Bronnen voor de hoop – Schepping 3 – Rom 8,18-25


Viering van zondag 30 juni 2013

Goedemorgen en welkom in deze viering.

We zijn aanbeland in de derde en laatste viering in een reeks van drie rond “Schepping”.

God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’. En nu, zoveel tienduizenden jaren later, zie ons hier nu. Hoe staat het met die schepping en met de heerschappij van de mens?

 

Laten we ons samenzijn inspireren en beademen door die eeuwige kracht, door die bron van ons bestaan die we God noemen. Laten we ons onder de aanwezigheid van het leven stellen, verbeeld door het licht van de paaskaars dat het duister verdrijft.

Zingen we ons tot gemeenschap.

Eerste overweging

Toen ik een jaar of 16 was, kreeg ik mijn eerste overjas van een oom. De jas was  jarenlang gedragen en sleets. De naden werden losgemaakt, de lappen blauwgrijze stof gewassen, verknipt, en, omgedraaid weer aaneengenaaid: die nieuw uitziende winterjas heb ik nog enkele jaren gedragen. Duurzaamheid, recyclage – het woord bestond nog niet – , het was zelfbeperking in een tijd van echte schaarste.

Is zelfbeperking mogelijk in een tijd van overvloed?

Ik hoorde mijn moeder vaak zeggen: “als de koek op is, is het eten gedaan.” Is de koek aan het opgeraken? En dat op een moment dat een miljard medebewoners zelfs nog niet mee aan tafel zitten. Schone lucht, zuiver water, grondstoffen, voedsel, energie: we gebruiken en we misbruiken ze. Vooral in Europa, het continent waar de industrialisatie, de kaalslag en de vervuiling begonnen, is het bewustzijn gegroeid dat we de planeet kaal vreten, opwarmen en onleefbaar maken voor onze nakomelingen. Nooit eerder maakte een wereldwijd probleem ons zozeer onderling afhankelijk.

Doemdenkers en potverteerders, pessimisten en optimisten zijn verdeeld over de toekomst van planeet en mensheid. Maar spontane neigingen, stemmingen of emoties zijn slechte raadgevers in deze uiterst complexe zaak. Romantische “terug-naar-de natuur”-bewegingen hebben op een gegeven moment misschien een signaalfunctie, maar zijn niet in staat straks 9 miljard aardbewoners te voeden. Ook anderen beschuldigen van kortzichtigheid of van samenzwering heeft weinig zin. Oplossingen moeten wetenschappelijk goed doordacht en technisch mogelijk zijn, en bovendien sociaal-economisch en ethisch-politiek aanvaardbaar.

Maar onze vraag gaat dieper: wat is onze houding ten gronde?

In vorige vieringen over de schepping ging het reeds over dankbaarheid, verwondering en verantwoordelijkheid voor de schepping. Vandaag voegen we daar hoop aan toe. Hoop doet volharden. Hoop is niet afhankelijk van onze stemmingen, ze is van een andere orde. Hoop maakt het zinvol om zorgzaam met onze wereld om te gaan. Door de hoop krijgt het betekenis ons eigen huis en voor de eigen deur te vegen (onze maandelijkse schoonmaak rond de kerk en wat we thuis doen) en ook ethisch-politiek vooruitgang na te streven.

Wij, mensen, zijn op deze planeet geëvolueerd tot het bewuste deel van de schepping dat kritisch kan na-denken over de effecten van zijn daden. Of wij de enigen in het heelal zijn bij wie deze ontwikkeling gebeurde, weten we niet. Onze verantwoordelijkheid groeit naarmate ons inzicht stijgt, al  blijft het onvermijdelijk beperkt. Toch blijft het onze opdracht om als medescheppers uit de creatieve chaos altijd opnieuw voor menselijke toekomst te kiezen. Daarom moeten we de hoop bewaren. Als christenen zijn wij bij uitstek geroepen om dat te doen. De Romeinenbrief uit het NT wijst naar de kern van wat in de schepping bezig is: barensweeën van een zich steeds vernieuwende wereld.

Lezing Rom. 8, 18-25

“Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard. De schepping ziet er reikhalzend naar uit dat openbaar wordt wie Gods kinderen zijn. Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil, maar door hem die haar daaraan heeft onder worpen. Maar ze heeft hoop gekregen, omdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt. Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt. En dat niet alleen, ook wijzelf, die als voorschot de Geest hebben ontvangen, ook wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan. In deze hoop zijn we gered. Als we echter nu al zouden zien waarop we hopen, zou het geen hoop meer zijn. Wie hoopt er nog op wat hij al kan zien? Maar als we hopen op wat nog niet zichtbaar is, blijven we in afwachting daarvan volharden.”

Tweede overweging

Ik heb geen jas geërfd, alleen een oude lederen boekentas, die perfect op maat gemaakt lijkt voor mijn draagbare computer. Tot zover dit klein anachronisme. Het lijkt tenslotte een detail en het verzinkt in het niet tegenover alles wat ik als Westerling direct en indirect aan grondstoffen verbruik en weggooi. Dani gaf het al aan. Het gaat je duizelen wanneer je daarover gaat nadenken en met de cijfers geconfronteerd wordt. En ook begrippen als broeikaseffect en smelten van de poolkappen lijken pas door te dringen wanneer we merken dat er toch iets raars aan de hand lijkt met het klimaat – er zijn geen seizoenen meer, meneer – of als een superstorm New York een paar dagen zonder elektriciteit zet.

Is de mens die, zo vertelt het scheppingsverhaal ons, die het beheer over de schepping gekregen heeft, is die wel zo goed bezig? Tenminste als we beheer verstaan zoals het in Bijbels perspectief bedoeld is: tewerkgaan als een goede koning die ervoor moet zorgen dat iedereen in het Rijk het goed heeft, niet alleen op dit ogenblik, maar ook in de toekomst. Het is dus geen vrijbrief om er zomaar op los te doen, maar om verantwoordelijk om te gaan met een planeet die we niet bezitten, alleen kunnen bewonen. Is de mens in die zin, dan goed bezig? Ik zie enkelen hier al duchtig van “nee” schudden. En ik kan hen in brede, algemene zin misschien wel enigszins volgen, maar het antwoord blijft spijtig genoeg niet zo simpel wanneer je gaat kijken naar heel concrete vraagstukken.

Voorbeelden. We zien dat landen in het zuiden en het oosten, China, Brazilië, India, het zijn er maar een paar, heel hard aan het werk zijn om hun leefcomfort op te krikken. Ze spiegelen zich daarbij vooral aan wat in het westen voorhanden is. Kunnen wij hen met enig recht zeggen dat ze daarmee moeten stoppen met als argument dat dat geen goed beheer is? Dan ben ik er vrijwel zeker van dat het antwoord zal luiden: zorgen voor voeding, voor proper water en een goede gezondheid voor de hele bevolking geen goed beheer? Is dat dan ook niet werken aan de schepping en er zorg voor dragen? Of nog: ik werk persoonlijk in een productiebedrijf in de chemiesector. We maken matrassen. Onze productie is energie-intensief, onze producten worden over de hele wereld vertransporteerd en we verbruiken nogal wat water. Maar ook: er werken bij ons heel wat mensen, waaronder een groot deel laaggeschoolden en we geven op onze beurt als bedrijf werk aan een heel aantal andere toeleveranciers en dus weer mensen en gezinnen. Welke onmogelijke keuze zou hier moeten gemaakt worden: ofwel een pak mensen zonder werk zetten ofwel blijven produceren met zo min mogelijke, maar toch duidelijk aantoonbare, milieu-impact? En dan zwijg ik nog over al die mensen die weer op houten planken zouden moeten slapen omdat er geen matrassen meer zouden gemaakt worden.
De simpele antwoorden worden moeilijk houdbaar in zo’n geval omdat het conflict tussen allerlei belangen, die elk op zich zeer gerechtvaardigd kunnen zijn, omdat dat conflict in alle aspecten opengelegd wordt. De complexiteit van de problematiek en de consequenties ervan overstijgen ons gewone begripsvermogen. Dan gebeurt het dat sommigen al snel naar sterke vereenvoudigingen grijpen en simpele remedies voorhouden om toch enigszins de indruk te wekken dat we het monster onder controle hebben of minstens kunnen krijgen. Anderen geven zich over aan doemdenken en nog anderen zweren bij de idee dat de mens inventief genoeg is om ook dat probleem op te lossen, waarbij ze ondertussen rustig verder doen alsof er niets aan de hand is.
Het zijn reacties die, hoewel begrijpelijk, ons niet echt vooruit helpen omdat ze te extreem zijn en onhaalbare doelen stellen aan de ene kant of omdat ze de moed opgeven, en daarmee tegelijkertijd de opdracht uit het scheppingsverhaal om goed te beheren: après nous, le déluge, wat er na ons gebeurt, interesseert ons niet.

Is er een andere weg mogelijk die niet doodloopt, die maakt dat we het blijven volhouden?
Ik denk het wel. Het is de weg van het geloof, het geloof dat het anders kan, het geloof dat diep in ons aanwezig is en ons steeds opnieuw doet zeggen “En toch!”, ondanks de waarneming dat vele tekenen in een andere richting wijzen. Geen, zweverige, wereldvreemde houding, maar die juist ook bronnen haalt in de wereld waarin we leven. Ik noem er een aantal.

Eén van die bronnen is te zien wat er wel al gebeurt, hoe concrete mensen zich vandaag al dag na dag inspannen om te werken aan een goed beheer van de schepping, ook in een context waar dat niet altijd voor de hand ligt. Ik zie hoe bijvoorbeeld een bedrijf als Umicore zich heruitgevonden heeft en op twintig jaar van één van de meest vervuilende bedrijven in België veranderd is naar één dat resoluut gaat voor groene productie en recyclage van materialen. Ik kijk naar het bedrijf waar ik werk, waar we er in slagen om bijna alle proceswater gezuiverd en steeds opnieuw te hergebruiken, niet alleen omdat het goed is voor het milieu, maar ook omdat dat een economisch voordeel oplevert en ook dat goed beheer is. Ik hoorde het verhaal over Chinese sociale media waar permanent een lijst gepubliceerd wordt van vervuilende bedrijven en hoe die bedrijven zich nu haasten om toch proper te produceren omdat hun naam op die lijst heel slecht is voor de reputatie en dus voor het zakencijfer. Ik hoor deze week de boodschap van Obama dat ook de VS uiteindelijk iets willen doen aan het klimaatprobleem, misschien te weinig voor sommigen, maar een onweerlegbare trendbreuk. Dit soort voorbeelden toont dat verandering mogelijk is. Dit soort voorbeelden tonen dat niets hoeft te blijven zoals het is.

Een andere voedingsbron voor het geloof dat een andere weg werkelijkheid kan worden, is de droom, onze eigen droom voor een betere wereld. Net zoals Martin Luther King droomde van een Amerika waar iedereen gelijkwaardig zou kunnen zijn, lang voor dat zo was, net zoals Nelson Mandela jarenlang, ondanks alles, is blijven dromen dat een Zuid-Afrika zonder apartheid werkelijkheid kon worden, net zo kunnen ook wij dromen van een andere wereld. Het is een kracht die in beweging zet, die het beste in ons naar boven kan halen. Een droom kan ook anderen aansteken en doen opstaan, en dus is het belangrijk dat we elkaar daarover blijven vertellen en elkaar wakker houden.

Een derde voedingsbron, die daar nauw mee verwant is, is hoop. Hoop is, zo zegt Vaclav Havel, ook zo’n dromer, in een gedicht, hoop is in essentie een gerichtheid van de geest en van het hart, een gerichtheid die verankerd is voorbij alles wat we kunnen zien en waarnemen. Die hoop zorgt ervoor dat mensen in beweging komen gewoon omdat iets goed is en niet alleen omdat ze zeker zijn dat ze het beoogde resultaat zullen bereiken, misschien gebeurt dat zelfs niet. Om het met de woorden van de Romeinenbrief die we daarnet beluisterden, te zeggen: “Als wij hopen op wat nog niet zichtbaar is, blijven we in afwachting daarvan volharden.”

Als christenen hebben we nog een vierde voedingsbron: het verhaal over het leven van die jodenman van 2000 jaar geleden die “En toch” lichaam en woord gegeven heeft, die ons duidelijk gemaakt heeft dat dood en vernieling niet, nooit het laatste woord hebben, dat leven verder gaat, ondanks alles.

Deze bronnen, zien wat er nu al gebeurt, hoe onze dromen en de hoop ons wakker houden, de overtuiging dat het leven zal winnen, die vier bronnen zetten ons in beweging. Ze zorgen ervoor dat we voortdoen, dat we ondanks alles het goede proberen te doen, met kleine mensenstappen, wij zijn immers God niet, stappen waarvan we  misschien nooit het resultaat zullen zien, maar desondanks blijven zeggen “En toch”, omdat iets in ons hoofd stroomt en licht geeft, omdat we weet hebben van een stad met fundamenten.

Inleiding op het Tafelgebed

Laat ons in dankbaarheid de tafel dekken.

Dankbaar, voor ons leven en allen die ertoe bijdragen dat wij goed kunnen leven. Dankbaar, om de inzet en de toeleg van vele mensen die deze wereld draaiend houden. Daarachter zitten veel voor ons onzichtbare mensen. Zij zorgen ervoor dat treinen rijden en telefoons werken, lampen branden, brood gebakken en wijn gemaakt, dat er geweven en gebouwd wordt, en zo onnoembaar veel meer. Het lijkt vanzelfsprekend, maar heel veel mensen doen dagelijks wat moet gedaan en veruit de meesten proberen dat goed te doen.

Het brood en de wijn die we vandaag delen zijn ook hun leven.

Daarom weten we ons vandaag verbonden met heel de schepping en met allen die er zorg voor dragen.

En met allen die ons in die zorg zijn voorgegaan; hen die dood zijn en die we in ons hart dragen. Ook voor hen zijn we dankbaar.

We zijn dankbaar voor die schepping, ze is de mantel van onze onzichtbare God. Dat Gods Geest onder ons moge zijn, de Geest van vrijheid en hoop, dat wij een menselijke wereld bouwen voor allen. Jezus, Gods Gezalfde, deed het ons voor.

V. Havel: Hoop

 

Diep in onszelf dragen wij de hoop.
Als dat niet het geval is,
is er geen hoop meer.

Hoop
is een kwaliteit van de ziel
en hangt niet af
van wat er in de wereld gebeurt.

Hoop
is niet voorspellen
of vooruitzien.
Het is een gerichtheid van de geest,
een gerichtheid van het hart,
voorbij de horizon verankerd.

Hoop
in deze diepe en krachtige betekenis
is niet hetzelfde als vreugde
omdat alles goed gaat
of bereidheid je in te zetten
voor wat succes heeft.

Hoop
is ergens voor werken
omdat het goed is,
niet alleen
omdat het kans van slagen heeft.

Hoop
is niet hetzelfde als optimisme.
Evenmin de overtuiging
dat iets goed zal aflopen.
Wel de zekerheid dat iets zinvol is
ongeacht de afloop,
het resultaat.