Dominicus Gent
Viering van zondag 17 december 2023
Advent 3: strijd tegen armoede
Welkom allemaal, hier verzameld of ergens op afstand met ons verbonden.
Mysterie van moed en hoop,
het voelt goed om in te gaan op Uw uitnodiging
en samen te komen rond brood en wijn.
Nu de dagen korter en korter worden
is het goed hier, rond Uw Licht en warme nabijheid.
In het groeiend voortijdig licht van de drie kaarsen op de adventskrans
herkennen we de voorbode van uw belofte van Licht en Liefde voor allen.
We zingen U toe,
Gij, licht dat ons aanstoot
om schouder aan schouder
de strijd tegen armoede aan te gaan.
Licht dat ons aanstoot in de morgen
Licht dat ons aanstoot in de morgen,
voortijdig licht waarin wij staan
koud, een voor een en ongeborgen,
licht overdek mij, vuur mij aan.
Dat ik niet uitval, dat wij allen
zo zwaar en droevig als wij zijn
niet uit elkaars genade vallen
en doelloos en onvindbaar zijn.
Licht, van mijn stad de stedehouder,
aanhoudend licht dat overwint.
Vaderlijk licht, steevaste schouder,
draag mij, ik ben jouw kijkend kind.
Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen
of ergens al de wereld daagt
waar mensen waardig leven mogen
en elk zijn naam in vrede draagt.
Alles zal zwichten en verwaaien
wat op het licht niet is geijkt.
Taal zal alleen verwoesting zaaien
en van ons doen geen daad beklijft.
Veelstemmig licht, om aan te horen
zolang ons hart nog slagen geeft.
Liefste der mensen, eerstgeboren,
licht, laatste woord van Hem die leeft.
tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Antoine Oomen
WOORDDIENST
Joh 1, 6-8. 19-28
Er trad een mens op, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. Hij kwam om te getuigen van het Licht, opdat allen door hem tot geloof zouden komen. Niet hij was het Licht, maar hij moest getuigen van het Licht.
Dit dan is het getuigenis van Johannes.
De Joden uit Jeruzalem zonden priesters en levieten naar hem toe om hem te vragen: “Wie zijt gij?” Daarop verklaarde hij zonder enig voorbe-houd en met grote stelligheid: “Ik ben de Messias niet.” Zij vroegen hem: “Wat dan? Zijt gij Elia?” Hij zei: “Dat ben ik niet.” “Zijt gij de profeet?” Hij antwoordde: “Neen.”
Toen zeiden zij hem: “Wie zijt gij dan? Wij moeten toch een antwoord ge-ven aan degenen die ons gestuurd hebben. Wat zegt gij over uzelf?”
Hij sprak: “Ik ben, zoals de profeet Jesaja het uitdrukt, de stem van ie-mand die roept in de woestijn: Maakt de weg recht voor de Heer!”
De afgezanten waren uit de kring van de Farizeeën. Zij vroegen hem: “Wat doopt gij dan, als gij de Messias niet zijt, en ook Elia niet, of de pro-feet?” Johannes antwoordde hun: “Ik doop met water, maar onder u staat Hij die gij niet kent, Hij die na mij komt; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken.” Dit gebeurde te Betanië, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes aan het dopen was.
Johannes. ’t Moet toch een raar man geweest zijn. Gene gemakkelijke. Rondtrekken “in kemelharen pij”. De mensen onder hun voeten geven. Zeggen dat ze alles anders moeten doen. Eisen dat ze openlijk stelling nemen: dat ze zich laten dopen, zich eigenlijk zelfs publiek vernederen. Weinig zin voor compromis. Zijn nek uitsteken, zelfs als dat betekent dat zijn kop zal rollen. Van die rare mensen: dat roept vragen op. Wie zijn ze? Wat drijft hen? Waar komen ze vandaan?
Je kan er in stilte het jouwe van denken, en eraan voorbij gaan. Of er Paul Jambers of Luc Alloo op afsturen, en hun een micro onder de neus duwen. Of aan een psychiater vragen om snel even een diagnose te stellen. Want als we er een etiket kunnen op plakken, dan hebben we het al een beetje onder controle – minstens in onze gedachten. Je kan het een plaats geven. Het misschien op zijn plaats zetten. Het Repelsteeltje-effect: de kwelgeest verliest zijn macht zodra je weet hoe hij heet. Het vreemde wordt geneutraliseerd zodra je het in een woord kunt vangen. Van een aantal heiligen, bijvoorbeeld, heeft men geprobeerd te begrijpen wat er eigenlijk aan hen mankeerde. Hoe het komt dat ze zo vreemd, zo extreem zijn of doen? Normaal kan je dat toch niet noemen? Wat is hier de diagnose? Welke neurosen, psychosen of compulsieve stoornissen zijn hier aan het werk?
Het verhaal van Johannes vertelt dat er vanuit Jeruzalem een paar mensen uitgestuurd werden om te horen wie of wat die rare man eigenlijk was. En hij geeft geen direct antwoord. Op een bepaald moment is het zelfs alsof hij met hun voeten speelt: Ben jij misschien de Messias? Neen! Of Elia? Neen! Of de profeet? Ook niet! Maar wie hij wèl is: dat zegt hij niet. Telkens ze hem in verband brengen met iets of iemand die ze kennen, lijkt hij aan die categorisering te willen ontsnappen. Mijn diagnose zou zijn dat hij lijdt aan het imposter syndrome: mensen die een rol toebedeeld krijgen, maar die zich daar niet in thuis voelen; die vinden dat ze dat niet waard zijn, die denken dat ze dat niet aan zullen kunnen, dat ze door de mand zullen vallen…
Als hij uiteindelijk toch een antwoord geeft, probeert Johannes de aandacht van zich af te leiden. Het gaat niet om mij: na mij komt die groter is dan ik. Hij staat midden onder u, maar ge kent hem nog niet. De doorverwijsfunctie van Johannes. In de kunst wordt Johannes vaak zo voorgesteld en herkenbaar gemaakt: als degene die wijst naar Jezus. Er zijn zelfs afbeeldingen waarin het bezoek van Maria aan Elisabeth wordt voorgesteld, en waarbij je bij beide zwangere vrouwen een inkijk in de baarmoeder krijgt, en je kan zien dat foetus Johannes al zijn vingerke uitsteekt om naar foetuske Jezus te wijzen…
Dat idee van voorbereiden en doorverwijzen bij Johannes: dat komt nog op vreemde manieren terug. De vragen die hier aan Johannes gesteld worden: Wie zijt gij? Zijt gij de profeet? Of Elia? Of de Messias?: Jezus worstelt daar op een bepaald moment zelf ook mee. “Wie zeggen de mensen dat ik ben? En gij, wie zegt gij dat ik ben?” En dan komen dezelfde antwoorden: misschien de profeet, of Elia, of de Messias. En ook voor Johannes blijkt het toch allemaal niet zou duidelijk geweest te zijn. Als hij al in de gevangenis zit, net voor zijn dood, laat Johannes nog aan Jezus vragen: “Zijt gij de komende? Of hebben wij een ander te verwachten?”
Het antwoord van Jezus op dat moment lijkt op het eerste gezicht nog altijd wat ontwijkend. Op de vraag wie hij is, antwoordt hij niet met een naam of een titel, maar met een uitnodiging om te kijken naar wat hij doet. De identiteitsvraag wordt beantwoord met een activiteiten-antwoord. In de plaats van te filosoferen en te theologiseren over de ware aard en natuur van Christus: kijk eens naar wat er gebeurt. “Gaat aan Johannes zeggen wat gij hoort en ziet: blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd.” Voor de bijbelvaste Joden van die tijd, was dat antwoord duidelijk genoeg.
–
Beste mensen, als het over de vieringen bij Dominicus gaat, beweren wij vaak dat wij “de Bijbel naast het leven leggen”. Of zelfs “de Bijbel naast de krant leggen”. Maar hoe vaak denken wij, hoe vaak denk jij echt aan een bijbelcitaat als je een toestand beleeft of wil interpreteren? Voor mij is dit citaat er één. Als ik vaststel dat het in een discussie, of in mijn gedachten méér gaat over tot welke categorie dit of dat behoort; of over welke theorie hier best kan toegepast worden. Als ik, als wij méér bezig zijn met welke naam, welk etiket we op iets zullen kleven, en we ons vastrijden in fijnzinnige interpretaties van definities: dat kan intellectueel zeer bevredigend zijn, en misschien soms zelfs nodig. Maar het uiteindelijke criterium moet toch zijn: kijken naar wat er ècht gebeurt. Back to basics.
Die man, die vrouw die we daar zien liggen tussen het puin: is het belangrijk of het een terrorist is of een vrijheidsstrijder? Een burger of een militair? Een neonazist of een patriot? Hij, zij is er niet minder dood om. Dat kind dat zo vaak ziek is en wegblijft van school: is het er één “van ons”, van onze eigen vierde wereld? Hebben zijn ouders wel de juiste papieren? Of leven ze hier “in ’t zwart”? Is dàt wat telt, of is het vooral toch wat dat kind wèl en niet kan meedoen? Als iemand echt bevrijding vindt in een godsdienst: is het dan belangrijk of hij moslim is? Of bevindelijk gereformeerde? Of rooms-katholiek? Of dominicaan? Of jezuïet? 😉
Met de woorden van Juliet: What’s in a name? That what we call a rose by any other word would smell as sweet…
Kijk naar wat gebeurt, zei Jezus: blinden zien en lammen lopen, melaatsen worden genezen en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd. Daar gaat het uiteindelijk om…
Omdat Hij niet ver wou zijn
Is de Heer gekomen.
Midden in wat mensen zijn
heeft Hij willen wonen.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
Overal nabij is Hij
mens’lijk allerwegen.
Maar geen mens herkent Hem, Hij
wordt gewoon verzwegen.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
God van God en licht van licht,
aller dingen hoeder,
heeft een menselijk gezicht,
aller mensen broeder.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
Wilt daarom elkander doen
alle goeds geduldig.
Weest elkaar om zijnentwil
niets dan liefde schuldig.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
Weest verheugd, van zorgen vrij:
God die wij aanbidden
is ons rakelings nabij,
wonend in ons midden.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Bernard Huijbers
We zitten rond de adventskrans in de klas. Mijn 24 leerlingen staan erop dat de lichten uit gaan zodat we het kaarslicht beter kunnen zien. Het is december, de sint drukte is achter de rug en we starten de advent op. Advent, wat is dat ? O ja, juf, die krans, vorig jaar had je er ook zo eentje meegebracht. Buiten schemert het nog wat, de kinderen zijn zich bewust van die kortere dagen omdat ze zich ’s morgens en sommige ook ’s avonds in het donker naar school of naar huis bewegen. Lichtjes verschijnen in de straten en ik voel dat mijn leerlingen open staan voor die sfeer van licht en gezelligheid. Moslims en vooral veel ongelovige kinderen die mijn klas bevolken, denken samen met mij na waarop wij tijdens de advent aan het wachten zijn. Hoe jong ze ook zijn, ik probeer het kerstgebeuren open te trekken en verder te denken dan het kerstverhaal van Jozef en Maria op de ezel.
Robby, de handpop met ros haar zit naast de adventskrans. En ja, hier en daar gaat er een lichtje op, ja, die jongen was er vorig jaar ook bij…hoe heet hij ook al weer… Robby, ja juist, en ik denk erbij, jaja… die rmascotte van Welzijnszog gaat al jaren mee, maar het werkt nog steeds. Ik lees een deel van een verhaal voor waarbij Robby en zijn vrienden de hoofdrol spelen. Ze hangen aan mijn lippen en leven zich in en regelmatig onderbreekt een kind me om te zeggen dat zijn papa ook nachtwerk doet of dat ze iets herkennen vanuit hun eigen leven. Ze voelen het haarfijn aan wanneer Robby iets meemaakt wat helemaal niet fijn is en waardoor hij niet kan deelnemen zoals een ander kind. Tot daar het verhaal.
Ik stel voor om na dit verhaal samen een spel te spelen. Meteen voel je nieuwe energie om samen te spelen. Na wat chaos komen we toch tot 4 gemengde groepen. Het spel is eenvoudig: iedere groep kiest een doosje met knikkers. Ze zien niet hoeveel knikkers erin zitten. Om de beurt proberen ze een knikker in het mandje te gooien. Vol enthousiasme beginnen we, maar één groepje trekt meteen aan mijn mouw en zegt dat zij geen knikkers hebben. Dit moet een vergissing zijn. Zij kunnen immers geen knikker gooien. Ditmaal reageer ik niet zorgend, maar heel laconiek met ‘dat is pech hebben’. Twee meisjes doen nog hun uiterste best om me duidelijk te maken dat dit echt niet kan, zo kunnen ze niet deelnemen en dat kan toch niet de bedoeling zijn. Ik negeer hun vragende blikken en wij doen verder met diegene die knikkers hebben. Diegene die knikkers hebben scoren soms en joelen blij. Uit frustratie gooit een kind het lege doosje in de mand. Algauw ontdekt een tweede groepje dat hun knikkers op zijn en dat zij ook niet meer kunnen deelnemen. Bovendien was het met hun knikkers veel moeilijker om te scoren. We spelen nog een paar minuten verder, maar de frustraties stijgen. Juf, dit kan niet ! Dit is helemaal geen leuk spel ! Het groepje met heel veel knikkers wil toch nog wat verder spelen want ze willen hun score toch nog de hoogte in jagen. Ik leg het spel stil en vraag aan hen waarom wij dit spel spelen. Ik vraag hoe de verschillende groepjes zich voelen. Met dit spel ben ik erin geslaagd om de kinderen in een mum van tijd heel blij of ontzettend gefrustreerd te maken. Een paar pientere kinderen verwoorden de link met wat Robby in het verhaal meemaakte. Dit is niet de wereld waarin zij wensen te leven. Een simpel spel heeft hen meteen doen aanvoelen dat deze ongelijke beginsituatie zo oneerlijk is.
En toch, december 2023 moeten we helaas toegeven dat heel wat gezinnen in armoede leven. Deze week nog hoorde ik een CAW-medewerkster vertellen dat steeds meer jonge mensen dreigen een dak boven hun hoofd te verliezen. De niet begeleide minderjarige vluchtelingen vormen een grote groep, maar ook jonge mensen die moeilijke thuissituaties ontvluchten.
Welzijnszorg, waarvoor ik in een vorige job Vlaanderen rond reed, neemt ons al 50 jaar in dit verhaal mee. Via de Welzijnsschakels maakte ik kennis met de ervaringsdeskundigen. Politieke actie en het beleid aan de mouw trekken is altijd een belangrijk speerpunt van de organisatie geweest. Dit jaar staan mensen schouder aan schouder om 25 aanbevelingen aan onze politici over te brengen.
Vorige week werd hier een plaats voorgesteld waar die aanbevelingen al werkelijkheid waren. Voorlopig is dit nog niet gerealiseerd. Om iedereen echt aan het leven te laten deelnemen, zijn er op verschillende vlakken wel wat drempels weg te werken. Om niet in algemeenheden te vervallen, keer ik terug naar mijn klas.
Een kind in mijn klas is regelmatig afwezig. Heel jammer want er gaat zoveel leertijd verloren. Samen met de brugfiguur probeer ik het kind zoveel mogelijk naar school te krijgen. Ze is regelmatig ziek. Ze heeft vaak tandpijn. Nu ontdekte ik een paar weken geleden dat ze een rotte kies heeft, maar ze kan maar binnen 2 maanden naar de tandarts. We riepen de hulp in van het CLB, maar die reageerden niet. De hulpverleners zijn zo overbevraagd dat deze vraag niet belangrijk genoeg leek. Zelfs als wij op school als onderwijspersoneel aandacht hebben voor armoede, blijft het vechten voor zorg. Bij alle diensten wordt bespaard terwijl de noden zo aanwezig zijn. Je moet zo veel bewijzen, zoveel op papier zetten om zorg op maat te krijgen en dan krijg je toch te horen dat de middelen op zijn. Dit kind zal de resultaten van het PISA-onderzoek waarschijnlijk niet doen stijgen, integendeel. De vraag is dan wel of het kind faalde of de maatschappij waarin het toevallig met een rotte tand rondliep.
Eind augustus doe ik huisbezoeken. Ik nodig de kinderen uit om naar de open klas dag te komen. Ik moet eerlijk toegeven dat ik tijdens die rondes een ander Gent leer kennen. Ik kom op plekken die ik vroeger niet kende; lawaaierige appartementsblokken, opbrengstwoningen waarvan de bellen al heel lang niet meer werken, achterhuizen of benepen studio’s. Van sommige gezinnen weet ik hoeveel ze hiervoor maandelijks betalen. Ik kan dit bijna niet geloven. Toch klagen de bewoners niet omdat het zo moeilijk is om iets beters te vinden. Toegang tot sociale huisvesting en een betaalbare en toegankelijke privéhuurmarkt zijn aanbevelingen die voor veel kinderen een wereld van verschil kunnen maken.
Welzijnszorg pleit ook voor een sociaal rechtvaardige klimaattransitie. Er zouden collectieve oplossingen moeten komen om de klimaatuitdagingen aan te gaan. Deze week las ik nog in de krant de volgende kop: ‘Arme mensen pikken het niet van de bionademaffia dat ze minder vlees moeten eten.’ Zo’n titel sprak me meteen aan omdat ik me af en toe wel laaf aan een Bionade, een biologische frisdrank. Behoor ik nu ongewild toch tot een maffiabende ? In het artikel legt armoede-expert Wim Van Lancker uit dat wie centen heeft, wie een elektrische wagen koopt, een subsidie daarvoor kan ontvangen. Wie geen auto heeft, moet met de bus de bestemming bereiken, maar door besparingen wordt er binnen het openbaar vervoer gesnoeid. Mensen die zich geen auto kunnen veroorloven, kunnen niet meer rekenen op openbaar vervoer. Mensen die nog met een oude diesel rond rijden, zijn om klimaatredenen ook niet meer welkom.
Ik ben een grote voorstander van het Gents mobiliteitsplan, maar ik moet toegeven dat de manier waarop we dit doel willen bereiken toch maffiose kanten heeft. Ik begrijp nu beter waarom zoveel boze, gele hesjes de straat op trokken. Als we echt willen dat er iets verandert, moeten we samen tegen armoede vechten. Dit doe je niet door individuen de verantwoordelijkheid te geven of het initiatief van particulieren te subsidiëren, maar door collectieve oplossingen te zoeken. Daarvoor hebben we een sterke overheid nodig. De 25 aanbevelingen van Welzijnszorg zijn voor mij een signaal aan die overheid. Alleen schouder aan schouder kan je de strijd tegen armoede winnen.
Als hier of daar een vrouw wordt opgericht
en zich rechtop gekomen warmt in licht,
wordt weer een stukje schepping afgemaakt:
zij is tot haar bestemming aangeraakt.
Als ergens eens een man tot vrede komt
en zich niet langer in de strijd vermomt,
dan weer is het de levenskracht die wint:
hij durft het aan met zachtheid, als een kind.
Als in de buurt twee mensen samengaan
en elk het aandurft niet alleen te staan,
dan wint de liefde weer van angst de strijd:
zo komen mensen tot barmhartigheid.
Als wij hier samen delen onze kracht
en leren hoe de minste wordt geacht,
dan bouwen wij weer verder aan het Rijk
en mogen daarmee zijn aan God gelijk.
tekst: Gea Boessenkool; muziek: Berre van Thielt
TAFELDIENST
Welkom aan tafel
Welkom rond de eeuwenoude tafel van brood en wijn.
Dank voor de stilte, uw voorbeden, uw getuigenis….
Rond deze tafel weten we de liefde van onze overledenen dicht bij ons
Rond deze tafel mogen we verbondenheid ervaren met allen die waar ook ter wereld hetzelfde verlangen kennen naar een solidaire wereld.
Rond deze tafel mogen we oefenen hoe een samenleven zou kunnen zijn als we het leven delen, moeilijkheden samen dragen en vreugden vermenigvuldigen.
Gij die de stom geslagen mond verstaat
van alle stervelingen die wij zijn,
wij roepen U de naam toe van een mens,
Jezus, de zoon der mensen, uw geliefde.
Nooit sprak een mens als hij,
in hem verstonden wij uw bestaan, de zin van ons bestaan.
Hij is uw woord geweest, hij heeft volbracht
alle gerechtigheid, een mens voor allen.
Om zijnentwil zie ons, dit uur bijeen.
Zie alle stervelingen van de wereld.
Waar onze doden zijn, verkoold, verwaaid,
vragen wij u hebt Gij hen nog gezien?
Waarom genadeloos vernietigd worden
de armsten van de wereld uw geliefden;
waarom wij die met weinigen bezitten wat allen toebehoort,
uw woord niet doen,
geen wereld maken die in vrede is,
Gij die ons hebt gezegd wat leven is:
te doen wat goed is,
recht, elkaar bevrijden.
Op de avond voor uw lijden en dood hebt Gij brood genomen, gezegend, gebroken en uitgedeeld met de woorden ‘Neem, eet en deelt hiervan want dit is mijn lichaam, een nieuw verbond tussen mijn Vader en jullie’
Hij nam ook een beker met wijn, zegende die en sprak: ‘Drink hiervan, dit is mijn bloed, teken van een nieuw en levengevend verbond tussen mijn Vader en jullie’
Blijf op die wijze samenkomen om mij te gedenken. Moge het voor ons allen een bron van kracht, moed en zeker weten zijn dat alleen liefde wint.
Gij die dit woord ons ingegeven hebt,
een bron van kracht en moed en zeker weten,
Gij die het licht in ons geschapen hebt,
dat niet de duisternis ons overmeestert,
dat niet het laatste woord is aan de dood –
Gij die tot hier ons vasthoudt in het leven
Gij die ons afgestemd hebt op uw stem
Gij die ons hebt geschapen naar U toe,
Gij die ons zocht nog voor wij om U riepen
Gij die gezegd hebt dat Gij ons zult vinden –
wij roepen U de naam toe van uw mens,
Israël, deze aarde, uw geliefde.
tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Antoine Oomen
Onze Vader
Vredeswens
De strijd tegen armoede winnen wij samen – belooft Welzijnszorg.
We kunnen dan best beginnen met elkaar daarin te steunen, en courage toe te wensen: door elkaar een hand te geven, of elkaar toe te wuiven, een knipoog te geven, of op een andere manier vrede toe te spreken.
Als we dat doen, zetten we al een flinke stap richting “ideale wereld”…
Communie
ZENDING
De Zuid-Afrikaanse Dominicaan Albert Nolan schreef flinke tijd geleden hoe solidariteit groeien kan. Het begint met zien en horen van miserie die mensen treft of uitsluit en spontane hulp bieden. Geleidelijk komt er zicht op structuren die de miserie veroorzaken en komen ook politieke acties. Maar wie lang op weg gaat met mensen in miserie wordt soms gezegend met de ervaring niet zozeer hulp te verlenen maar een medestander of vriend te mogen zijn in een gezamenlijke strijd om miserie te voorkomen.
(projectie van cartoon met de 3 putten)
Welzijnszorg toont met deze cartoon duidelijk hoe zij de strijd tegen armoede zien
Hun klemtoon ligt niet zozeer op het geven van hulp aan mensen in de put (1ste tekening),
of op het sterk maken van mensen zodat ze vroeg of laat uit de put kunnen raken (2de tekening). Beide wegen zijn immers alleen maar nodig zolang er putten zijn.
Strijden tegen armoede kan veel eenvoudiger en definitiever: door putten te dempen en preventief te zorgen dat niemand ooit nog in een put moet zitten of vallen (3de tekening). Foei…iemand dacht dat men de put dempte terwijl er mensen in zaten !?
Laat ons net als vorige week het lied van de profeet Jesaja zingen over het dempen van putten opdat niemand daar nog hoeft in te vallen.
Elke heuvel moet geslecht,
elke bocht moet recht,
gedempt moet elke kuil en elke voor.
Elk-voor-zich wordt ongedaan,
geen geweld zal nog bestaan:
vred’ is onze weg: ga door.
Ga dan op weg in een lange stoet,
breng aan de mensen uw vredegroet.
Trek een spoor van hoop op een nieuwe tijd:
vrede, recht en veiligheid.
Elke heuvel moet geslecht,
elke bocht moet recht,
gedempt moet elke kuil en elke voor.
Elk-voor-zich wordt ongedaan,
geen geweld zal nog bestaan:
vred’ is onze weg: ga door.
Ga dan op stap, waag de ommekeer,
weg uit het land van meer en meer.
Leef een nieuw vertrouwen, een morgen daagt,
de minsten worden grootgemaakt.
Elke heuvel moet geslecht,
elke bocht moet recht,
gedempt moet elke kuil en elke voor.
Elk-voor-zich wordt ongedaan,
geen geweld zal nog bestaan:
vred’ is onze weg: ga door.
Leef dan de vrede: breek en deel,
roep om de vrede, maak mensen heel.
Waak en bid tegen haat en leed,
opdat wapens worden omgesmeed.
Elke heuvel moet geslecht,
elke bocht moet recht,
gedempt moet elke kuil en elke voor.
Elk-voor-zich wordt ongedaan,
geen geweld zal nog bestaan:
vred’ is onze weg: ga door.
Elke heuvel moet geslecht,
elke bocht moet recht,
gedempt moet elke kuil en elke voor.
Elk-voor-zich wordt ongedaan,
geen geweld zal nog bestaan:
vred’ is onze weg: ga door.
Tekst en muziek Carlos Desoete