Vasten 2: over diakonie

Dominicus Gent, zondag 16 maart 2014

Tweede viering van de vasten

Over diakonie…

 

Welkom op deze viering. We willen het in de eerste drie vieringen van de vasten hebben over drie aanmaningen van Jezus vlak na zijn Bergrede: vorige week ging het over bidden, dat in het verborgene moet gebeuren; vandaag over aalmoezen geven, dat ook in het verborgene moet gebeuren ( “laat uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet…”). En volgende week dan over het vasten zelf.

We zullen het vandaag niet over aalmoezen zelf hebben, maar – breder gezien – over diakonie, over de zorg voor elkaar als gemeenschap, en de zorg voor iedere mens die daar bij ons beroep op doet.

Drie thema’s die regelmatig reflectie verdienen: over de relatie met God (gebed), over de relatie met de medemens (diakonie), over de relatie met jezelf (vasten). Vandaar ook hun plaats in deze vastentijd, tijd van reflectie en inkeer…

Maar laten we de paaskaars aansteken, als het licht dat iedere mens nodig heeft om te kunnen zien, om het leven te kunnen zien…

En bidden we:

Die ons geroepen hebt, die ons nog zoekt, ons aanziet, wilt kennen:

wij die niet horen, vluchten en zwijgen, wek ons tot leven!

Die aan ons vasthoudt, ons leven ten goede: sta ons voor ogen!

Doe ons elkaar zien zoals Gij ons ziet!

Die ons geroepen hebt: hoor ons gebed!

 

Over diakonie

Vandaag over dat oude, gekende begrip: diaconie. In een ver verleden vaak beoefend als liefdadigheid, waar eigenlijk dienstbaarheid bedoeld wordt. In de christelijke context is het niet los te denken van barmhartigheid en gerechtigheid.

Het woord diaconie komt uit het Grieks en betekent bediening, dienst, hulp.

Diaconie is de plek waar woord en daad, inspiratie en actie elkaar vinden. De plaats waar geloofsovertuiging handen en voeten mag krijgen.

Vele mensen van deze Dominicusgemeenschap zetten zich met hart en ziel in voor meer gerechtigheid en heelheid. Vorig jaar was er elke maand een engagementsviering. We vierden de inzet en de dienstbaarheid in allerlei organisaties en groepen. Met veel respect en nabijheid hebben we geluisterd naar verhalen van mensen die zich inzetten voor mensen in nood. Vredesbeweging, verenigingen waar mensen in armoede het woord nemen, 11 11 11, ziekenvervoer, organisaties voor mensen met een beperking, … Er zijn de Werkgroep Vluchtelingen in Gent en de Plezante Doeners voor een propere buurt: twee initiatieven waarmee Dominicus zich formeel verbindt.

Vele vormen van ‘diaconie’ komen in onze vieringen wel vaker aan bod.

Vandaag echter willen we vieren rond diaconie/dienstbaarheid binnen onze gemeenschap. De kleine, eenvoudige zorg voor elkaar, voor de mensen die hier op zondag samen komen. We voelen de noodzaak om dit op te nemen, maar we moeten vaststellen: het laat zich niet gemakkelijk organiseren. Ooit startten we met een werkgroepje: rond de tafel zitten en plannen, wie neemt wat op, wie is verantwoordelijk voor … Het was een kort leven beschoren. Want nood aan zorg en nabijheid houdt geen rekening met agenda’s. Verdriet, ziekte, pijn, en de daaruit voortvloeiende nood aan bemoediging of aanwezigheid komt onaangekondigd. Geen enkele app (of ander hoogtechnologisch snufje) is in staat dit te voorzien. En ook niemand hoeft een mandaat te krijgen om iemand nabij te mogen zijn of aandacht te hebben voor concrete noden. Gelukkig mogen we op elkaar rekenen en kunnen we het ‘zorgen voor’ aan elkaar toevertrouwen, ieder naar eigen vermogen en beantwoordend aan de nood van het moment.

Waar we in de vorige eeuw vooral druk bezig waren met studie, job, engagementen en kroost, leven al velen van ons in een rustiger tempo en weten we dat de jaren die voor ons liggen geteld zijn. Dat wil zeggen dat we ook mogen leren elkaar nabij te zijn in de laatste fase van ons leven. Vorig jaar vierden we in onze gemeenschap het afscheid van Mimi Dierick. Met de voorgangersgroep en de mensen van de logistiek denken we verder na over uitvaart en afscheidsvieringen. We kunnen/mogen dit doen, omdat zorg, nabijheid en dienstbaarheid wezenlijk deel zijn van onze vieringen. En hoe we, soms in een enkel klein gebaar, mogen delen in elkaars vreugde en verdriet.

Al meer dan 33 jaar werk ik mee in de huisartsenpraktijk van mijn partner. De voorbije weken zijn er enkele bejaarde patiënten overleden. Mensen voor wie Jef al meer dan 30 jaar huisarts mocht zijn. Mensen halen dan herinneringen op, vertellen over ziekte en behandeling maar halen ook schijnbaar onbelangrijke dingen boven. Over die zondag dat hun dokter op bezoek kwam in het ziekenhuis, en hoe hij op een namiddag luisterde naar het verhaal van de specht die tegen het raam aanvloog en opgezet in de woonkamer terecht kwam. De dame die vertelt dat ze nog alle communiekaartjes heeft van onze kinderen. De man die zich mijn moeder herinnert en haar beginnende dementie.

Schijnbaar onbelangrijke dingen, vluchtig en onvoorzien. Maar met eeuwigheidswaarde – “schepping die wordt afgemaakt – tot haar bestemming aangeraakt.”

Zingen we dit lied van nieuwe schepping: tekenen van hoop

Over “tot elkaar geroepen gemeenschap”

Deze gemeenschap, waar de diakonie voor moet zorgen, is niet zomaar een gemeenschap. Je zou kunnen denken dat die eigen gemeenschap een toevallig bijeengeklonterde groep mensen is , die het nu eenmaal aangenaam vinden om hier wekelijks samen eucharistie te vieren. Nee, er zit een geweldig vergezicht in dat woord ‘gemeenschap’, dat ik niet beter kan omschrijven dan met enkele woorden van het drempelgebed dat we net zongen: Die ons geroepen hebt, die ons nog zoekt, ons aanziet, wilt kennen: hoor ons gebed! Doe ons elkaar zien zoals Gij ons ziet!

Een Jezus’ herinnering vierende gemeenschap is een geroepen gemeenschap: geroepen om de hoop achterna te gaan, dwars door vertwijfeling en cynisme, in Jezus’ spoor, maar ook in het spoor van zovelen voor hen die ook dit vergezicht bleven zoeken.

Oosterhuis schreef over zo’n geroepen gemeenschap mooie dingen in een voordracht voor de Amsterdamse Studentenecclesia. Ik citeer een stukje:

“In de Griekse vertaling van de joodse bijbel, de Septuaginta, is ekklesia de weergave van het Hebreeuwse woord qahal, dat ‘bijeengeroepen’ betekent. Die twee woorden, qahal en ekklesia, duiden op mensen die niet op eigen initiatief bij elkaar gekomen zijn en op eigen kracht bij elkaar blijven. Ze zijn bij elkaar gehááld, door een stem, woorden, een verhaal, en ze worden bij elkaar gehouden door dat verhaal.

De qahal van de ‘kinderen van Israël’, die allereerste bijeengeroepenen, werd bijeengehouden door woorden van bevrijding, een oproep tot uittocht, een verhaal over goed wijd land. In het Griekse ekklesia klinkt het woord kalein, ‘roepen’, door, en ek betekent ‘uit’: ekklesia, dat zijn zij die ergens uit weggeroepen zijn, en ergens naar toe. Dat woord roept het beeld op van een weg die gegaan moet worden en van reisgenoten. Het woord ‘kerk’ roept andere beelden op, een kerk staat, een ekklesia gáát.”

Maar die gaande gemeenschap is nog op een andere manier geroepen. Ze is tot elkaar geroepen. Hoop is niet alleen het vergezicht van een nieuwe, andere wereld, hoop is ook de meest concrete verzuchting van de mens die naast je meeviert, van de mens die je goeiedag zegt. De kinderen van Israël waren slaven en gingen op weg om kinderen te worden van een God die hen als een liefdevolle vader riep. Maar ook wij kunnen soms slaven zijn, van een zorg die niet weggaat, van een verslaving, van omstandigheden die ons gevangen houden, van een lichaam dat niet meer meewil. Dat is diakonie: je laten raken door elkaar. En proberen dat geraakt zijn te bewaren als een kostbaarheid. Diakonie is niet alleen elkaar echt zien, maar daar ook trouw aan blijven. Wat je eenmaal hebt gehoord, kan en mag je niet meer vergeten. Iemands binnenkant is heilige grond: als je die eenmaal hebt mogen betreden, kan je niet meer terug. Wil je ook niet meer terug, want je beseft hoeveel jij zelf ook gekregen hebt…

Nabijheid is trouw. Diakonie is blijven meegaan in de verhalen die je ooit getroffen hebben, zei Annemie tijdens de voorbereiding. Wie verstand had van die trouw, dat was de Samaritaan. “Zorg voor hem”, zei hij tegen de waard van de herberg, “en als u meer kosten moet maken, zal ik u op mijn terugreis vergoeden.”

Mijn schoonbroer Marc, confrater van Ignace en Bernard, zei ooit: de viering begint voor de viering en eindigt niet met de viering. Als dat zichtbaar wordt, zit het goed met de gemeenschap die daar viert. Ik zie, voor en na de viering, veel vriendschap. En dan denk ik: het zit wel goed met deze Dominicusgemeenschap.

En laten we wie nieuw is, blijven aanspreken. En laten we wie oud of ziek is en niet meer naar de viering kan komen, blijven bezoeken.

En laten we ons blijvend inspireren door het leven van Jezus: hoe hij, soms tegen de druk van zijn omgeving in die efficiëntie wou, stilstond bij één enkele mens, vragen stelde, vragen bleef stellen; hoe hij zàg, in de ziel van mensen kon kijken; hoe hij mensen hielp om grenzen te stellen; hoe hij niet bang was om zelf grenzen te stellen rond  mensen, als ze dat zelf niet meer konden, of nooit gekund hadden; hoe hij dankbaar was voor vriendschap en attenties; hoe hij kon genieten van het samenzijn…

En laten we ons blijvend inspireren door de woorden van het oude Boek: hoe daar een zich wegcijferende God met zoveel liefde en aandrang spreekt dat de aangesprokenen zich wel heilige grond moéten voelen.

 

Straks lezen we nog een kleine bloemlezing van woorden uit het oude boek. Woorden die ons tot gemeenschap roepen… Maar eerst zingen we ter afronding van deze overweging, een bekend en geliefd lied: Vriendelijk licht. Sommige woorden in dit lied treffen mij nu voor het eerst, omdat ze een samenvatting zijn van alles wat wij over diakonie hebben willen zeggen. Het licht wordt in de 2e strofe ‘huid nabij’ genoemd: dat is toch wat we voor elkaar willen zijn, een ‘nabije huid’… En in de laatste strofe wordt nog eens het uitzicht, het vergezicht scherp gesteld: stormen kunnen we bij elkaar niet uitdoven, de dood ook niet, maar we kunnen wel ‘geboorte uitzingen’

 

Schriftlezing: een kleine bloemlezing roepende woorden…

 

Uit psalm 68:
“Zoals rook verwaait op de wind, zoals was wegsmelt voor het vuur, zo vergaan voor Gods aanblik de duisteren.

De rechtvaardigen echter, in hen is jubel en blijdschap, en ze vieren in vreugde zijn naam.

Zingt dan voor de Eeuwige, psalmzingt zijn naam, want hij is de vader van de verweesden, voor de vrouw die haar man mist voert hij het pleit. De vereenzaamden geeft hij een thuis en wie gevangen was doet hij uitgaan in voorspoed.”

(piano)

Uit Jesaja (48)
Luisterde je maar naar mijn geboden,

dan zou jouw vrede zijn als een rivier,

en je gerechtigheid als de golven van de zee.

Je nageslacht zou zijn als het zand,

je nazaten ontelbaar als zandkorrels.

Je naam zou nooit worden uitgewist,

maar voor altijd bij mij voortleven.

Trek weg uit Babel, ontvlucht de Chaldeeën!

Verkondig dit met luid gejuich, laat het horen,

laat weten tot aan de einden der aarde:

‘De Eeuwige koopt zijn dienaar Jakob vrij!’

Hij voert zijn volk door de woestijn,

ze zullen geen dorst lijden;

hij laat water voor hen stromen uit de rots,

hij klieft een rots en het water gutst eruit. “

(piano)

Uit Matteus 25
“Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.
Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”

 

 

Inbreng van de gemeenschap

Opdat we hier niet vruchteloos bijeen zijn

Dat belofte mag geoogst worden.

Dat we elkaar nabij mogen zijn en van hieruit meedragen

wat ons kan troosten en sterken.

Mag ik u uitnodigen om na te denken, te bidden, voor wat nabijheid mag betekenen in onze gemeenschap. Bij wat ons vreugde en vrede kan schenken.

IMG_3751

(foto: Guido Vanhercke, beeld in collegiale van Nijvel)