Als brood

Dominicus Gent

Viering van zondag 9 Augustus 2015

Als brood

poverty bread33

Goede morgen en welkom op ons zondags samenkomen rond woord, brood en wijn.
Zondag én vakantie: bij uitstek tijd om te bezinnen, om te toetsen, om samen te zijn rond wat onze fundamenten in het leven zijn. Om te vieren dat we hier mogen en kunnen zijn, dat we samen zijn, verbonden door zoveel grote en kleine dingen die het leven de moeite waard maken. Plaats ook om weer energie op te doen als het even niet gaat, proviand op te doen om verder te kunnen.
We zijn vandaag aan de derde viering die, zonder dat we op voorhand een thema vastlegden, het heeft over brood .
We steken de paaskaars aan, als teken dat er licht in ons leven kan zijn, het licht dat onze verbondenheid symboliseert met het grote geheim van het leven en de liefde, die we God noemen.
En we zingen ons geloof in hoe die God zich laat zien, uit in het lied Lied van Gods aanwezigheid

Lezing 1. Kon. 19, 4-8
Op de 19 de zondag in de liturgische kalender van de officiële kerk wordt als eerste lezing in het boek Koningen gelezen over Elia. Ik lees het fragment voor jullie voor uit de kinderbijbel van Kolet Janssens.

Koningin Izebel was niet blij toen ze hoorde wat Elia met haar profeten had gedaan. “Ik zweer dat ik die verdomde Elia binnen 24 uur in het lot van mijn arme profeten zal laten delen!”
Toen Elia hoorde wat ze van plan was, sloeg hij op de vlucht. Eerst samen met zijn dienaar, en daarna alleen. Hij had honger, was doodmoe en voelde zich ziek en verdrietig. Eindelijk bereikte hij de woestijn en rende nog een dag verder. Toen liet hij zich uitgeput onder een bremstruik vallen.
“ God, ik kan niet meer!” riep hij uit.” Het is me teveel. Laat mij maar sterven. Ik hou het niit meer uit!”
Doodmoe viel hij in slaap. In zijn dromen zag hij een engel van God die hem een kruik water bracht en een plat brood dat op gloeiende stenen was gebakken.
Hij at en dronk ervan. Daarna liep hij nog 40 dag en 40 nachten verder tot hij bij de berg Horeb kwam.

Wanneer Elia op de vlucht is van het Noordrijk naar het Zuidrijk, weg van de feeks Izebel, is hij de moed kwijt. Hij denkt na over zijn gewelddadigheid, die het leven wil dwingen door anderen te doden, en hij is de weg kwijt. Hoe zal hij eten en drinken als er niet meer te leven valt? Waarom nog verder gaan? Als hij denkt aan de macht van God, die zich nu eens toont, en dan weer ver weg lijkt, is er geen verschil meer tussen Noord en Zuid.
Maar een bode van God, een boodschap van God, een nieuwe gedachte over God, wekt hem tot nieuw leven, en hij gaat verder in de voetsporen van Mozes de berg op om zijn God te ontmoeten.
Elia ontdekt in het brood en het water dat hem werd aangereikt tot zijn vreugde en verwondering, dat God niet in het geweld woont, maar vooruitziet, voor-ziet, en hem toekomst biedt via een nieuwe toekomst voor Israël, voor het welzijn van anderen.
Ook wij waren er nooit voor ons eigen gelijk: zelfs als je het hebt, word je eenzaam als je daarin blijft steken. We zijn in het leven geroepen om gelijk te zijn en dat kan pas als je hart naar de ander uitgaat, zodat we met de ogen van anderen kunnen zien.
Als we het zelf moeilijk hebben is het fantastisch iets aangereikt te krijgen: een woord, een hand van iemand die je meeneemt, die je moed geeft, die je terug in verbondenheid brengt met jezelf en met het leven.

Zo moet ik denken aan een moeder op onze palliatieve eenheid wiens zoon doodziek afscheid probeerde te nemen van al zijn geliefden. Ze had het zeer moeilijk maar was toch tevreden omwille van de aangeboden warme ondersteuning die ze van het team mocht ondervinden. Jullie hebben mij opnieuw op weg gezet, vertelde ze, jullie geven me brood om te eten, en moed en sterkte om mijn jongen nabij te zijn met al mijn liefde tot het laatste ogenblik.
Jullie hebben mij laten weten en voelen dat ik kan blijven gaan en staan, hoe moe en dorstig ik ook was.

Joh. 6, 41-51
De tweede lezing voor vandaag is er een uit Johannes. Laten we eerst eens luisteren wat hij ons te vertellen heeft:

De Joden begonnen te protesteren omdat hij zei dat hij het brood was dat uit de hemel was neergedaald. Dat is toch Jezus, de zoon van Jozef. We weten toch wie zijn vader en moeder zijn?
Hoe kan hij dan zeggen dat hij uit de hemel is neergedaald?
Jezus zei:’ Ik hoor jullie bezwaren maken. Toch kan niemand bij mij komen, tenzij de Vader die mij gezonden heeft hem bij mij brengt, en ik zal hem op de laatste dag tot leven wekken. Het staat geschreven in de Profeten:” Zij zullen allemaal door God onderricht worden.” Iedereen die naar de Vader luistert en van hem leert komt bij mij; Niet dat iemand ooit de Vader gezien heeft, alleen hij die van God komt, heeft hem gezien. Waarachtig, ik verzeker u: wie gelooft heeft eeuwig leven. Ik ben het brood dat leven geeft. Uw voorouders hebben in de woestijn manna gegeten en toch zijn zij gestorven. Maar dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald; wie dit eet sterft niet. Ik ben het levend brood dat uit de hemel is neergedaald: wanneer iemand dit brood eet zal hij eeuwig leven. En het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld is mijn lichaam.

Zoals in een vorige viering al gezegd werd: de teksten van Johannes zijn dikwijls geen voorgesneden brood, maar eerder moeilijk te verteren kost. Misschien een paar tips om wat hier gelezen werd wat beter te kunnen plaatsen en te verstaan.

Voor Johannes zijn een aantal dingen duidelijk:
1 Jezus is de nieuwe Mozes. Hij is de nieuwe bemiddelaar en spreekbuis van Jahweh bij het tot stand komen van het nieuw verbond dat heil moet brengen voor alle mensen. Daarbij staat de kern van de Thora centraal: “bemin God bovenal en de naaste als jezelf” Daarin liggen de wet en de profeten vervat, zegt Jezus. Niet het naleven van alle geboden en verboden, zoals de Joodse interpretatie van de Thora oplegt, leidt naar de vervulling van het bestaan, naar eeuwig leven, maar het doorgeven van een leven in verbondenheid met God en met de naaste. Laat dit maar duidelijk zijn.

2 Als je naar zijn woorden luistert, en ernaar leeft, dan krijg je deel aan dat nieuwe leven. Dan is Jezus als het brood dat uit de hemel kwam vallen, maar in tegenstelling tot het manna blijft dit woord, dit brood ten leven, ten eeuwige dagen goed.
Sterker nog, door zijn dood zal Jezus zelf het brood worden. Johannes schrijft jaren na de dood van Jezus en ondertussen leeft de gemeenschap van de christenen dankzij de woorden die ze doorgekregen heeft, dank zij de verkondiging en de manier van leven van die volgelingen. Johannes kon Jezus die woorden dus gerust in de mond leggen als een soort van profetie.

Op die manier leven en geloven geeft je voedsel om te leven, is brood voor onderweg. Brood dat je niet zelf verworven hebt met noeste arbeid, maar brood dat je geschonken wordt, dat als het ware uit de hemel komt gevallen.

3 Voor Johannes is het duidelijk: Jezus is de nieuwe tempel, de plaats waar je God kan ontmoeten. De tempel is voor de Joden de enige plaats waar Jahweh woont, waar je hem kan ontmoeten. Maar, zegt Johannes, als je Jezus ziet, wat hij doet en hoe hij leeft, dan zie je God aan het werk. Je moet God niet zoeken in wonderbaarlijke, onverklaarbare dingen, neen, hij is te zien in mensen, en bij uitstek in Jezus. God is wel onzichtbaar, kan je niet zien, maar hij is te ervaren in wat hij doet. Een beetje zoals de wind: je ziet die niet, maar je weet dat hij er is doordat je ziet wat hij teweegbrengt. Jezus’ woorden en zijn manier van leven zijn de uitdrukking van wie God is. Hij is het zichtbare teken van Gods aanwezigheid.

Johannes gelooft en wil duidelijk maken dat dit de weg is ten leven, dat de andere weg van het Jodendom geen toekomst heeft, mensen niet bevrijdt. Als mensen in verbondenheid leven met God en met elkaar, als ze steeds weer alert zijn op wat belangrijk is om leven mogelijk te maken voor elk mensenkind, dat is er leven in overvloed, dan is er leven tot in eeuwigheid. Ervaren dat je leven, liefde en verbondenheid gekregen hebt en wat dat met je doet, doet je op zijn beurt op zo’n manier leven dat je dit doorgeeft, in Johannes’ visioen, van generatie op generatie, tot in eeuwigheid. Zo is Jezus brood dat leven geeft, brood dat uit de hemel is neergedaald, brood dat verwijst naar zijn Vader.

Het is ingewikkeld gezegd, maar het is even ingewikkeld om zo te leven. Dat dit geen evidentie is zien we elke dag opnieuw, bij onszelf, dichtbij en veraf. Soms om er de moed bij te verliezen. Omdat wij mensen zo duidelijk niet de weg ten leven kiezen die hier geschetst wordt. En de boodschap waarin we geloven zo klein, miniem kan lijken tegenover alles wat het leven verminkt of kapot maakt.
En toch: om de weg niet kwijt te raken, om brood voor onderweg op te doen, om weer te zien, om elkaar te vinden in verbondenheid, komen we samen; zingen we, bidden en vloeken we soms.
Om recht te blijven, om elkaar te bemoedigen en verder te dragen op de weg naar vol leven.

Inleiding Tafelgebed
Woord, brood en wijn: symbolen voor wat ons leven geeft, van onze verbondenheid, letterlijk en figuurlijk.
Een tafel: 4 stokken en een grote plank. Meer is er niet nodig om samen te zitten, leven te delen door met elkaar woorden, brood en wijn te delen. De plaats waar verbondenheid kan groeien.
Verbondenheid met iedereen aan de tafel, maar ook met hen die afwezig zijn, maar met die een warme plaats innemen in ons hart. Zij die er om een of andere reden niet bij kunnen zijn, zij die ons voorgingen in de dood, maar ons leven doorgaven, voor hen steken we de kaarsjes aan. En het kleine kaarsje van Jan en Maddy voor hen die zich veraf of dichtbij inzetten voor een betere wereld .
Al deze mensen zijn voor ons als brood en wijn. Voedsel om op weg te gaan.
We zingen samen het tafelgebed: Wie heeft brood genoeg voor zo’n grote hongerige menigte…

Onze Vader

Vredeswens
We hoeven niet bang te zijn om een stukje aan onszelf te sterven als we daarmee voedsel voor anderen kunnen worden en ons even goed kunnen laten voeden door anderen. We mogen straks van elkaar het brood ontvangen en doorgeven; dat eeuwenoud gebaar dat zegt: Ik zal er zijn!.
Wensen we elkaar de vrede toe die uit dat vertrouwen volgen mag.

Communie