Vasten 1 : over bidden

Dominicus Gent

Viering van zondag 9 maart 2014

Over bidden

 

Welkom op deze eerste zondag van de vasten.

Veertigdagentijd, woestijntijd, tijd om ons opnieuw te oriënteren op onze verhouding met God, met onze medemensen en met onze omgeving, tijd ook om die verhoudingen opnieuw bij te stellen.

Eerst bidden we zingend om openheid voor wat God met ons voorheeft, om wat wij kunnen worden, om fantasie, om een vernieuwde binnenkant, om genezing van onze angst. We doen dat met het lied ‘Kom in mijn klein bestaan’.

En we steken de paaskaars aan.

Inleiding op het thema bidden en gebed

Vandaag bezinnen we ons over ‘bidden’. En we nodigen u allen uit om er samen een meditatieve, een biddende viering van te maken. Bidden over ons bidden.

U kent het vers van G. Gezelle: ‘Oh, leert mij armen dwaas hoe dat ik bidden moet’.

Het is een herkenbare klacht van gelovigen, van heiligen uit alle tijden. We maken er onvoldoende tijd voor, we zijn verstrooid of niet in de stemming, (‘de wereld wil mij achterna, al waar ik ga of sta of ooit mijn ogen sla’), we vinden geen woorden, enz. Of we vragen ons af of het er iets toe doet of ik bid of niet.

En in onze tijd komt daar ongetwijfeld ook bij dat ons beeld van God zo anders is geworden.

Daardoor is de grondigste vraag wellicht deze: wat verwacht ik van mijn, van ons bidden?

En zoals bij het meeste dat in ons leven echt waardevol is: je kan maar leren bidden al doende. Zoals zwemmen en fietsen en sporten en liefhebben. Alleen wie het geregeld doet, zal ervaren, kan geloven hoe zinvol het is te bidden.

Laat ons daarom bidden: 

Gij God,

Vader en Moeder,

Aanwezige,

Onzichtbare,

Vergeef ons dat wij zo weinig bidden,

Te zelden ons hart, onze ziel en ons lichaam openen voor wat Gij met ons voorhebt.

Vergeef onze aarzelingen en onze angst om te bidden;

Uw stem roept ons immers wakker,

Gij vraagt aandacht voor wat buiten onze dagelijkse routines ligt,

Gij prikkelt ons om de grenzen van onze menselijkheid te verleggen,

Gij wilt dat wij voor elkaar uw beeld van gerechtigheid zijn.

Geef dan dat wij ons aan u durven toe te vertrouwen,

genees in ons wat gekwetst is,

doe groeien wat kwijnt.

Open ons hart en laat ons in onszelf, in anderen en in het heelal dat ons omgeeft

uw stromende bron van Leven en Liefde vinden.

Stem ons af op uw stem,

Stem ons af op uw stem, uw stilte.

Dit vragen wij u door Jezus van Nazareth, uw mensenkind, onze broer,

Hij die ons voorgaat,

Vandaag en alle dagen.

Zo moge het zijn.

 

Schriftlezing: Mt. 7, 7 – 11

Vraag, en jullie zal gegeven worden. Zoek, en je zult vinden. Klop, en er zal voor je worden opengedaan. Want ieder die vraagt, krijgt, en wie zoekt, vindt, en voor wie klopt, zal worden opengedaan. Of is er soms iemand onder jullie die zijn zoon een steen geeft als hij om brood vraagt? Of een slang als hij om vis vraagt? [ Als jullie dan, slecht als je bent, goede gaven weten te geven aan je kinderen, hoeveel te meer dan zal jullie Vader in de hemel het goede geven aan wie het Hem vragen.

 

 Overweging

1. Als kind tussen 10 en 12 jaar, heb ik me te pletter gebeden voor de zielen in het vagevuur. Om hen te bevrijden, zodat ze niet langer moesten afzien en uiteindelijk naar de hemel konden gaan. Allereerst bad ik voor mijn overleden familieleden. Dat was nodig want ze hadden, voor zover ik dat op dat moment kon inschatten, niet veel aan godsdienst en geloven gedaan en zouden zeker nooit rechtstreeks naar de hemel kunnen.

Daarna bad ik ook voor al die mensen die ik niet kende maar die door hun naasten misschien vergeten waren en als niemand voor hen bad, ja dan zouden ze wel in het vagevuur blijven. Dat was onmenselijk. Onrechtvaardig ook.

Deze tweede gebedsintentie was eigenlijk al een beetje problematisch. Want wie zou er nu kunnen nut hebben van mijn gebeden als er geen duidelijke bestemmeling was? Hoe zou dat verrekend worden? Bij wie zou dat afgetrokken kunnen worden van de tijd dat ze in het vagevuur moesten lijden? Dat was onduidelijk.

Het is bon ton om over deze manier van bidden een beetje smalend te doen. Dat wil ik uitdrukkelijk niet doen. Zich verbinden met wie overleden is, zich verbinden met het lot van onbekende mensen die misschien erg lijden, is niet iets om meewarig op terug te kijken. Bovendien kwam ik precies door deze oprechte devotie er al snel achter dat de idee van God als een soort boekhouder, die exact bijhoudt hoeveel, voor wie, wat, gebeden wordt, dat deze voorstelling niet klopt. Een God die mensen kunnen beïnvloeden, wiens beslissingen gestuurd kunnen worden,  ja zelfs naar onze hand gezet door enkel maar voldoende te bidden, dat vond ik echt beneden alles. Godonwaardig en onwaar. Ondertussen bad ik vanuit een verpletterend verantwoordelijkheidsgevoel voor al die lijdende zielen toch maar dapper door. – De daden volgen niet altijd logisch op de inzichten. – Alhoewel ik God steeds minder interessant vond: wat een ijdeltuit die gepaaid moest worden met gebeden.

Het werd steeds duidelijker: dit kan niet. Zo’n God bestaat niet. Uiteindelijk is dat bidden gestopt. Een veilige connectie met de overledenen viel weg en van God hield ik alleen over wat hij NIET was.

Dat is wel erg weinig en gaf  een gevoel van verweesd-zijn. Een kilte. Een soort eenzaamheid ook.

2. Enkele jaren later hoorde ik Ward Bruyninckx  zeggen: ‘Godsdienst: dat hebben we nog altijd niet goed begrepen. Dat is Gods dienst aan de mensen.  Het is God die de mensen dient. Mochten we dat begrijpen.’

Het duurde even alvorens ik mee was met wat hij zei. Het leek zo’n vreemde gedachte dat ik er mij niets bij kon voorstellen. Het heeft nog heel lang geduurd alvorens ik de draagwijdte en de betekenis van die omkering kon invoelen. Het zette alles op zijn kop en bleek steeds duidelijker richtinggevend te worden in mijn zoektocht. Een God die mensen dient.

Uiteindelijk zal het wellicht een valse tegenstelling blijken om te spreken over: ‘God die mensen dient versus mensen die God dienen.’ Maar de omkering in beleving was destijds gigantisch en ervaar ik nog altijd als fundamenteel.

Er kwam ineens ruimte voor dankbaarheid, voor een vierend bestaan.

Ik krijg van alles, ik mag open komen tot een leven waarin ik alles wat mij gegeven is, mag zien, horen, ruiken, smaken. Waarin ik niet enkel uitsluitend verantwoordelijkheden heb.

Ontdekken, leren zien hoe God dient. Naast de verontwaardiging en de inzet voor een beter samenleven, mogen verwondering en dankbaarheid ontluiken, worden groeikansen zichtbaar. De ontgoocheling om wat mensen mekaar aandoen, de woede om zo ongelooflijk veel onrecht zijn gebleven. Het gaat er echter om ellende te zien én betere perspectieven op het spoor te komen, om pijn én zorg te herkennen, om tegenslagen én leermomenten te ontwaren, om onrecht én solidariteit te onderkennen, om onmacht én veerkracht te ervaren Beide gebeuren en zo houden we de hoop levendig dat een betere toekomst op elk moment kan beginnen. Het contrast leert ons kijken met andere ogen: steeds weer bedreigde schoonheid, nauwelijks zichtbare tekens van een liefde die van hand tot hand in kleine gebaren doorgegeven worden.

Wellicht is het ook dat wat gebeurt wanneer we een kaarsje aansteken voor iemand die een moeilijke tijd doormaakt. Of wanneer we aan iemand voor wie we niets kunnen doen zeggen: ik zal aan je denken. Dan verbinden we ons in onmacht en botsen op grenzen, solidair met anderen. En dragen we in machteloze gebaren mekaar als in een netwerk over een afgrond gespannen, zoals één van onze liederen zingt.

Het is vertrouwen op de kiemkracht van het gekwetste en kwetsbare van deze planeet en al haar bewoners. Vertrouwen in God, het onkenbare mysterie van leven, wellicht is God zelf de meest kwetsbare van allen. ? Zoals Etty Hillesum schrijft: Dit ene wordt me steeds duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen we onszelf. Dit is het enige, wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige waar het op aankomt: een stukje van jou in onszelf, God. En misschien kunnen we ook meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen.

3. Bidden lijkt mij dan ook allereerst een wijze van aandacht schenken. Met Gods ogen naar de mensen, naar de schepping, naar mijn eigen leven kijken en ontdekken hoe alles en iedereen tot zijn recht moet komen, Overal en telkens opnieuw aandachtig en creatief participeren aan deze wordende wereld. Aandachtig en liefdevol luisteren naar jezelf, aandachtig en liefdevol kijken naar anderen, aandachtig en liefdevol spreken, aandachtig en liefdevol zwijgen, dansen, studeren,  koken, noem het maar. Dit vooronderstelt dat we ons telkens weer afstemmen op die dienende God: de stromende bron van liefde die ons leven raakt en energie geeft Dit afstemmen (‘fine tunen’) op Gods stem in ons vraagt meestal een breuk in de bedrijvigheid van de dag. We hebben allemaal zoveel te doen we steken ons leven zo vol.

Bang om iets te missen, missen we misschien wel het belangrijkste.

Sommigen vinden net als de monniken, een eigen ritme voor hun gebed: werk of ontspanning even laten voor wat ze zijn om op vaste tijdstippen te bidden. Dat kan helpen om niet overgeleverd te zijn door wat ons dagelijks op ons afkomt. Dagelijks een paar keer stilstaan is een oefening die de afstemming verinnerlijkt. gebeurt ook als mensen zich toeleggen op het veelvuldig herhalen van een kort gebed. Of op een mantra. Een beweging naar binnen om zich af te stemmen op Gods stem.

Anderen moeten een bres slaan in hun volgestouwde dagen om tijd te maken. De ratrace een halt toeroepen. Bidden is dan als het ware een ‘gat slaan’ in de tijd, tegen andere prioriteiten in.  Het lijkt erg onzinnig want waarvoor, waarom, waartoe, wanneer er geen boekhouder meer is die de vrome verdiensten bijhoudt? Het enige antwoord dat ik daarop kan bedenken, lijkt nog onzinniger: om te wachten op God. Een tijd radicaal niets doen. Want ‘Ik heb een kracht in mijn ziel die helemaal ontvankelijk is voor God.’ (Eckhart)

4. Toch blijkt het wachten op God vaak een wachten op Godot te zijn. In tegenstelling met de evangelielezing van vandaag: Vraag, en jullie zal gegeven worden. Zoek, en je zult vinden. Klop, en er zal voor je worden opengedaan. Want ieder die vraagt, krijgt, en wie zoekt, vindt.

Maar meestal gebeurt er helemaal niets.

Misschien omdat we moeten leren aandachtig wachten zonder te verwachten. God omwille van God loslaten en leren bidden zonder waarom, zou Meester Eckhart zeggen.

En zoals hij regelmatig doet, keert Meester Eckhart ook deze evangelielezing een beetje om. En spreekt hij over God als degene die onophoudelijk aan onze deur klopt om binnen gelaten te worden. Alleen zijn wij zo zelden thuis: Ik ben er zo zeker van als ik, dat niets mij zo ‘nabij’ is als God. God is mij nader dan ik mezelf ben.

Nooit heeft een mens zozeer naar iets verlangd als God ernaar verlangt de mens zover te brengen dat hij hem kent. God is altijd gereed, maar wij zijn vaak niet gereed. God is ons ‘nabij’, maar wij zijn ver van hem. God is thuis in ons, maar wij zijn in den vreemde.

Korte gebedsteksten / overwegingen telkens onderbroken door stilte

Het bekende gebed van John Henry Newman:

Ga, Lieflijk Licht, in deze donkere nacht

Ga gij mij voor!

De weg is lang en ik ben ver van huis

Ga gij mij voor!

Richt gij mijn voet; ik vraag u niet naar waar

Gij voert: een stap is mij genoeg.

*

Gilbert K. Chesterton

Heer, geef ons de kracht om de dingen te aanvaarden die onvermijdelijk zijn.

Geef ons de meod om de dingen te veranderen die veranderd moeten worden.

En geef ons bovenal de wijsheid om beide van elkaar te onderscheiden.

*

Er zijn ook manieren van bidden met het lichaam:

In haar boek ‘Mystiek en Verzet’ vertelt Dorothee Sölle, de Duitse bevrijdingstheologe, hoe lachen zingen en dansen een rol speelt in de mystiek van de meest uiteenlopende religies. Ook in de ‘ernstige’ religies van het boek. Middeleeuwse begijnen en nonnen beleefden een grote spirituele vrijheid, ze gaven zich over aan hun overweldigende mystieke vreugde, klapten in de handen, lachten luid en sprongen en dansten in groep. Over Rumi, de 13e eeuwse, Perzische moslim mysticus, begraven in Koyna (Turkije) vertelt D. Sölle dat hij na de geboorte van zijn zoon dagenlang danste. Zijn zoon zette het dansende bidden verder met het ritueel van de derwishen.

 

Inleiding op het tafelgebed

En laat ons nu de tafel dekken met brood en wijn en met al onze intenties.

God,

Gij zelf bidt in ons, Gij zijt onze hoop en ons verlangen naar trouw en liefde, naar gerechtigheid en vrede.

In de trouw en de liefde, de gerechtigheid en de vrede die wij elkaar geven, zijt Gij aanwezig.

Zo genezen wij en worden wij mensen, zo overkomt ons uw vreugde.

Jezus van Nazareth, uw mensenkind, gaf zich helemaal aan u en aan zijn medemensen. Ook in het vooruitzicht van zijn veroordeling en dood bleef hij trouw aan de liefde. Hij drukte dat uit in het simpele gebaar van breken en delen van brood en wijn.

Wij bidden u, als wij vandaag dit gebaar herhalen, spoor ons dan aan hetzelfde te doen: trouw te blijven aan de mensen, familie en vrienden, broers en zusters rond deze tafel, ook aan hen die er vandaag niet kunnen zijn, ver weg, of ziek; wij bidden voor hen van wie het huis waarin ze samenkomen om te bidden vernield werd door blind geweld, voor hen die lijden onder vervolging wegens hun geloof of hun geaardheid, voor hen die lijden onder oorlog of honger, voor hen die zich inzetten om het leed van medemensen te verzachten.

En delen wij met elkaar al onze intenties.

Wij doen dit in eenheid met alle christenen die waar ook ter wereld rondom uw tafel samenkomen; met alle mensen die ons in uw spoor zijn voorgegaan.

 

TAFELGEBED

Gij, scheppende God

U danken we

om alles wat ons gegeven is,

deze aarde en ons leven,

lucht en adem,

zon en water,

vriendschap en brood.

 

Niemand heeft u ooit gezien,

maar wij zijn in u,

en Gij zijt in ons.

Wie luistert, hoort uw stem.

 

Het verlangen naar goedheid en gerechtigheid

hebt gij ons ingeschapen;

vóór wij ú zoeken, hebt Gij ons al gevonden.

 

Wijzen, heiligen, profeten zijn ons voorgegaan,

zij hebben ons uw naam geleerd,

de Naam: Ik zal er zijn.

Uw Woord: een belofte van trouw.

 

Wees hier aanwezig, onder ons,

Nu wij zingend bidden:

 

O Heer God, erbarmend, genadig, lankmoedig

rijk aan liefde, rijk aan trouw,

bewarend liefde tot het duizendste geslacht

 

Gij scheppende, levende God.

Gij toont u zelf

in hen die onrecht herstellen,

in wie luistert naar de geteisterde harten van medemensen, 

in wie zieken nieuwe toekomst geeft,

in wie goed nieuws brengt aan verdrukten,

in wie uitzicht biedt aan gevangenen.

 

Toch is ons vertrouwen broos,

in ons wint de duisternis het vaak van het licht.

Als we uw spoor kwijt zijn,

en uw nabijheid missen,

laat ons dan terugkeren naar de tafel van uw zoon Jezus.

Zoals hij zijn leven deelde met mensen,

zo maakte hij brood en wijn tot beelden van zijn aanwezigheid.

Waar wij delen wat we hebben en zijn,

voedsel en drank worden voor mekaar,

daar is hij in ons midden.

 

Wij danken u voor de gaven van deze tafel,

en wij zingen:

 

O Heer God, erbarmend, genadig, lankmoedig

rijk aan liefde, rijk aan trouw,

bewarend liefde tot het duizendste geslacht

 

Gezegend zijt Gij

levende, scheppende God

Om Jezus van Nazareth.

Die op de vooravond van zijn sterven

met zijn vrienden aan tafel was.

Hij nam brood, dankte, brak het en deelde het uit

met de woorden:

Neemt en eet,

dit is voor u mijn lichaam,

mijn hele leven.

 

Ook voor de beker met wijn dankte hij

en gaf hem rond.

Dit is het teken van de nieuwe verhouding tussen God en mensen, zei hij.

En drink hiervan tot mijn gedachtenis,

 

            (Stilte)

 

Gij, levende, scheppende God,

Wek ook in ons de kracht die anderen doet leven.

Laat ons zingen:

 

O Heer God, erbarmend, genadig, lankmoedig

rijk aan liefde, rijk aan trouw,

bewarend liefde tot het duizendste geslacht

 

In een ononderbroken keten van vele eeuwen zingen wij het gebed dat hij ons leerde: Onze Vader…

 

(foto/Guido vanhercke)