Dominicus Gent
Viering van zondag 28.08.2022
Augustinus
Augustinus werd geboren op 13 november 354 in Thagaste, een Noord-Afrikaanse stad gelegen in de toen Romeinse provincie Numidië, nu Algerije. Augustinus’ moeder Monica en de hele huishouding zijn al christen, zijn vader niet. Hijzelf ontvangt enkel het catechumenenkruisje. Zijn ouders laten hem studeren tot zijn 16 jaar, dan moet hij van school omdat zij de kosten niet langer kunnen betalen. Hij blijft een jaar thuis maar dan vinden vrienden en verwanten de financiële middelen om hem verder te laten studeren. Na zijn middelbare schooltijd gaat Augustinus in Carthago studeren aan de universiteit. Hij is dol op theaterstukken en besteedt er al zijn vrije tijd aan. In die tijd krijgt hij ook een vriendin, met wie hij uiteindelijk dertien jaar zou samenleven. Augustinus is een zoeker, sluit zich aan bij de Manicheeërs, hij leest Plato en zijn volgelingen en gaat ook naar de preken luisteren van Ambrosius. Hij bekeert zich, wordt op jonge leeftijd ook bisschop en leeft in een eigen kleine gemeenschap waar hij ook regels voor schrijft. Hij heeft ook een zoon, die op 18 jaar sterft.
Augustinus heeft heel veel boeken geschreven, zoals zijn Belijdenissen en ook vele preken. Op donderdag 28 augustus 430 sterft hij – helder van geest, terwijl zijn gezichtsvermogen en zijn gehoor nog helemaal gaaf zijn – op de leeftijd van 75 jaar.
Augustinus over gemeenschap en vriendschap
Ik was begin de 20 en iemand beval mij een boek aan over Augustinus. Geschreven door een Nederlandse pater Augustijn, Tarsicius Jan Van Bavel. Een ideaal boek als je kennis wou maken met de spiritualiteit van de eerste christelijke gemeenschappen. Het boek heeft mij geïnspireerd. Ook Dominicus liet zich inspireren door Augustinus als basis voor de democratische leefregel van de Dominicanenorde. Hij koos die omdat de regel voldoende ruimte bood voor nieuwe inzichten, zoals de openheid voor actieve deelname van vrouwen en leken aan de orde. We vierden op 7 Augustus het feest van de Heilige Dominicus. Samen met de Dominicaanse familie vieren we op 28 augustus het feest van Augustinus. We gaan mee in de flow. De overwegingen van Augustinus over vriendschap en gemeenschap zijn één van de belangrijke thema’s in de spiritualiteit van Augustinus. Dat deel ik graag met jullie.
Van kerkvaders zou je verwachten dat het in zichzelf gekeerde mensen waren die zich opsloten in hun studiekamer. In elk geval niet zo bij Augustinus. Augustinus was bijna nooit alleen. Hij bevestigt dat hij onmogelijk gelukkig kon zijn zonder vrienden. Met vrienden – en zeker ook met vriendinnen – was hij voortdurend aan het spreken en discussiëren. In al die levenslust en passie herken je zijn Noord-Afrikaanse wortels.
Dat aangeboren samenhorigheidsverlangen doorspekt het hele werk van Augustinus. Mens zijn is samenleven. En dat bereikt een hoogtepunt in vriendschap en in liefde. Vriendschap behoort tot de noodzakelijkheden van het leven. “God heeft de mens geschapen opdat hij zou zijn en zou leven: dat is het leven. Maar opdat de mens niet alleen zou zijn, is ook de vriendschap een levenseis. Vriendschap is een vorm van liefde.” Ze is wederkerig en steunt op een gezamenlijke inzet: gemeenschappelijke belangstelling, gemeenschappelijke liefhebberij, ideeën, idealen.
Het is niet zinvol dat ik zelf nog verder reflecteer op het leven en werk van Augustinus. Zijn teksten spreken voor zich. Daarom nu een eerste fragment over het beleven van vriendschap uit de Belijdenissen van Augustinus (4,13)
samen praten en samen lachen
hartelijk met elkaar omgaan
samen een goed boek lezen
samen schertsen en serieus zijn,
het soms met elkaar oneens zijn zonder haat
alsof je het oneens was met jezelf
en met dat zeldzame verschil van mening de eensgezindheid van altijd kruiden,
aan elkaar en van elkaar iets leren,
uitkijken naar de terugkomst van wie afwezig is
en blij zijn als hij er weer is;
met deze en andere soortgelijke tekenen
vanuit het hart van mensen die elkaar graag mogen,
en wat je zegt met je mond, je spraak, je ogen
en duizend andere lieve gebaren
zielen als door vuur laten samensmelten en van vele één maken
dat hebben we lief in onze vrienden
en wel op zo’n manier dat ons geweten er ons een verwijt van maakt
als we genegenheid niet met genegenheid beantwoorden,
zonder echter iets anders van hen te verwachten
dan een teken van welwillendheid.
Augustinus voelde zich schuldig als hij de persoon die hem liefhad, zelf niet liefhad. De definitie van vriendschap is wederkerige liefde. Ze is onbaatzuchtig en steunt op een zekere gelijkheid van karakter, ideeën, belangstelling en inzet.
Van Bavel schrijft dat de innovatie van Augustinus met betrekking tot de vriendschap erin bestaat dat hij God en Jezus mede betrekt in het beleven van de vriendschap. Het voorbeeld van Jezus’ liefde tot het uiterste moet onze liefde stabieler, trouwer en belangloos maken. Augustinus verwoordt het zo:
Ik beken het, gemakkelijk werp ik mij helemaal in de liefde van vrienden, en zonder zorgen rust ik in haar, vooral wanneer ik moe ben van de ergernis in deze wereld. Want ik gevoel dat God dààr is, en in hem werp ik mij veilig en rust ik veilig. In deze zekerheid van de liefde vrees ik ook niet het onzekere van morgen, het onzekere van de menselijke broosheid, waarover ik vroeger geklaagd heb… Wat ik van mijn gedachten en ideeën toevertrouw aan een vriend, die vervuld is van de christelijke caritas, vertrouw ik niet toe aan een mens, maar aan God, want die mens verblijft in God en is trouw door God. In Christus krijgt onze vriendschap iets blijvends.
Deze kerngedachte van Augustinus is mij heel dierbaar. Hier op aarde kunnen wij dus leren God te ontmoeten in de ander. Een mooi voorbeeld is een citaat uit Augustinus’ brief aan Proba. Het is een tekst die behoort tot het diepste wat ooit over vriendschap werd geschreven.
Als armoede nijpt, als rouw droevig stemt, als lichamelijke pijn onrustig maakt, als ballingschap teneerdrukt, als welk onheil ook ons kwelt, dan zijn daar goede mensen die niet alleen de kunst verstaan vrolijk te zijn met de vrolijken, maar ook te wenen met de wenenden. Mensen die een opbeurend woord weten te spreken en een weldoend gesprek weten te voeren. Meestal wordt dan wat hard is verzacht, wat zwaar is verlicht, wat tegen zit te boven gekomen. Maar eigenlijk is het God die dit door en in die mensen bewerkt, God die hen door zijn Geest tot goede mensen maakt.
Nu het tegendeel! Stel dat we zwemmen in rijkdom, door geen rouw getroffen worden, een goede, lichamelijke gezondheid genieten, in een vrij vaderland wonen, maar samen moeten leven met mensen onder wie er niet één is die we kunnen vertrouwen, niet één van wie we geen list, bedrog, haat, ruzie en valstrikken te verduren en te vrezen hebben, wordt dan dat alles niet hard en bitter, zonder nog iets vriendelijks of zoets erin? Immers, zonder een mens die onze vriend is, komt geen enkel ding in de wereld ons nog vriendelijk voor.
Tijdens het schrijven van deze bijdrage lag de Kroniek ‘Die tot leven wekt’ naast mij. Het boekje dat ter gelegenheid van 40 jaar Dominicus werd uitgegeven. Als ik daar doorheen blader dan herken ik veel van de spiritualiteit van Augustinus en dus ook van Dominicus. Maar dat het geen eenvoudige koek is, dat ervaren we ook in onze gemeenschap. En daarvan was Augustinus zich ook heel bewust.
Niet alleen de dood kan een vriend uit ons midden wegrukken. Ook menselijk falen kan vriendschap doen omslaan in ontrouw, gemeenheid of zelfs haat. Daarom zoekt Augustinus de basis voor trouw en standvastigheid onder vrienden in God en in Jezus. Dat is en blijft een oefening in denken, durven, doen en doorzetten.
Augustinus’s zoektocht naar de waarheid
Wat mij erg aanspreekt is dat Augustinus zo zoekend was naar de waarheid, zoekend naar zichzelf, naar geluk, naar rust, naar God. Augustinus bekijkt de veranderingen in de wereld om hem heen en ziet verband met de veranderingen in hemzelf. Hij zei: ‘De tijden veranderen en wij veranderen in hen’. In zijn Belijdenissen geeft hij de processen weer die zich in zijn innerlijk voltrekken. Hij is zich ervan bewust dat zijn zoektocht zich voltrekt in heel de schepping. In de schoonheid van de natuur ziet hij het unieke van de Schepper weerspiegeld, van wie hij ook weet dat hij die niet kan doorgronden. In zijn boek ‘De stad Gods’ vraagt hij zich af in hoeverre de ontwikkelingen in de wereld te herleiden zijn tot innerlijke vrede of onvrede. Die zoektocht is heel actueel. De vraag ‘wie ben ik’ is het thema van dertien boeken van zijn Belijdenissen. Hij is zeer eerlijk op zoek naar wie hij werkelijk is, ook in de schaduwkanten, maar zelfbeschuldiging of zelfbeklag leiden tot niets, dat is gemakzuchtig zegt hij. We worden menselijker door het bewustzijn dat we onvolmaakt zijn. Dat besef is ook een weg naar God. Elke mens heeft het goede en kwade in zich, volgens Augustinus, en het is nodig om daar eerlijk zicht op te hebben voor ons zelf en voor de mensen in het algemeen, in hun diepste en hoogste zijn. Augustinus stelt: God wordt gekend in de mate waarin wij kunnen liefhebben. Dus nooit helemaal. Toch is liefde de beste weg tot de kennis van God, en God is liefde.
Een stukje uit zijn Belijdenissen:
Maar wat heb ik lief
wanneer ik u liefheb?
Geen schoonheid van een lichaam,
geen tijdelijke luister,
geen lichtglans die mijn ogen lief is,
geen heerlijke melodieën van allerlei liederen,
geen verrukkelijke geur van bloemen, reukwerken
of welriekende kruiden,
geen manna en geen honing,
geen lichamelijke ledematen aangenaam om te omhelzen.
Deze dingen zijn het niet die ik liefheb
wanneer ik mijn God liefheb.
En toch heb ik zo iets lief als een licht,
zo iets als een stemgeluid,
zo iets als een geur,
zo iets als een spijs en zo iets als een omhelzing,
wanneer ik mijn God liefheb.
Hij is licht en stemgeluid, en geur en spijs en omhelzing
van mijn innerlijke mens,
waar voor mijn ziel een lichtglans flonkert
die aan geen ruimte gebonden is,
waar een klank weerklinkt
die niet wegsterft in de tijd,
waar een geur hangt
die niet met de wind wegwaait,
waar een smaak bestaat
die niet door eten vermindert,
waar een omhelzing plaats vindt,
die geen verzadiging ooit vaneen kan scheiden.
Dat is het wat ik liefheb, wanneer ik mijn God liefheb.
Belijdenissen 10,6,8
Een goed en zinvol leven is niet alleen werken en zwoegen, maar ook genieten van zaken en mensen. Zinvol en goed is ons leven als we gebruiken wat bestemd is voor gebruik en genieten van wat bestemd is om van te genieten. Hij schrijft over de stad van de mensen en de stad van God. In de stad van de mensen zijn die vooral bezig met rijk en belangrijk en machtig worden, om het kort door de bocht te zeggen. In de stad van God zijn we vooral bezig om God te zoeken en ons leven daarnaar in te richten, ook in hoe we omgaan met werk en met mensen en met onszelf.
Het klinkt in mijn oren allemaal heel eigentijds en Augustinus heeft dan ook heel wat moderne zoekers geïnspireerd om boeken te schrijven over zijn leven en denken. Ik wil eindigen met een stukje uit een preek van hem, dat toepasselijk is op onze gemeenschap:
Zusters en broeders, laten we dus zingen,
niet om te genieten van een onverstoorbare rust,
maar om ons zwoegen te verlichten.
Doe zoals trekkers onderweg:
zing onder het lopen.
Verlicht de inspanning door te zingen.
Houd niet van getalm, maar zing en trek verder.
Verder trekken, wat betekent dat?
Maak voortgang, maak voortgang in het goede.
Naar het woord van de apostel zijn er immers ook mensen
die voortgang maken in het kwaad.
Wanneer je voortgang maakt, trek je verder.
Maar maak voortgang in het goede,
maak voortgang in ongeveinsd geloof,
maak voortgang in goede levenswandel.
Zing en trek verder.
Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons nieuw online platform: http://Bijlichten.be
Ga er in gesprek met de auteurs van de filmpjes!
Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.