Aswoensdag – Joh 12,24-25


Viering van woensdag 13 februari 2013

Paaskaars en andere kaarsen worden aangestoken

 

Verwelkoming

Goede avond en van harte welkom voor deze aswoensdagviering.

U hebt tijd gemaakt om middenin de drukte van de week, stil te staan, samen te komen en deel te nemen aan een eeuwenoude traditie bij het begin van de vastentijd. Terwijl de wereld doordraait, de planeten hun zelfde koers blijven varen en mensen zichzelf achterna lopen, houden we halt om nutteloze dingen te doen, misschien onze zwaartekracht te vergeten op de vleugels van een lied.

Hier wordt vanavond niets veranderd, niets verklaard, niets gemaakt.

Het aswoensdagritueel dompelt ons onder in het geheim van leven en dood, van mensen tussen moed en wanhoop, vermoedend wat leven is, toch niet de vrijheid die we droomden. Zingen we dat uit in het lied om vrijheid

Als vrijheid was wat vrijheid lijkt,
Wij waren de mensen niet die wij nu angstig zijn
Wij zaaiden bronnen in de woestijn
Wij oogsten zeeën zonder vervaren.

 

Sterfelijk

Aswoensdag wordt door velen ervaren als een wrange dag. Een bestrooiing met as prikt de mythe van schijnzekerheid door. Gedenk mens, je bent stof. Is dat een vloek of een zegen?

In elk geval wordt aswoensdag, het begin van de vastentijd, in verband gebracht met de dood, met onze dood. Onontkoombaar is hij maar ook iets dat onze maatschappij en ook wij persoonlijk steeds verder wegmoffelen. Zelfs al zijn er zoveel cursussen rond rouwverwerking en zijn de palliatieve zorg en de stervensbegeleiding in onze samenleving nu zo sterk uitgebouwd.

Het gevoel dat sterven een bijna onbehoorlijke intieme gebeurtenis is die moet worden verdoezeld, zet zich door. Vroeger gingen begrafenissen gepaard meet veel uiterlijk vertoon van touw. Denk aan de lijkstoeten. Die zijn uit het straatbeeld verdwenen. Mensen gaan ook al niet meer mee naar de asuitstrooiing of naar het graf zelf, om er de kist te helpen in neerlaten. Niemand draagt nog rouwkleding. Het lijkt genant om openlijk tekenen te geven van verdriet; de gemeenschap ervaart het zelfs als hinderlijk. Wij moeten zo gauw mogelijk doen alsof er niets gebeurd is. En voor de buitenwereld is er trouwens ook niets gebeurd, want bijna niemand zit nog aan een sterfbed. Ongeneeslijk zieken worden naar ziekenhuizen vervoerd, en achter de ontsmette muren van die instelling wordt de dode al heel vlug afgevoerd naar een aparte plaats of de koude vergetelheid.

Het wordt ons — in een cultuur waar we alles in handen hebben — niet gemakkelijk gemaakt de dood van anderen, onze eigen dood in te bouwen in ons leven als iets waar we geen macht over hebben. Als iets waar we naartoe kunnen groeien. In dat verband, ter meditatie, een sonnet van Gabriël Smit:

Ze gaan niet weg vandaag, en morgen niet,
en nooit meer, maar ze zijn niet lastig.
Ik zie het aan hun lange, dunne handen
die geduldig wachten tot ik ze wat bied.

Ze vragen niet, ze kijken voor zich uit,
ik weet niet of ze mij zien, hun smalle hoofden
rechtop, hun matte schouders onbewogen,
niet een die zich naar mij voorover buigt.

As in mijn mond. Weten ze dat ik nu ook
voor hen zit te leven, zit te sterven,
dat ik wil zeggen: straks ben ook ik dood?

Schuw kijk ik op, ze zijn weggegaan,
maar ik hoor een jongen de krant brengen
waarin weer ontelbare andere staan.

Het sterven van een medemens brengt in mij, in ons allemaal telkens een sterk moment van grote helderheid. We zien naar aanleiding van het sterven van een medemens helder in ons eigen leven: ik had dat nog moeten doen; ik had dat nog moeten zeggen. Het sterven van de ander doet me mijn eigen leven wegen. Het zet me aan het denken. Wat is de mens, wat zijn de dagen die aan de mens gegeven zijn: wankel geluk, winnen en wagen, nieuwe geluiden, oude pijn, gras dat vergaat, niet minder niet meer, bedacht zijn op dood in keer en tegenkeer. Laten we het zingen in het lied om ontferming .

Wat is de mens, wat zijn de dagen
Die aan de mens gegeven zijn:
Wankel geluk, winnen en wagen,
Nieuwe geluiden, oude pijn
Gras dat vergaat, niet minder niet meer
Bedacht zijn op dood en tegenkeer;

God geef de mens woorden van waarde.
Niet van het brood alleen leeft hij,
God geef de mens leven op aarde,
Spreek hem van dode wetten vrij;
Kyrie Eleison.

As als bewustwording

Mens, van stof en as ben jij gemaakt, tot stof en as zul je weerkeren.
Dat is de hele Aswoensdag, dat zinnetje.
Het is een zinnetje van groot besef van menselijke kwetsbaarheid.

Er hoeft maar weinig verkeerd te lopen en we beseffen hoe sterfelijk ons lichaam is. Er hoeft maar weinig te gebeuren, en we beseffen hoe wankel ons leven is. We voelen die naaktheid bij ongeluk, bij ziekte, bij verlies, bij ouderdom. Het is een naaktheid die pijn doet, die alle hoogmoed wegslaat en ons achterlaat met een leven zo broos en ongrijpbaar als een klein, onooglijk, naamloos blad in de wind.

En toch, en toch.
De as die hier staat, is niet louter een symbool van vernietiging:
uit de sterfelijkheid wordt nieuw leven geboren
uit de inkeer groeit het inzicht
onze broosheid is ook de bron van grote liefde.

Bernard vertelde in een van de voorbije vieringen over de ontmoeting van de godin Kalypso met de mens Odysseus. En hoe gefascineerd de onsterfelijke Kalypso is in de sterveling Odysseus. Nog nooit heeft ze iemand ontmoet die wel zal sterven. En ze benijdt Odysseus, net omdat hij niet eeuwig zal doorgaan met leven. Zijn leven krijgt daardoor meer betekenis. Zijn beslissingen zijn stuk voor stuk van groter belang, juist omdat zijn tijd beperkt is. En wat hij met die tijd verkiest te doen, houdt ook werkelijk een keuze in.

Vandaar dat ik durf te beweren dat dit Aswoensdagzinnetje – Mens, van stof en as… – ook zoveel waarachtige aandacht en liefde wil uitdrukken. Kwetsbaar zijn we, maar net daardoor zijn we zo kostbaar. Zijn we het voorwerp van veel aandacht, zorg, nabijheid, liefde.

In dit wankele, broze, tijdelijke lichaam van ons kregen we het grote geschenk dat leven is, mogen we dit grote leven liefhebben, met heel ons verstand, met heel ons hart, met al onze krachten. In dit lichaam van mij, in dit lichaam van ons gebeurt het grote Mysterie van gegeven en gekregen leven, en telkens is het zo onherhaalbaar uniek, dat dit Mysterie alleen maar zelf een grote Liefde kan zijn. En al kan de tijdelijkheid van een mensenlichaam ons radeloos maken als we het verliezen in onze geliefden, in onszelf, niets neemt ons die liefde af.

Zo wil deze Aswoensdag ons bewust maken van onze sterfelijkheid om ons beter te laten leven, voorzichtiger, liefdevoller en met meer trouw tegenover alle leven dat we op onze weg ontmoeten. Ik ken geen andere zin die dit beter uitdrukt dan waar Job zegt: “Al ben ik nog zo geschonden, ik zal God zien in dit lichaam”. Ergens in Vlaanderen staat het verwerkt in een glasraam in een ziekenhuiskapel…

Kom ons nabij, Grote Aanwezige,
Laat Uw liefde ons bevrijden
die nog lijden aan de nacht,
als een engel ons geleiden,
als een licht dat wacht.

Zingen we dat uit in het lied van de ballingschap

Dit volk eet weer het bitter brood,
Moet leven bij de dag,
Als bannelingen uitgestrooid
Onder een vreemde vlag.

Laat uw liefde ons bevrijden
Die nog lijden aan de nacht,
Als een engel ons geleiden,
Als een licht dat wacht.

 

Assestrooiing

As is niet alleen symbool van zuiverende inkeer tot onszelf, maar ook van bekerende, veranderende gerechtigheid. Laten we ons bestrooiien met deze as, een symbool, dat we zuivere mensen worden, maar ook mensen die gerechtigheid doen, vruchtbare mensen.

 

Wijding van de as

God van leven, mensen zijn een wonder van Uw schepping, gemaakt naar Uw beeld en gelijkenis. Toch blijft er niet meer van ons over dan wat aarde, stof en as. Geef, dat wij ons leven vruchtbaar maken: zaad in de aarde begraven dat verrijst tot nieuw leven.
Amen

Laat dan Uw zegen komen + over deze schamele as, over ons, mensen van niet. Bewaar ons in Uw hand en doe ons opstaan tot leven.

 

Bestrooiing op het hoofd

Van stof en as zijt gij
wees als een mens gezegend.

 

Johannes 12, 24-25

Als een graankorrel niet in de akkergrond sterft, blijft hij onvruchtbaar. Maar hij moet sterven, alleen dan brengt hij rijke vruchten voort. Wie zich aan zijn leven vastklampt, verliest het; maar wie zijn leven prijsgeeft in deze wereld, zal het behouden voor het eeuwige leven.