Allerzielen 2014

Dominicus Gent
Allerzielen
Zondag 2 november 2014

Van harte welkom in deze viering van Allerzielen,
waarin we samen een teken stellen,
en bidden, zingen, stil zijn rondom onze geliefde doden.

Laten we eerst en vooral bij onszelf naar binnen gaan en bidden:

Gegaan tot waar wij kunnen —
aan de grens van het Licht staan wij,
en wij herinneren ons de oude woorden
dat leven verandert
maar niet wordt weggenomen,
dat niets en niemand verloren gaat.

Zielsverbonden zijn wij met jou
van wie wij ooit afscheid namen,
jij die ons in leven en dood zo dierbaar
was en is en blijven zal.

Verbonden zijn wij ook met elkaar
en met alle levende wezens, klein en groot,
met vogels en vissen, velden en bossen,
met zon en maan, met het land vlak en golvend,
de onmetelijke diepzee,
met al wat is en verandert,
dag en nacht, en eindeloos komt en gaat —
verwacht, onverwacht,
gedragen, geboren, gewiegd in liefde.

We verwelkomen in ons midden de Levende,
het Licht dat ons doet zien en ons warm houdt.

Gij Licht in ons midden, uw Naam is uw belofte dat ge bij ons blijft.
Met die belofte maakt Gij ons wakker – ‘Ik zal er zijn’,
met die belofte doet Gij ons gaan als het nog donker is – ‘Ik zal er zijn’,
met die belofte leven wij – ‘Ik zal er zijn’,
met die belofte sterven wij – ‘Ik zal er zijn’,
met die belofte zingen wij ons nu de viering binnen – ‘Ik zal er zijn’.

Lied: Vroeg in de morgen

Vroeg in de morgen, donker was het nog,
zijn wij gegaan, een keer,
nog in ons hart de dichtheid van de nacht.
Jij bent niet die wij dachten.

Uit het vuur riep ons bij naam een stem.
Wij zagen niets. Jij riep: “Ik zal er zijn”.
Op licht en schaduw, bomen aan de bron,
op stilte leek die naam.
Een gloed van liefde schroeide ons gezicht.

Om wat wij hoorden (maar wat hoorden wij?),
Om wat op vrijheid leek,
omdat het moest en blijven niet meer kon,
zijn wij gegaan, onstuimig en verward,
om nergens om, om jou –
om liefde over alle grenzen heen.

Een troep die sloft en zwerft, de richting kwijt.
De nagalm van een stem.
De weerklank van wat woorden in ons hart.
Een slingerende stoet naar goed wijd land.
Een eeuwenlang smal pad.
Een ademtocht, de route van het licht.
Het duizendschone schitterende licht,
een file in de nacht, een spoor van mensen die de nacht verslaan.

Die strompelen tot waar ? Tot waar jij bent,
in rusten aan de bron, in gloed van liefde, vuur dat niet verflauwt.
Vroeg in de morgen, donker was het nog,
zijn wij gegaan, een keer,
met niets dan in ons hart: “Ik zal er zijn”.

Huub Oosterhuis / Antoine Oomen

Eerste bezinnend moment: liefde bewaren…

Onze lieve doden, we noemen ze niet voor niets lief. Ze waren ons lief, maar vooral, ze blijven ons lief: vader, moeder of kind, broer of zus, vriend of vriendin…
Tijdens het afscheid, in de uren van hun sterven, wilden we al alle liefde die er was naar boven halen: hen verzorgen, bij hen blijven, praten, dankbaar zijn. Soms was praten ook uitpraten. Soms, omdat de dood onverwacht kwam, was het niet mogelijk al die liefde nog eens bijeen te brengen. Die pijn gaat maar traag over…
Na het afscheid blijven we hetzelfde doen: ons de liefde herinneren, terwijl wat moeilijk was, vervaagt.
Het lijkt wel of de dood de plek is waar mensen hun liefde willen bewaren.
Het lichaam is weg, maar niet de gegeven liefde zelf.
Liefde is sterk als de dood, zingt het bijbelse Hooglied.

Daarom willen we vandaag die liefde vieren die door de dood niet vernietigd wordt.
Vieren, dat wil zeggen het geheim van die liefde uitspreken, er droevig en tegelijk dankbaar voor zijn, erover zingen, en dat alles delen met elkaar.
Maar ook: spreken en zingen over een grotere Liefde, bron en oorsprong, die ons dragen wil, zo is ons beloofd. En zo, al sprekende en zingende, proberen die grote Belofte in ons kleine leven te leggen, om ze te vertrouwen, om ze te geloven…

Daarom lezen we uit het oude Boek, uit psalm 139 :

Levende, gij kent mij, gij doorgrondt mij,
Gij weet het als ik zit of sta,
Gij doorziet van verre mijn gedachten,
Ga ik op weg of rust ik uit, gij merkt het op,
met al mijn wegen zijt gij vertrouwd.
Geen woord ligt op mijn tong,
of gij, Levende, kent het ten volle.

Gij omsluit mij, van achter en van voren,
gij legt uw hand op mij.
Wonderlijk zoals gij mij kent,
het gaat mijn begrip te boven.

Klom ik op naar de hemel – u tref ik daar aan,
lag ik neer in het dodenrijk – gij zijt daar.
Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad,
al ging ik wonen voorbij de verste zee,

ook daar zou uw hand mij leiden,
zou uw rechterhand mij vasthouden.
Al zei ik: ‘Laat het duister mij opslokken,
het licht om mij heen veranderen in nacht,’
ook dan zou het duister voor u niet donker zijn –
de nacht zou oplichten als de dag.

U was het die mijn nieren vormde,
die mij weefde in de buik van mijn moeder.
Ik loof u voor het ontzaglijke wonder van mijn bestaan,
wonderbaarlijk is wat u gemaakt hebt.
Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel.

Pianospel

Evangeliefragment

Maria stond nog bij het graf en huilde. Huilend boog ze zich naar het graf, en daar zag ze twee engelen in witte kleren zitten, een bij het hoofdeind en een bij het voeteneind van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. ‘Waarom huil je?’ vroegen ze haar. Ze zei: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze hem naartoe gebracht hebben.’
Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. ‘Waarom huil je?’ vroeg Jezus. ‘Wie zoek je?’ Maria dacht dat het de tuinman was en zei: ‘Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd, dan kan ik hem meenemen.’ Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Ze draaide zich om en zei: ‘Rabboeni!’ (Dat betekent ‘meester’.) ‘Houd me niet vast,’ zei Jezus. ‘Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.’ Maria uit Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: ‘Ik heb de Heer gezien!’ En ze vertelde alles wat hij tegen haar gezegd had.

Tweede bezinnend moment: over nabijheid…

Er is een verschil tussen aanwezigheid en nabijheid. Dat leer ik uit de rouwende verhalen van het evangelie, na de dood van Jezus. Ze worden verrijzenisverhalen genoemd, maar zijn in feite verhalen over diepe rouw, over hoe moeilijk het is om te leren leven met een afscheid dat definitief is.

Maar dus wat ik uit hen leer, het verschil tussen aanwezigheid en nabijheid. Aanwezigheid is gebonden aan tijd en ruimte, nabijheid overstijgt die. Al die zogenoemde verrijzenisverhalen zijn verhalen van nabijheid, niet van aanwezigheid. Dat hebben de vertellers goed aangevoeld. De vrienden van Jezus, ze herkennen hem niet. Maria Magdalena ook niet, maar bij haar zou je nog kunnen denken dat het door de tranen komt, zoveel verdriet trekt door haar lichaam, daar, in de tuin, bij het graf. Maar ook de Emmaüsgangers herkennen Jezus niet. Dat is vreemd, al dat niet herkennen, want allemaal hebben ze Jezus toch van dichtbij meegemaakt toen hij nog leefde.
Maar als spirituele boodschap is dat helemaal niet vreemd: nabijheid laat zich niet verjagen door de dood, maar is er op de meest onverwachte momenten. Je ziet haar niet, je verwacht haar niet, en plots word je overweldigd door een ontroering die van elders lijkt te komen.

Volgens de logica van aanwezigheid moest Jezus verdwijnen nadat iedereen hem ‘herkend’ heeft, hij is toch uit het leven gevallen in de dood. Hou mij niet vast, zegt Jezus tegen Maria Magdalena. En het kan ook niet, aanwezigheid komt en moet ook weer verdwijnen. Maar wat een nabijheid, wat een hevige nabijheid ervaren de mensen na de dood van Jezus. En wat een kracht in die nabijheid…

Goede vrienden kunnen elkaar jaren niet zien, en bij de eerstvolgende ontmoeting babbelen alsof ze elkaar gisteren nog zagen. Ouders houden hun kinderen hun leven lang nabij, zelfs al laten die niets meer van zich horen. En onze lieve doden noemen we lief, want hun nabijheid is er, soms zo dichtbij, en draagt het geheim van liefhebben.
Misschien dat hun nabijheid ons iets toont van een grotere Nabijheid, die Jezus zijn Vader noemt. En daarom vertrouwen we ons en hen vandaag toe aan die grote Nabijheid, die Liefde die alle voorstellingsvermogen te boven gaat…

Pianospel

Lied: Gij die het sprakeloze bidden hoort

Ritueel van de stenen

Jaren terug zijn we er mee begonnen, de naam van een overledene uit onze gemeenschap op een steen te schrijven en in de schaal met het doopwater te leggen. Elke zondag bij de tafeldienst steken we met het licht van de Paaskaars de drijfkaarsjes aan die in deze schaal tussen de stenen liggen.

We lieten ons hiervoor inspireren door het joodse gebruik om bij het bezoek aan een graf een steentje achter te laten, geen bloemen.

We maakten dankbaar gebruik van enkele mooie stenen meegebracht van een reis en we vonden betekenis in een korte tekst uit het boek Apocalyps:

‘Ik ben de Alfa en de Omega’ zegt God de Heer, ‘Hij die is en die was en die komt, de Alomvattende’ …/… ‘Ik zal geven van het verborgen manna; en Ik zal een wit steentje geven en daarop gegrift een nieuwe naam, die niemand kent dan hij die hem ontvangt. ‘

We gedenken vandaag de namen van allen die ons in hoop en vertrouwen zijn voorgegaan. Mensen die in de voorbije jaren in de Kuc- en de Dominicus-gemeenschap korte of langere tijd onze bondgenoten zijn geweest en niet meer onder ons zijn.

Ook de namen van onze geliefden willen wij hier en nu aan de vergetelheid onttrekken.

Hun levens en hun namen leggen we teder in de handen van de Ene die geen mens aan de vergetelheid prijsgeeft.

Mag ik u vragen de naam van de overledene die u wil gedenken vooraan te noemen en een steen op de tafel te leggen? Sommigen onder u hebben nu zo’ n steen met de naam van uw familie of vriend en vriendin op bij zich. Anderen niet, zij kunnen dan een steen uit de mand vooraan nemen alvorens de naam te noemen.

(We sluiten af met het leggen van rest van de onbeschreven stenen in een kom, en verwijzen ondertussen naar de talloze onbekende en vergeten doden, die we vandaag mee willen nemen in deze viering…)

Lied

Voor wie gestorven is (Blijf geborgen in je naam, wees als een mens gezegend…)

Ritueel van het licht (samen met de kinderen)

Draag de namen die wij noemen eens en altijd aan uw hart: Dat geen mens ooit dieper valt dan de palm van uw hand. God bewaar hen, bewaar ons. Laat ons bidden een licht zijn dat leidt doorheen het donker.

De kinderen mogen nu de theelichtjes plaatsen naast de stenen op tafel. Het licht wordt aangestoken aan de paaskaars.

Daarna stilte.

Inleiding tafeldienst

Tafellied: Die naar menselijke gewoonte (B628) + instellingswoorden

Hier rond de tafel herdenken we leven, dood en verrijzenis van Uw zoon,
Jezus van Nazareth, de eerste uit de doden, eindelijk een mens.
Hij heeft geleefd alles wat een mens te leven krijgt wanneer hij goed wil zijn,
alles wat onmenselijk en zinloos is, en niet te harden:
die honger, dorst en eenzaamheid gekend heeft,
die verraden is en toch aan u heeft vastgehouden in geloof: Jezus van Nazareth

Die in de nacht van zijn lijden en dood
brood heeft genomen en gezegd:
Ik wil gegeten worden, ik wil delen wat ik ben,
met jou, mijn naaste, en met ieder mens.

Die een beker wijn heeft ingeschonken
en doorgegeven en gezegd:
Ik wil gedronken worden,
ik zou mijn bloed, mijn ziel, prijs willen geven
voor een nieuw verbond van alle mensen

Zo nemen wij dit brood,
breken en delen het met elkaar,
ten teken van ons geloof dat het onmogelijke mogelijk is:
een nieuw verbond van mens tot mens,
gerechtigheid gedaan, God-in-ons midden

Zo reiken wij de beker over aan elkaar
in naam van hem die heeft gezegd:
kun jij de beker drinken die ik drinken moet?

Vredeswens

Na zijn dood, vertelt het evangelieverhaal, was dat het eerste wat Jezus aan zijn vrienden zei: vrede zij met u.
Herhalen wij die vredeswens voor elkaar vandaag, hier, verbonden in deze gemeenschap. Ook wij hebben die vrede nodig…

Slotgebed

Allerzielen

Waar zal je zijn?
In het geheim van de sterren
waar we samen naar kijken
of misschien in het lied van de wind?
En als het lente wordt in die kwetsbare tint
van een kortstondige bloesem?

Waar zal je zijn,
als we zwijgzaam van verdriet,
opnieuw je voetstappen horen
en hoe je zachtjes de deur sluit
zoals gewoonlijk?
En toch, wij vinden je niet.

Misschien heb je
ergens iets achtergelaten,
een briefje zomaar in een la,
met een voorzichtig bericht.
Dat je er straks wel zal zijn,
omringend op jouw manier,
maar onaantastbaar voor ziekte en pijn.

We zullen je, net als voorheen,
bij je naam blijven noemen.
Alleen wat zachter,
hoewel de stilte zelden zo hard valt.
De dingen staan roerloos
en jouw plaats aan tafel
bleef nimmer zo leeg.

Maar geef een teken.
Knipoog of leg een hand
op een schouder,
wanneer je een ogenblik
met ons meeloopt.
Zo ver kan je nooit van ons weggaan
dat er geen glimp van jou meer zou zijn.

Want dood is niet het laatste.
De liefde is sterker.

Kris Gelaude

Slotlied
Wat kunnen wij, levenden, beter doen dan elkaar zegenen in dit leven? Dat wil zeggen: elkaar het goede wensen. De vrede, het uitzicht, de kracht, de verbondenheid…
Bevelen wij elkaar elkaar in de hoede van de Eeuwige
die ons groet met vrede, die ons zegent met licht!
Zingen wij die viering uit met het lied : Zegening