de richting van Kafarnaum op zoek naar Jezus.
Zij vonden Hem aan de overkant van het meer en zeiden: ‘Rabbi, wanneer bent U hier gekomen?’
Jezus nam het woord en zeide: ‘Voor­waar, voorwaar, Ik zeg u: Niet omdat gij tekenen gezien hebt, zoekt ge Mij, maar omdat gij van de broden hebt gegeten tot uw honger was gestild.
Werkt niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft om eeuwig te leven en dat de Mensenzoon u zal geven. Op Hem immers heeft de Vader, God zelf, zijn zegen gedrukt.
Daarop zeiden zij tot Hem: ‘Welke werken moeten wij voor God verrichten?’
Jezus gaf hun ten antwoord: ‘Dit is het werk dat God van u vraagt: te geloven in Degene, die Hij gezonden heeft.’
Zij zeiden tot Hem: ‘Wat voor teken doet Gij dan wel, waardoor wij kunnen zien dat wij in U moeten geloven?’ Wat doet Gij eigenlijk?
Onze vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn, zoals geschreven staat: Brood uit de hemel gaf hij hun te eten.’
Jezus hernam: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wat Mozes u gaf was niet het brood uit de hemel; het echte brood uit de hemel wordt u door mijn Vader gegeven;
want het brood van God daalt uit de hemel neer en geeft leven aan de wereld.’
Zij zeiden tot Hem: ‘Heer, geef ons altijd dat brood.’
Jezus sprak tot hen: ‘Ik ben het brood des levens: wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst krijgen.

Inleiding 2
Het christendom is ontstaan uit het jodendom. Maar het jodendom kent vele gezichten. Ik noem alleen maar de officiële theologie van de priesters en de kritiek die ze vaak te verduren krijgen van de profetische beweging. Discussiepunt is onder meer de betekenis van het uitverkoren volk. In de priestertheologie was dit uitgegroeid tot een vorm van zelfgenoegzaamheid waardoor het uitverkoren volk zich apart diende te houden, afzijdig van de andere volkeren. Hun beleving was namelijk helemaal verankerd in het strikt naleven van de wet, waardoor ze zich anders (en beter) wisten dan de volkeren. Deze visie is vaak door de profeten onder kritiek gesteld. Zij zagen de joodse gemeenschap veeleer als een geroepene met een zending te midden van de volkeren. De priesterkaste als dominante groep in Jezus’ dagen plooide echter terug op de eigen identiteit, als afgescheiden van de anderen.
Er moet zich in de eerste decennia na Jezus’ dood een revolutie hebben afgespeeld waardoor de religieuze identiteit van het jodendom van binnenuit werd opengebroken. Daar is ook Paulus de grote getuige van. Paulus, vurig ijveraar voor de joodse wet, die aanvankelijk de beweging van Jezussympathisanten vervolgde, is de het grote symbool van de doorbraak naar een nieuw inzicht. De doorbraak van een nieuwe geloofsbeleving. Dat in de liefde de hele wet tot vervulling wordt gebracht. Alle voorschriften, alle rabbijnse commentaren op de wet, werden gereduceerd tot het eenvoudig gebod van de liefde : God beminnen met hart en ziel en de naaste, ook de vijand, als zichzelf.

Het past dan ook in het Jezusbeeld van Johannes dat hij, in plaats van de instelling van de eucharistie, het verhaal van de voetwassing vertelt. Dienstbaarheid is een kernwoord in de samenhang van deze gemeenschap. Vandaar ook de nadruk op Jezus als het bindend element. “Ik ben de wijnstok, jullie de ranken”. Het is juist de tafelgemeenschap die de band vormt tussen de verbondenheid met Jezus voor zijn dood en zijn aanwezigheid na zijn dood. Rituele tafelgemeenschap is algemeen gekend als groepsvormend, als bouwsteen van identiteit. We mogen er van uitgaan dat de leerlingen van Jezus na zijn dood zijn blijven samenkomen om de gedachtenis van Jezus te eren. En dat dit bij uitstek gebeurde bij wijze van rituele maaltijden. Deze tafelgemeenschap is ook de sleutel om te begrijpen hoe het geloof in zijn aanwezigheid werd gewekt. Zoals Jezus gegeten heeft met zijn meest nabije leerlingen en hen heeft onderricht, zo zijn ze het met elkaar blijven doen. Het is hun manier om hun overtuigingen en wederzijds vertrouwen te bevestigen. Hierin wisten ze hem aanwezig.
De samenkomst van de eucharistie is open maar niet vrijblijvend. De rituele tekens vragen een bevestiging, een verbintenis. Het gaat om een levensstijl in de geest van Jezus. Het gaat om een nieuwe aanwezigheid van Jezus midden zijn leerlingen na zijn dood. Dergelijke rituele maaltijden spreken de hele mens aan. Het zijn geen puur academische zittingen. Ze werken in heel de mens. In de mate dat het ritueel werkt, creëert het een spirituele kracht en een reële verbondenheid.
Wat dit onder meer inhoudt zal Marc toelichten.

Inleiding 3
Wat Ignace daarnet boeiend toelichtte uit de Johannestekst rond de viering van eucharistie, rond gemeenschap vormen, is dat nog van onze tijd? Lijkt dat niet tot mislukken gedoemd? Want overal is het ieder voor zich, lopen en leven mensen naast elkaar, vervreemd. Wie verstaat dat nog? In onze drukke en enerverende wereld die veel van onze aandacht opeist en weinig tijd overlaat voor bezinning, voor niets-doen? In dat licht lijkt het me moeilijk de lezing te begrijpen.
Maar… hier doen wij het anders. Eigentijds met gelijkwaardigheid van man en vrouw. En vasthoudend aan de kern van de christelijke traditie. En dat geeft richting aan mijn, aan ons doen en laten. Althans dat proberen wij. Het gaat met vallen en opstaan. Niets menselijks is ons vreemd. Want ook wij zijn niet altijd “gelijkgezind“ en lopen in de valkuil van het eigenbelang. En vinden onze eigen ideeën beter dan die van anderen. We vieren anders maar de vraag blijft; maakt het ons ook anders? Uit de lezingen kennen wij de vraag: wat moet ik doen? Wat is Gods wil? Waarom kom ik regelmatig naar hier op een zondagmorgen? Pertinente vragen die om een antwoord vragen.

Jezus was zijn tijd ver vooruit. Hij kende de gevaren die toen en nu om de hoek loeren. tafelgemeenschap was en is geen vrijblijvend gebeuren; De oproep in de lezing geeft aan wat ons te doen staat. Het vormt de kern van onze Christelijke gemeenschap; verkondiging, dienstbaarheid en vieren ( liturgie ). Onze leven toetsen, telkens wij samenkomen is wat onze Dominicus-gemeenschap concreet en echt maakt. Brood en wijn delen doen we niet op ons eentje. Dat zou waardeloos zijn. En niet gedragen. Onze dienstbaarheid op welk terrein dan ook is pas doorleefd als het getoetst wordt aan onze inspiratiebron. Voor mij krijgt het pas zijn volle betekenis als er een doorleefd antwoord komt. Waarin wij de meerwaarde van ons samen zijn ervaren. Jezus op mystieke wijze aanwezig; niet tastbaar maar als de Ander die mij overstijgt. Als adem in ons, als vuur dat inspireert. Verborgen aanwezig uit diep respect voor de vrijheid van de mens. Een kracht die niet dwingt. Het zijn wegwijzers, maar niet het doel. Zijn aanwezigheid overkomt je, maakt je open en dat durf ik voorzichtig geloof noemen. Ik word aangeklampt, niet gerust gelaten. Zo krijgt dat manna meer inhoud en betekenis. Opdat anderen nu menswaardig mogen en kunnen leven. Zo wordt ons samenzijn een riskante profetische handeling. Voedsel voor onszelf en groei voor anderen. Op deze wijze worden wij mensen die naar God verwijzen. Een poging om mijn christen–zijn te beleven.

Inleiding tafelgebed
Dank voor jullie inbreng. Zij zijn het teken van onze gedeelde rijkdom, van onze openheid om ons met elkaar te verbinden en dit engagement aan te gaan. Van onze hoop en overtuiging dat hét kan: een nieuwe wereld waar wij het voor elkaar opnemen, ons gedragen en gesteund weten om verder te gaan op de ingeslagen weg van delen en vermenigvuldigen.
Dat is nu net de betekenis van wat we hier vieren: dat, gedeeld, het leven groter en sterker is. Dat, gedeeld, genade mogelijk is, vrede mogelijk is. Ons engagement is dan misschien: ruimte maken voor dat delen…
Vreemd is ook dat wij dit delen willen onttrekken aan tijd en ruimte.
Hoe wij hier iemand herdenken wiens leven tweeduizend jaar geleden ophield.
Dat wij durven kaarsjes ontsteken voor onze lieve doden, en onze verbondenheid uitspreken met hen.
Dat wij ons verbonden willen weten met de mensen van onze gemeenschap die hier vandaag niet zijn, met de mensen van de buurt, van het ziekenhuis hier rechtover, met de mensen aan wie niemand denkt.
Dat wij ons verbonden weten met wie op deze wereld vandaag hetzelfde ritueel van verbondenheid zal herhalen.

Tafelgebed: Als wij weer het brood gaan breken…