Dominicus Gent
Viering van zondag 18 augustus 2018
Met andere ogen kijken…
“Wellicht bestaat een van onze meest dringende opdrachten erin om terug te leren reizen
Eventueel naar zij die ons het meest nabij zijn
Om opnieuw te leren zien
De ontdekkingstocht zal lang zijn, gevarieerd en fascinerend
Laat ons niet langer talmen: we vertrekken!”
Deze tekst waarmee de vorige viering werd beëindigd, is het perfecte begin van deze viering. We hadden het hier al een paar keer over wat op reis gaan met je kan doen: er even tussenuit zijn, de routine en vanzelfsprekendheid van elke dag doorbreken, tot rust komen, je blik en ingesteldheid verruimen, leren appreciëren wat je hebt… Dingen die van jou (hopelijk) een ruimdenkende, relativerende, betere mens maken, die een klaardere kijk krijgt op wat hij/zij belangrijk vindt.
Maar moet je daarvoor op reis gaan? Is het mogelijk om je blik van elke dag te veranderen zonder dat je in een “vreemde” omgeving terecht komt?
Natuurlijk kan dat, als je leert met andere ogen te kijken, je eigen manier van denken verandert. Als je op reis bent is dat makkelijker, je bent uit je vertrouwde omgeving, je weet dat gebruiken, gebouwen, eten, cultuur anders zijn dat thuis.
Thuis zijn kan je ook een beetje gevangen houden in wat je gewoon bent te doen, te denken. Het is soms niet evident om dat patroon te doorbreken. Het is soms wat out of the box denken, wat creativiteit opbrengen. Bv. de gezelligheid van samen op straat te zitten is een van die leuke aspecten uit het zuiden die wij hier missen. Mijn zus vertelde dat, tijdens het wereldkampioenschap voetbal, haar overbuur een tentje had opgezet in zijn voortuin, waar mensen uit de buurt samen naar de voetbal konden kijken bij een glas. Zo gaf hij de buren kans om elkaar te vinden en beter te leren kennen bij een ontspannend gebeuren.
Of andere mensen leren kennen: daarvoor hoeven we niet ver te gaan. Een van de auteurs van
“Ode aan het niet reizen “ beschrijft hoe ze op een terrasje zit naast twee mensen met een Lonely Planet over Japan. Ze probeert een praatje te slaan met de beide heren, maar die houden het kort, want ze willen blijkbaar verder lezen in hun reisgids.
Als ze uiteindelijk toch een antwoord krijgt op haar vraag wat hen boeit in het reizen, antwoorden ze: “Dat je nieuwe mensen leert kennen, mensen die je anders nooit spreekt.” Alsof je daar dus naar de ander kant van de wereld moet gaan. Er zijn hier massa’s mensen die boeiend en anders zijn, waarmee je in contact kan komen als je de moeite wil doen, als je er open voor staat.
De grote filosoof Kant ging zijn voordeur niet uit, maar nodigde mensen van allerlei slag en nationaliteiten uit om bij hem te komen. Zo haalde hij de wereld binnen. Zo stelde hij zijn wereldbeeld, mensbeeld voortdurend bij.
Met verwondering kijken helpt ook. Verwondering laat ons de dingen, mensen, gebeurtenissen in een ander licht zien. Ga maar eens op stap met een klein kind dat het spel van het licht nog ziet, of geboeid wordt door een spinnetje, een paddenstoel, een keitje. We zijn zo dikwijls aan het denken, plannen, piekeren terwijl we iets doen, dat we dikwijls niet zien wat er rondom ons gebeurt, wat er is. Hoe dikwijls heb ik mezelf niet betrapt dat ik niet goed meer weet wat ik op de wandeling zag, omdat ik bezig was met een of ander probleem. Of niet aandachtig luisterde omdat ik in gedachten met andere dingen bezig was.
Met andere ogen kijken: is dat niet wat de verhalen uit de Bijbel, en bij uitstek de verhalen over Jezus, ons proberen te leren? Jezus optreden is een aaneenschakeling van verhalen over anders kijken. Opdat we zo recht zouden doen aan de mensen, aan de wereld, en aan onze relatie met wat Jezus zijn Vader noemt.
Luisteren we naar de lezing uit Johannes .
Lezing: Johannes 9, 1-13
In het voorbijgaan zag Jezus iemand die al vanaf zijn geboorte blind was. Zijn leerlingen vroegen: ” Rabbi, hoe komt het dat hij blind was toen hij geboren werd? Heeft hij zelf gezondigd of zijn ouders?”
“ Hij niet en zijn ouders ook niet, “ was het antwoord van Jezus, maar Gods werk moet door hem zichtbaar worden. Zolang het dag is moeten we het werk doen van hem die mij gezonden heeft; straks komt de nacht en dan kan niemand iets doen. Zolang ik in de wereld ben , ben ik het licht voor de wereld. “
Na deze woorden spuwde hij op de grond. Met het speeksel maakte hij wat modder, hij streek die op de ogen van de blinde en zei tegen hem:” Ga naar het badhuis van Siloam en was u daar.” (Siloam is in onze taal: ‘gezondene’). De man ging weg, waste zich, en toen hij terugkwam kon hij zien.
Zijn buren en de mensen die hem kenden als bedelaar zeiden:” Is dat niet de man die altijd zat te bedelen? De een zei: “ Ja , die is het,” en de andere: “Nee, maar hij lijkt er wel op.”
De man zelf zei:” Ik ben het echt.”
In het voorbijgaan, zo begon de lezing uit het evangelie volgens Johannes.
Ik wandel door Gods seizoenen, de eerste zin van het lied dat we daarvoor zongen.
Laat ons niet langer talmen: we vertrekken!, nemen we mee uit de viering van vorige zondag.
Geef toe, in géén tijd en met een klein beetje goede wil, vertoeven we op dit moment al vér van huis. En dat zomaar van op onze (comfortabele) kerkstoel.
Zondag na zondag worden we uitgenodigd om ‘op stap’ te gaan. Want in de verhalen van de christelijke traditie is ‘reizen’ nooit ver weg. In die lange bijbelse traditie vertrekken mensen dat het een lieve lust is. Abraham, Jozef, Egypte, Tobit enz.: we kennen allemaal het reisverhaal dat deze namen oproepen. De lezing van vandaag neemt ons mee op stap met Jezus – altijd onderweg langs dorpen en steden. Hij is op stap naar Jeruzalem. Je zou zijn reis bijna kunnen uittekenen op een kaart. ‘Op reis met Jezus’.
Maar laten we ons niet misleiden: reizen is hier niet het zaligmakende doel. Niets mis mee natuurlijk – zeker in dit hete seizoen van vakantie en ontspanning waarin ‘op reis gaan’ voor sommigen bijna een vanzelfsprekendheid is of zelfs een ‘moeten’ wordt.
Zoals Ingrid al aangaf: om actief te kijken en te zien hoef ik geen verre, vreemde oorden op te zoeken. Het komt er vaak op aan ‘te zien wat is’. Dat wat zich aandient op onze dagelijkse weg. Of de mens die ons pad kruist. Met andere ogen kijken en zien. Zoals we het lezen in ontelbaar veel verhalen over Jezus.
In de evangelielezing van vandaag werden we getroffen door de eerste en de laatste verzen. In het voorbijgaan, zo begint de verteller. Het verhaal begint op een schijnbaar achteloze manier. Hoeveel mensen zouden die dag al gepasseerd zijn zonder acht te slaan op de man aan de kant van de weg? En dan is er toch iemand die hem ziet.
Het verhaal van vandaag eindigt bij een vraag. Even blijven de buren en kennissen in het ongewisse. Is het de man die hier altijd zat te bedelen? Ja? Of lijkt hij er alleen maar op?
‘Ik ben’ zegt de blindgeborene. De man die nooit eerder zag.
Het hoeft geen betoog dat Johannes, die grote verteller, hier meer zegt dan er letterlijk te lezen valt. Het evangelie volgens Sint-Jan is een geval apart. Daterend uit een latere periode dan de collega evangelisten, worden de gekende verhalen opnieuw overdacht en in een ander licht gezet. De verzen 1 tot 13 uit hoofdstuk 9 die we hier net beluisterden (trouwens het hele grotere geheel tot hoofdstuk 10, 21) gaan over de vraag: wie ziet en wie ziet niet. Wat zorgt ervoor dat de niet-zienden toch zien en de zienden niet tot zien komen? Jezus is op weg naar Jeruzalem voor Soekkot of het Loofhuttenfeest: het feest dat zeven dagen duurt. Hier wordt herdacht dat de Israëlieten veertig jaar lang door de woestijn trokken. De laatste dag van die week wordt het lichtfeest gevierd.
Met deze kennis voor ogen krijgt het verhaal van de blindgeborene een andere dimensie.
Johannes wil hier iets vertellen over de betekenis van Jezus’ leven, over de ommekeer die hij teweeg brengt (kan brengen).
De blinde man uit ons verhaal krijgt slijk (aarde vermengd met speeksel) op zijn ogen gesmeerd. Aarde verwijzend naar het scheppingsverhaal waar God uit stof de mens maakt. Maar ‘slijk’ kan ook de verwijzing zijn naar het volk Israël dat leeft in een schijnbaar uitzichtloze situatie. De Romeinse overheersing weegt loodzwaar en laat nauwelijks hoop op beter leven toe. Zoals vandaag in Venezuela, in bezet Palestina en op zoveel plaatsen op deze wereld. En het ‘slijk der aarde’ zoals wij vandaag de uitdrukking kennen hoeft geen uitleg.
Zou er echt geen uitzicht mogelijk zijn?
Jezus stuurt de blinde man naar de vijver van Siloam om zich daar te wassen, te reinigen. Een bekend gegeven voor de joden van die tijd: op de laatste dag van het Loofhuttenfeest wordt water uit de Siloam geput, om er mee in de tempel het grote reinigingsritueel te voltrekken. Een reinigingsritueel dat symbool staat voor de heropname van een mens in Israël. Uit zijn gemeente gestoten o.w.v. onreinheid (de koosjere jood kent tot op de dag van vandaag heel wat reinheidsvoorschriften). We kunnen bij dit ritueel ook denken aan de doop – bij ons meestal de kinderdoop – , de nieuwe mens die geboren wordt en wordt opgenomen in de kring van zorgende en nabije mensen.
Nu kunnen we ons afvragen: ziende maken door slijk te smeren en zich te wassen (reinigen) in een nabije waterplas … Makkelijk zat toch om mensen te genezen. Helaas.
Wat speelt hier dan wel?
Het is ons al lang duidelijk: in het verhaal van de blindgeborene gaat het over Jezus, de gezondene. Het gaat om meer, of liever, over iets anders dan over het wonder van de genezing. Johannes maakt hier duidelijk dat wie geraakt wordt door de woorden en het handelen van Jezus het verschil kan maken. Het is wel degelijk mogelijk, deze wereld omgekeerd. Zoals in het gezongen lied: wij wandelen door de seizoenen, vervulling, een leven lang, een zegening niet te noemen. Dat is het visioen. De boodschap van toen is vandaag niet minder actueel: het visioen van God met mensen – leven, voor alles en allen – raakt vaak ondergesneeuwd door belangen van macht en eer en geld. Ingegeven door valse profeten die angst en ‘eigen volk eerst’ prediken. Jezus opent mensen de ogen. Of is het eerder: wie van Jezus’ worden en daden weet, wordt zelf de ogen geopend voor de mensen om zich heen. Wat een kans!
De Bijbellezing vandaag vertelt ons dat een nieuwe, een andere manier van leven mogelijk is. De oude mens wordt afgelegd, de nieuwe mens komt naderbij. Wees gerust: het is symbolische taal. Het wordt niet of of. Het oude of het nieuwe. Zal niet altijd, in elk van ons persoonlijk en in alle leven, het nieuwe én het oude verenigd blijven? Hoe dan ook: leven is op weg gaan, en zien – soms even – maar steeds met aandacht – zien en gezien worden.
Geef mij vrede, zet mij open
Dat de adem mij verovert, grote adem van wat leeft.
Laat mij stromen, samen met wat stromen moet.
Deze verzen uit het Klein leergebed mogen ons iets vertellen van wat ook Johannes ons probeert duidelijk te maken: maak ons ziende op onze levensweg.
Inbreng gemeenschap
Geef mij vrede, zet mij open. Het verhaal van God met mensen is geen eenzijdig hoera-verhaal. De geschiedenis toont ons naast bloei, geluk en voorspoed ook een resem van mislukkingen, verval en neergang. Tot op vandaag worden mensen niet gezien, gekend. En toch … op de weg van mensen zijn er ook ontelbaar veel kansen om te zien en gezien te worden. In het voetspoor van Jezus van Nazareth die ons op een heel bijzonder wijze iets leerde over het mysterie van God met mensen. Over God die zichtbaar wordt, soms (vaak) tegen de stroom in, dicht bij of veraf.
Laten we dit met elkaar delen in een gebed, een gedachte of in de stilte van dit samenzijn.
Inleiding tafelgebed
Er is niets alledaagser dan aan tafel gaan om te eten en te drinken. Af en toe wordt die tafel iets anders: een plaats om het leven te vieren, een plaats om te denken aan hen die ons voorgingen en voor wie we de kaarsjes aansteken. Een tafel van overleg: hoe we verder kunnen, moeten, willen.
Een tafel van verhalen over nu en over vroeger, over hen die mee aan tafel zitten, en zij die er niet bij kunnen zijn. Over mensen die geen tafel hebben, geen plaats om waardig te leven. Een plaats van bemoediging, van elkaar tot tochtgenoot zijn, van verbondenheid.
We steken daarom het kaarsje aan dat ons verbindt met allen die waar ook ter wereld aan tafel gaan tot een inspirerend gebeuren maken.
En voor ons vandaag: de tafel die ons verbindt met de gebaren die Jezus stelde, die ons met andere ogen naar brood en wijn leerde kijken: niet alleen brood om te eten, wijn om te drinken, maar tekenen om ons te tonen hoe te leven: brood breken, wijn delen. Van alle dagen deze morgen, van heel de wereld deze plaats.