Ben ik mijn broeders hoeder (in tijden van neoliberalisme)?

Dominicus Gent

Viering van zondag 30 maart 2014

Ben ik mijn broeders hoeder (in tijden van neoliberalisme)?

 

Welkom op deze stralende zondagochtend van 30 maart, vierde zondag in de vasten. Een bijzonder welkom aan de nieuwe gezichten, hopelijk kan je je hier thuis voelen. Ook hartelijk welkom aan de vertrouwde gezichten, natuurlijk. Een aantal vertrouwde gezichten missen we vandaag omdat een delegatie van Dominicus  te gast is bij Filosofenfontein, de Domincaanse zusterparochie in Leuven zeg maar. Die parochie is nog erg steunend op 1 enkele priester en in hun weg naar een gemeenschapsgedragen duurzaamheid willen ze beluisteren hoe het hier gegroeid is en reilt en zeilt. We vieren op dit eigenste uur dus in een bijzonder bezield verband en zwaaien de deur wijd open met het lied: Dit huis is een huis waar de deur openstaat…

En laat ons bidden met de woorden van Kris Gelaude naar Mt. 6,16-17

Wanneer je vast

zwaai dan de luiken

van je strakke denkbeelden wijd open

en laat een frisse wind naar binnen stromen.

 

Wanneer je vast

speur naar de wortels die je grond verharden.

En hak ze uit tot je eenieder

grootmoedig tegemoet kunt komen.

 

Wanneer je vast

bedenk hoe onvoorspelbaar leven blijft verschijnen.

en koester deze aarde

tot in het kleinste dat ze voortbrengt.

 

Wanneer je vast

besef hoezeer je hoeder van je broeder bent.

Duld niet dat iemand iets ontbeert.

En word een mens van hoop

die onvermoeibaar, onvoorwaardelijk

een weg aanlegt naar opstanding.

Vandaag staan we stil bij de vraag `Ben ik mijn broeders hoeder’ en bij wat dat kan betekenen in deze tijden van neoliberalisme. We steken de paaskaars aan om geest en hart te warmen en de weg te verlichten.

Eerste overweging

“Ben ik mijn broeders hoeder?”, vroeg Kaïn aan God toen God hem vroeg waar zijn broer was. Het is een retorische vraag waarop Kaïn een negatief antwoord verwacht.

Heeft Kaïn gelijk? Hoeft hij niet te weten waar Abel rondhangt? Omdat die zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen leven? Mag hij zeggen: “het is mijn probleem niet?”

Mogen wij zeggen: dat is mijn probleem niet?

Sommigen herinneren zich ongetwijfeld het liedje van Zjef Vanuytsel met als refrein:

Maar denk niet ik ga mijn eigen gang /  Denk niet ik ga het veranderen  /  want alleen ben je te klein en te bang  /  Je kunt niet zonder de anderen.

“Je kunt niet zonder de anderen”. Weinig mensen zullen dat ontkennen. Maar, waarom is dat zo: ga ik enkel naar anderen omdat ik hen voor mijn eigen behoeften nodig heb? Of ga ik naar anderen omdat zij mij nodig hebben?

Ideaal gezien is er in de relaties onder mensen een rechtvaardig evenwicht tussen geven en ontvangen, een billijke wederkerigheid tussen leiden en volgen, een wederzijds aanvaarde wisselwerking tussen zorgen en verzorgd worden. Dat inzicht heeft tot het eeuwenoude adagium geleid: handel zo met anderen zoals jezelf door hen behandeld wil worden. Symmetrie in de verhoudingen tussen vrije en verantwoordelijke mensen, kortom: een rechtvaardige samenleving.

In het echte leven is er echter nooit een volmaakt evenwicht, zelfs niet tussen goedwillende mensen. Het blijft altijd balanceren. Bovendien is er tussen mensen, groepen, landen, ook veel asymmetrie. Ouders zorgen minstens 20 jaar voor hun kinderen; die kinderen kunnen dat onmogelijk teruggeven. Hoogstens kunnen zij met evenveel zorg hun eigen kinderen opvoeden. Mentaal of fysiek beperkte mensen of zieken hebben zorg van anderen nodig, en, hebben, behalve hun dankbaarheid, soms weinig om terug te geven. Ongeschoolde werknemers staan zwak tegenover patroons. Grote landen domineren kleine. Sterke bedrijven slokken zwakkere op. In de reële wereld is eenzijdige afhankelijkheid soms onvermijdelijk en vaak zijn mensen onderling afhankelijk van mekaar zonder dat ze daarvoor vrij gekozen hebben.

Vrij kiezen, keuzevrijheid. We horen het de mensen vandaag veel zeggen: “ik kies daar (niet) voor.” En waarom? “Wel, ik voel dat zo”.

Zelfbeschikking, – het grote woord is er uit – is het sluitstuk geworden van veel discussies. Ik bepaal toch zelf wat ik doe of niet doe met mijn leven zolang ik anderen geen schade toebreng? Ik ben er toch niet om aan jouw verwachtingen te voldoen?  En jij hoeft de mijne niet te voldoen. Een wereld van met staal gepantserde ikken die af en toe tegen elkaar schurend of botsend elk hun eigen weg gaan. Ik.

Natuurlijk ben ikzelf, niemand anders, verantwoordelijk voor mijn doen en laten. Ondermeer het christendom heeft sterk tot dit inzicht bijgedragen. Dat wij als individu een “zelf” zijn, is een culturele uitvinding van West- Europa, het resultaat van ingewikkelde historische processen sinds de vroege middeleeuwen.

Het verstand maakte zich los van een opgelegde waarheid, de persoonlijke wil bevrijdde zich uit de religieuze, sociale en economische bevoogding. Mensen zouden voortaan zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun leven en hun geluk.

De industrialisatie en de vrije markt brachten welvaart, maar ze scheurden ook een eeuwenoud sociaal weefsel kapot. Na twee wereldoorlogen leefden we in een andere wereld.

Voortaan stond elk “ik” tegenover een ander “ik”, als concurrent. Als mij dat goed uitkomt, kan ik natuurlijk een contract sluiten met een ander ik. Maar, het moet een ‘win-winsituatie’ zijn. “Ik” moet er altijd bij winnen, succes hebben. Anders ben ik een ‘loser’.

‘Zelfbeschikking’ is een ideologie geworden. Het lijkt zo vanzelfsprekend dat ook wijzelf erin zwemmen als vissen in het water en niet langer beseffen dat het maar een halve waarheid is. Voorzover het een leugen is, moeten, juist christenen er kritisch afstand van nemen.

Want mensen zijn met veel onzichtbare draden met elkaar verbonden. (Dat ervaren we als een geliefde sterft). En, ongevraagd, hebben we heel veel ontvangen: het leven zelf, voeding en koestering bij ouders, onderwijs, waarden, normen, onderdak: allemaal gekregen vooraleer we ook maar iets bijdroegen. Wij worden slechts mens in open wisselwerking met andere mensen. Om het verschil dat de ander is te ontmoeten, moet ik loslaten wat ik over haar of hem denk, voel, wil of verwacht. De ander aanvaarden en zijn vrijheid en menselijkheid bevorderen, betekent afstand doen van domineren, bezitten of gebruiken.

Straks horen we daarover hoe Jezus dat deed in zijn gesprek met de satan in de woestijn.

Tot slot, en dat is de ultieme grond waarom niet ik (wij) de maker(s) ben (zijn) van me(ons)zelf: ons leven en deze wereld zijn ons geschonken. Ieder is een uniek kind uit Gods hand. We komen voort uit een scheppende liefdesdynamiek die God als een kiem in het heelal heeft gelegd. Instappen in die scheppende  liefde voor de wereld en de mensen, ieder op zijn of haar specifieke manier, is ons aller opdracht.

Lezing, Lc. 4, 1 – 13

1 Vol van heilige Geest keerde Jezus terug van de Jordaan. Hij bleef veertig dagen lang in geestvervoering in de woestijn, 2 waar Hij door de duivel op de proef werd gesteld. Al die dagen at Hij niets, en toen ze voorbij waren kreeg Hij honger. 3 Toen zei de duivel tegen Hem: ‘Als U de Zoon van God bent, zeg dan tegen deze steen dat hij een brood moet worden.’ 4 Jezus antwoordde hem: ‘Er staat geschreven: Niet van brood alleen zal de mens leven.’ 5 Daarop nam de duivel Hem mee omhoog en liet Hem in een flits alle koninkrijken van de wereld zien 6 en zei: ‘Heel die macht en al hun pracht zal ik U geven, want zij zijn mij in handen gegeven en ik geef ze aan wie ik wil. 7 Als U mij aanbidt zal het allemaal van U zijn.’ 8 Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Er staat geschreven: De Heer uw God zult u aanbidden en Hem alleen dienen.’ 9 Hij bracht Hem naar Jeruzalem, zette Hem op de rand van de tempel en zei: ‘Als U de Zoon van God bent, spring dan naar beneden. 10 Want er staat geschreven: Aan zijn engelen zal Hij bevelen U te beschermen, 11 en: Op hun handen zullen ze U dragen, zodat U aan geen steen uw voet zult stoten.’ 12 Jezus antwoordde hem: ‘Er is gezegd: U zult de Heer uw God niet op de proef stellen.’ 13 Toen de duivel alle beproevingen had uitgevoerd, ging hij van Hem weg voor een bepaalde tijd.

Tweede overweging

Herstel in ons met jouw geloof die tegenkracht van mensenroof die roept om solidariteit om leven dat geen aandacht krijgt.

Dat lied  begeleidt ons bij het evangelie  van Lucas dat in volle vastentijd toont hoe listig verpakt de bekoring soms is om toch weer ons eigen ik  centraal te zetten.  Tot driemaal toe wordt Jezus uitgenodigd om iets te doen wat hij op unieke wijze kan en wat best goed lijkt: brood doen verschijnen als hij honger heeft, regeren over koninkrijken en hun schatten – wie beter dan Jezus om dat aan toe te vertrouwen, en er durven op rekenen dat God en zijn engelen er zullen zijn als hij valt.

De uitnodiging wordt pas een probleem als al die kracht en talenten niet worden ingezet om echte noden te dienen, maar om zichzelf een plaats en een status te geven. Die subtiele verleiding is nooit helemaal weg.  De aandacht die volgt is dan  niet langer een geschenk of het natuurlijk gevolg van een geëngageerde inbreng, maar een doel op zich dat ten koste gaat  van dat waar het echt om draait en van de waardering en eigenwaarde van anderen.

Het vraagt waakzaamheid en moed om dit te doorzien want ja, de motivatie is belangrijk: om  wat het met ons doet, om wat het  met de direct betrokken ander doet, om wat het de bredere gemeenschap doet en om de richting die het geeft aan ons denken en doen.  Het breekt door in grote en kleine dingen. Zoals wanneer een vraag gesteld wordt: niet om op basis van eigen interesse om verduidelijking of informatie te vragen, maar om de eigen kennis te etaleren.

Een manier om een mens aandacht te geven is een beroep op hem of haar doen voor haalbare zinvolle dingen. Het treft hoezeer mensen er deugd aan hebben als ze echt iets kunnen bijdragen.  De krant titelde vrijdag nog: `Werk is het meest onderschatte geneesmiddel’.  Het ging over zieken en  mensen met een beperking die opfleuren als ze  zich via werk kunnen en mogen inzetten Het bezielt Patrick Demoucelle als hij samen met zijn vrouw Anne-Marie seminaries en trainingen in positief denken organiseert nadat Parkinson hem verplichtte om zijn onderneming te stoppen.  Het dreef allicht Regine Beer die na een lange stilte  in scholen ging spreken over haar holocaustevaring en opriep tot waakzaamheid, tolerantie en respect.

Ook Obama richt zich in zijn boodschap met een oproep tot solidariteit en gemeenschapszin in de eerste plaats tot de jongeren. De erfenis van het neoliberalisme weegt vooral op hen,  als DE cultuur waarin zij ter wereld kwamen en waarbinnen zij hun rol in de maatschappij opnemen. Ik geef een voorbeeld uit de werkomgeving.  Als de succesvolle fertiliteitsexpert Petra De Sutter bij haar overstap naar de groenen en de politiek naar motieven wordt gevraagd legt  ze uit hoe professioneel `succes’ of een bepaalde positie  nooit een doel zijn geweest.  Het leven vond gaandeweg zijn richting door vragen  van mensen waar ze een zinvol en kwaliteitsvol antwoord wou op geven.   Wat ze daar koos te doen, en de manier waarop, hebben geleid tot promotie en een leiderschapspositie. Ik beluister dat bij velen, maar het staat in scherp contrast met wat de jongere collega’s vandaag meemaken. Al van bij de aanwerving tekenen ze een contract met zogeheten `geïndividualiseerde doelstellingen’: een lijst van vooropgestelde meetbare prestaties die essentieel te nemen of te laten zijn waarna ze automatisch promotie zullen krijgen of afvallen.  Een heel andere motivatie en richting en bijhorende weg die men inslaat…

Opvoeden tot jouw broeders hoeder zijn of worden is in dit klimaat een opdracht van elkeen. Kunnen wij onszelf openen voor wat als vraag op ons afkomt – zonder onszelf te verliezen?  Kunnen we dit aan jongeren voorhouden als rolmodel, onze verantwoordelijkheid ten volle opnemen zonder aan de identiteit van de ander te raken? De vasten is een unieke gelegenheid om hierover na te denken, ons hierin te oefenen, om de grens te verkennen tussen geëngageerd behoeden en zelfgezocht tussenkomen.

De stad helpt ons vandaag alvast een handje om te oefenen. Weinig gevaar dat we straks bij de gruute kuis al te grote prestaties op eigen naam gaan schrijven. Maar dat er met zo velen gewerkt wordt aan de eenvoudige taak om de omgeving te verfraaien, dat we wars van vele bekoringen eenvoudigweg solidair de handen in elkaar kunnen slaan met deze buurt is een feest. Zo ervaren we nog eens aan den lijve dat het deugd doet om samen pretentieloos te werken aan iets wat het eigen ik overstijgt. Niet het moment van de eigen spotlight, maar zeker wel het moment om een beroep te doen op elkaar en ondertussen misschien een gezicht op te delven of te laten opdelven.   We vragen het als gemeenschap alvast met het lied Delf mijn gezicht op…

Inleiding op de tafel

Gods woord inspireerde ons.

Dat zet ons aan om brood en wijn te delen met elkaar, ons leven te delen met alle mensen.

Laat ons in verbondenheid met onze geliefde doden, en met alle heiligen die ons zijn voorgegaan op deze levensweg,

Uw Zoon gedenken, God,

In verbondenheid met alle christenen die waar ook ter wereld hetzelfde doen als wij.

En bidden wij hier voor elkaar;

Dat wij, hoe beperkt wij ook zijn,

in deze wereld het hoofd, het hart en de handen mogen zijn van Gods scheppende liefde.

Zoals Jezus dat was. 

En laat ons biddend zingen…