Schepping 2 – Ex 3,7-15


Viering van zondag 23 juni 2013

Welkom

Van harte welkom. Dit is de tweede zondag in een reeks van drie waarin we nadenken over de betekenis van ons scheppingsgeloof. In ons credo belijden we inderdaad ons geloof in een scheppende God. Indien het enkel gaat om een theorie over het ontstaan van het heelal, dan zijn we er gauw mee klaar. Het is compleet ongeloofwaardig. Meer nog, mocht iemand kunnen aantonen dat het wel zo is, dan is die god zeker ons vertrouwen niet waard, gegeven wat we allemaal rondom ons zien gebeuren.

Het gaat inderdaad over iets anders. Het gaat om de vraag wie aan de oorsprong van mijn leven staat. Van ons leven. Van een leven dat de moeite waard is, een leven waaraan we zelf ook kunnen en willen meebouwen. Een leven gedragen door goedheid en waarheid en schoonheid. Een leven naar Gods beeld. Niet naar het beeld van iemand die de wereld in elkaar geknutseld heeft, maar van Diegene die licht brengt in de chaos.

Naar zijn beeld hopen ook wij lichtbrengers te zijn. Daartoe komen we hier vandaag ook weer samen. En we laten het licht over ons schijnen door aan te sluiten bij die hele geschiedenis van mensen die licht brengen, in het bijzonder verbonden met Jezus die we belijden als het licht in ons bestaan. We ontsteken de Paaskaars

We sluiten aan bij die lange reeks verhalen over het licht dat telkens weer doorbreekt en waarover verteld wordt in verhalen waaraan we ons vandaag nog warmen. Zingen wehet lied over de verhalen van God met de mensen:

 Verborgen in oude verhalen,
verteld zolang mensen bestaan,
zijn woorden van hemel en aarde
die over Gods wonderen gaan.

We ontdekken ze als we ervaren
ontvangend in ’t leven te staan. 

Verhalen die jong zijn gebleven
want ook ons bestaan wordt verwoord
in tijdloze, steeds nieuwe beelden
sinds eeuwen door mensen gehoord.

Ze omsluiten ons warm als een deken
ze nemen ons mee en gaan voort. 

Wij leven zelf nieuwe verhalen
waarin ons de Geest tegenkomt,
als groots en geweldig ervaren,
als ruimte en rust in een storm.
Wij zeggen weer voort wat wij zagen,
verhaal waar geen einde aan komt. 

(Marijke Koijck-de Bruijne/ Eileen Silcocks)

Inleiding, aansluitend bij verleden week: schepping als beginsel… 

In het onderwijs zeggen we dat ‘herhaling’ een belangrijk didactisch principe is. Het lied wat we zonet zongen brengt m.i. de viering van vorige week in herinnering met drie lijnen die iets paradoxaals binnenbrengen dat helpt om ‘scheppingsgeloof’ te verstaan:

Allereerst: ‘ontvangend in het leven staan’ (een passieve houding) als voorwaarde om het nieuwe te zien (actieve houding). Erkennen van de gegevenheid, erkennen ‘ik heb de wereld niet gemaakt, ik heb mezelf niet gemaakt, het is allemaal cadeau…’ als startpositie om zelf te creëren, zelf nieuw te worden, te (her)scheppen.

Gisteren mocht ik bij een eindwerkverdediging zijn van een jonge vrouw die jaren in de industrie werkte maar haar leven een wending besloot te geven vanuit een diepe ervaring: haar man, haar kinderen, haar ouders, haar situatie… leerde ze zien als een geschenk en van daaruit groeide o.m. het verlangen godsdienstleraar te mogen worden: drie jaar heeft ze keihard gewerkt – heeft ze scheppende arbeid verricht en daardoor een nieuw leven voor zichzelf en anderen mogelijk gemaakt want ze slaagt erin authentiek en geloofwaardig te getuigen en iets van de rijkdom en de kracht van het christelijk geloof te laten oplichten bij geseculariseerde leerlingen in de eerste jaren van het secundair onderwijs.

Het tweede wat in dit lied naar voor komt: Bijbelse verhalen, eeuwenoud, geboekstaafd verleden ….. die in staat zijn om ons eeuwen later te verwarmen, toekomst aan te zeggen… Schepping is niet iets wat achter ons ligt, maar gebeurt steeds opnieuw. Diezelfde leraar vertelde gisteren hoe Bijbelverhalen haar leven als een puzzel in elkaar lieten vallen, hoe bv. de studie van teksten over de eerste christenen in boek Handelingen ahw voor haar en haar verlangen geschreven waren: met anderen één van hart en geest te mogen zijn en het leven te vieren, Jezus als een levende te mogen ervaren in breken van brood en delen van wijn, bezit te verdelen naar ieders behoefte, …

Een derde lijn in het lied (na passief-actief en verleden-toekomst): het lied doet een oproep om zelf nieuwe begeesterde verhalen te léven – Vreemd: verhalen zijn toch àf en op die manier te lezen… minder boekminnende mensen durven wel eens aan lezende kinderen zeggen: ‘kom uit die luie zetel en ga eens wat doen’ – lezen wordt dan beoordeeld als ‘niets doen’. Wij zongen dat we hier en nu dat verhaal leven én dat er geen einde aan komt én dat dit levend lezen van de schriften of lezend leven… ruimte en rust brengt in een storm. Mijn eerste associatie is een Bijbelse: dat de leerlingen die na Jezus’ dood de chaos en storm van al die ervaringen in Jeruzalem ontvluchten en naar Emmaus trekken … om bij breken en delen (het léven van de schriften ipv de uitleg zou je kunnen zeggen) om bij dat breken en delen de rust en de moed te vinden om het spoor dat Jezus met hen trok, terug op te nemen. Mijn tweede associatie is een hedendaagse.  Ik hoorde deze week vertellen over een kleuterleidster die het verhaal van de storm op het meer vertelde en naar aanleiding van dat verhaal de kleuters had laten vertellen over hun angsten. Met een eenvoudige tekening van woeste golven gaf ze taal aan de ervaringen van angst bij de leerlingen van Jezus en bij de leerlingen van haar. Met een even eenvoudige tekening van een rechte horizontale lijn vertelde ze over Jezus die de storm stilt. Eén van de volgende dagen kwam een kleuter de klas binnengestormd, recht naar de tekening: juffrouw ik voel me zo (wijzend op de golvende lijn) en ik wil zo worden (wijzend op de horizontale lijn)….. een privégesprekje over wat er thuis was gebeurd bracht rust… Dit kind heeft dat verhaal van het stillen van de storm ten diepste geleefd… niet in zijn fantasie maar met alle vezels van zijn bestaan.

Het scheppingsverhaal dat we vorige week beluisterden staat niet aan het begin van de tijden, maar is als een beginsel in ieders leven: schepping als ordenen van de chaos door er licht in te brengen en verder door te scheiden, onderscheid te maken zodat alles helderder wordt (cf. golvende lijn en horizontale lijn)…

Wij zeggen dat de schepping onvoltooid is en onze medewerking nodig heeft – en dan bedoelen we niet zozeer om plantjes en dieren te verzorgen maar om de confrontatie met de chaos en de duisternis aan te gaan in onszelf en in de wereld.

Het eerste scheppingsverhaal is geschreven als antwoord op bevrijdingservaringen die doorverteld werden in het volk Israël: bevrijding uit de duistere slavernij van Egypte …

Niet een natuurbeschouwing of de vraag hoe al die bomen en dieren er ooit gekomen zijn, maar de ervaring van een nabije God op momenten dat het er in het leven toe doet… Gods scheppende kracht laat zich altijd opnieuw ervaren in mensenwerk waar licht het wint op duisternis. Scheppingsgeloof is het geloof dat God betrokken is op onze concrete menselijke geschiedenis: inspirerend, oproepend, vermanend, troostend, …

God komt niet van ergens uit den hoge tussen in de geschiedenis, het is een ervaring binnen deze menselijke werkelijkheid – een dragende ervaring, een ervaring van gegevenheid, verbondenheid en vertrouwen (dat het goed is)… Geen magische triomfantelijke kracht maar mensen die in beweging komen, die in beweging worden gezet tot realiseren van vrede, gerechtigheid, vertrouwen,…bewogen menselijk handelen dat zoveel betekent omdat het het verschil maakt op die diepste duistere momenten in het leven, menselijk handelen dat er echt toe doet en waarin het Goddelijke doorbreekt. God gebeurt met mensenhanden en -voeten.

Iemand die doet wat hij zegt…zongen we – we luisteren naar een passage uit het boek Exodus over Mozes en de Stem

Lezing : Exodus 3, 7-15

7 De HEER zei: ‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, ik weet hoe ze lijden. 8 Daarom ben ik afgedaald om hen uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden, en om hen uit Egypte naar een mooi en uitgestrekt land te brengen, een land dat overvloeit van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, de Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten. 9 De jammerklacht van de Israëlieten is tot mij doorgedrongen en ik heb gezien hoe wreed de Egyptenaren hen onderdrukken. 10 Daarom stuur ik jou nu naar de farao: jij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte wegleiden.’

11 Mozes zei: ‘Maar wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ 12 God antwoordde: ‘Ik zal bij je zijn. En dit zal voor jou het teken zijn dat ik je heb gestuurd: als je het volk uit Egypte hebt weggeleid, zullen jullie God bij deze berg vereren.’

13 Maar Mozes zei: ‘Stel dat ik naar de Israëlieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: “Wat is de naam van die God?” Wat moet ik dan zeggen?’ 14 Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: “IK ZAL ER ZIJN heeft mij naar u toe gestuurd.”’ 15 Ook zei hij tegen Mozes: ‘Zeg tegen hen: “De HEER heeft mij gestuurd, de God van uw voorouders, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. En hij heeft gezegd: ‘Zo wil ik voor altijd heten, met die naam wil ik worden aangeroepen door alle komende generaties.’”

Toelichting: over de Stem…

Bij alle tijd- en cultuurgebonden beelden die we van God in de Bijbel meekrijgen lijkt er toch één dat doorheen de geschiedenis stand houdt. Dat is het beeld van de stem. De roepstem. Stem in het gebeuren en stem in het menselijk geweten.

Vele beelden uit onze Bijbelse en christelijke traditie herkennen we als projecties van menselijke behoeften en verlangens. Denken we maar aan de Bijbelse beelden van God als koning of rechter of als vechtersbaas: zijn dat geen spiegelbeelden van onze eigen dromen naar macht en aanzien. Ook de meer filosofische beelden van God als de almachtige, de alwetende, de voorzienige: surrogaatbeelden voor onze gebrekkige kennis en ons onvermogen de wereld naar onze hand te zetten. Duidelijk ook de vrome beelden van God die de miserie van armen en treurenden compenseert na de dood. Beelden die de filosoof Nietzsche het verwijt ontlokte dat het christendom een slavenmoraal huldigt. Zoveel godsbeelden die stuk voor stuk sneuvelden onder de kritiek van wetenschappers en filosofen.

De gebeurtenis die de doorslag heeft gegeven was wellicht de aardbeving te Lissabon op 1 november 1755. Het schokte de wereld en deed de vraag naar god in alle scherpte  stellen. Tussen de vijftig – en de honderdduizend mensen waren omgekomen, op het moment dat de meesten van hen in kerken bijeen waren om het feest van Allerheiligen te vieren. Bedolven onder het puin van de ingestorte kerken. Een van de meest vernietigende en dodelijke aardbevingen in de geschiedenis, gevolgd door een tsunami en een brand die vrijwel heel Lissabon vernielde. Deze rampspoed bevestigde de filosoof Voltaire in zijn overtuiging. God bekommert zich niet om de aangelegenheden van de mens. Hij laat ze allemaal omkomen.  Rechtvaardigen en onrechtvaardigen, gelovigen en ongelovigen. Allen zijn namelijk onderworpen aan de natuurwetten die God, op het moment van de schepping voor eens en altijd heeft vastgelegd. Zo dachten inderdaad Voltaire en de meeste filosofen uit de Verlichting. Le Dieu horloger. Nu bleek:  slechte uurwerkmaker.  Ook dat beeld ging onderuit.

We hebben de beelden achter ons hebben gelaten van God als een externe supermogendheid. Laten we liever het verhaal bekijken dat we zojuist beluisterd hebben. Het is een bijzonder samengebald verhaal waarin een aantal belangrijke ervaringsgegevens worden in beeld gezet. Eerste gegeven is: er klinkt een stem. Er klinkt natuurlijk geen stem. Het is de situatie waarin mensen de dupe geworden zijn die schreeuwt om verandering. “Ik heb de ellende van mijn volk gezien, ik kan het niet langer verdragen”. Het klinkt alsof iemand het zich aantrekt. Deze roep overstemt de feitelijkheid. En ze laat zich niet stom leggen. Ze is onaantastbaar. Er is dit diepe verlangen naar gerechtigheid dat niet klein te krijgen is, ook al is het duizend maal de kop ingedrukt met macht en geweld. Het verzet tegen onrecht breekt telkens weer door. Er is een hele traditie van verlangen naar gerechtigheid en van verzet tegen onrecht die als een rode draad doorheen de geschiedenis loopt. Deze stem is een aanwezigheid, een presentie.

Ik kan die stem negeren. Uiteraard. Ik kan gewoon de blik afwenden. Niets gezien. Geen beginnen aan. Te complex. Duizend en een excuses.

Vast staat dat die stem zelf niets kan. Het is maar een stem. Meer niet. Tenzij men in die stem een opdracht beluistert. Tweede gegeven:  “Ik stuur jou naar de farao, gij moet mijn volk bevrijden uit Egypte”. Geen magische kracht, maar het besef van een opdracht, een verantwoordelijkheid.

Wie daarop ingaat ontdekt misschien dan pas die vele anderen die zich eveneens door die stem in beweging laten brengen. Dan voelt men ook de dragende kracht van die stem. Ons antwoord wordt uitgelokt door een geschiedenis die ons draagt en inspireert. En elke keuze is een doorbraak. Hoe klein ook. Het is een begin, iets nieuws, een scheppend moment.

Verderop in het verhaal krijgt die stem een naam. Een naam die er eigenlijk geen is. “Ik ben die Ik ben”. Er is onnoemelijk veel gespeculeerd omtrent de betekenis van die naam. Emeritus Paus Benedictus interpreteert deze naam in de lijn van de Griekse filosofie als het opperste zijnde, met alle associaties vandien: God heeft aan zichzelf genoeg, heeft niemand nodig buiten zichzelf, hij is de eerste oorzaak, de onbewogen beweger, het hoogste zijnde. God als de bevestiging van de voorgegeven orde. De joodse Bijbelgeleerde André Chouraqui vertaalt die naam heel anders. Hij sluit aan bij de joodse spiritualiteit: “je serai qui je serai”. Dat is een veel dynamischer betekenis. Hij is de komende, de voortdurend komende, wiens stem weerklinkt in het gebeuren. Dat betekent dat God helemaal geen deel uit maakt van wat is, geen garant van de voorgegeven orde. We kunnen maar beter vertellen over hetgeen we zelf meemaken en wat die stem in mensen uitlokt.

Eigenlijk doet Jezus hetzelfde wanneer hij het heeft over het rijk Gods. Om duidelijk te maken wat dat rijk Gods is, dwz. op welke manier God werkzaam is in de geschiedenis, vertelt hij gelijkenissen en parabels. Deze gaan over gewone dingen uit het dagelijkse leven. Maar hij gooit iets in het midden en stelt zo de toehoorder voor een keuze. Hij vertelt over een vader met twee zonen, en de jongste die van huis weg wil en die alles verbrast en naar huis terug keert enzovoort. “God” komt er niet in voor. Maar de oudste zoon weet zich voor een keuze geplaatst. Er is alleen de kracht van het verhaal, de stem die zich laat horen. God blijft impliciet. Of nog: over een man die onderweg was van Jeruzalem naar Jericho en onderweg overvallen wordt en voor dood wordt achtergelaten en over een priester en een leviet die voorbijkomen en een Samaritaan. Dat is alles. God komt niet ter sprake, maar Jezus zegt wel: “doe gij evenzo”. God komt impliciet aan het licht. In het verhaal van de naam die hij gemaakt heeft. In het leven van mensen.

Tafeldienst

Welkom aan tafel voor het herhalen van eeuwenoude woorden en gebaren… voor een scheppingsmoment: dat het hier en nu terug moge gebeuren dat mensen brekend en delend de wereld nieuw maken.

We mogen aan tafel gaan in verbondenheid met allen waar ook ter wereld die we als scheppers van recht, liefde en vrede mogen zien.

In verbondenheid ook met alle mensen die de grens van de dood zijn overgestoken.

We gaan aan tafel in verbondenheid met mensen uit de gemeenschap die niet aanwezig kunnen zijn, omdat ze ziek zijn, omdat ze voor anderen zorgen, het niet kunnen opbrengen om hier vandaag bij ons te zijn…

Gij, Mysterie van leven en dood,
ongezien maar wel geroepen
uw Naam wordt duidelijk waar recht wordt gedaan.
Wij staan rond uw tafel omdat wij co-creator willen zijn,
Uw rijk van vrede en gerechtigheid mee vorm willen geven,
de aarde nieuw maken