Witte Donderdag 2014

Dominicus Gent

Viering van Witte Donderdag

 

Goeienavond en welkom allemaal.

Vanavond komen we voor het eerst samen tijdens de “Goede Week”, een week waarin we ons voorbereiden op het feest van Pasen.

We willen in de eerste plaats in bezinning en gebed stilstaan bij die gebeurtenissen van tweeduizend jaar geleden, de kracht van de tekens tot ons laten spreken, ze in ons laten doordringen en diep in ons laten rusten.

Maar we willen deze viering ook niet beginnen zonder het licht van de Paaskaars aan te steken. We hopen en willen geloven dat hiermee niet de duisternis maar het licht ons begeleidt in deze dagen, licht dat ons overdekt, dat aanhoudt, en ons eraan herinnert dat we de weg niet alleen moeten gaan, dat we mogen leven met die eeuwenoude belofte: “Ik zal er zijn”.

Zingen we deze viering open, zingen we ons vertrouwen uit met het lied “Voor mensen die naamloos zijn”…

Eerste overweging

Jezus is aangekomen in Jeruzalem. Dat hoorden we verleden zondag. Bewust naar het centrum van de macht getrokken omdat in de eerste plaats daar zijn boodschap moest klinken. De spanning in Jeruzalem is te snijden. Er is veel meer volk dan normaal in de voorbereiding op het joodse paasfeest en de Romeinse heersers zijn beducht voor alles wat de orde kan verstoren. Jezus wordt in het oog gehouden. Zijn intrede had veel volk op de been gebracht en zijn passage in de tempel was ook niet onopgemerkt voorbijgegaan.

Het kan bijna niet anders dan dat Jezus maar al te goed beseft dat dit niet goed zal aflopen. Hij heeft teveel vijanden gemaakt, teveel ergernis en verontwaardiging gewekt bij al wie iet of wat maatschappelijke rang of status had. Zijn boodschap van onvoorwaardelijke liefde en dienstbaarheid is er één die mensen terug waardigheid geeft en aan het leven teruggeeft, niet meer geknecht door de heersende moraal van rein en onrein, van erbij horen of niet. Maar liefde en dienstbaarheid vallen niet in wetten te regelen en te controleren. Die ontsnappen aan de macht van bestuurders, wettenmakers en rechters. Erger nog: ze ontkrachten de heersende orde waarmee mensen klein gehouden worden, ze ondermijnen de kracht van de angst en de aangeprate schuld waarmee mensen onder controle moeten gehouden worden, alleen maar om te maken dat alles blijft zoals het is: de rijken blijven rijk, de armen arm, de machtigen machtig. De anderen: pech gehad, niet genoeg je best gedaan, eigen schuld, dikke bult. Je bent uitsluitend zelf verantwoordelijk voor je lot. Het klinkt na meer dan tweeduizend jaar nog altijd modern.

Daarom is Jezus naar het centrum van de macht getrokken, om een tegenstem te laten horen, om, wellicht tegen beter weten in, mensen op te roepen tot ommekeer, tot anders leven, net als zovele profeten dat voor hem gedaan hebben. Het zal hem het leven kosten. Hij heeft de ultieme consequentie van zijn boodschap tot het einde gedragen en is niet halverwege omgekeerd, hij is de grens van wat normaal menselijk is, voorbijgegaan.

Het verhaal over die laatste avond dat hij met zijn leerlingen samen was, kunnen we lezen als zijn testament, als datgene waarvan hij absoluut wilde dat het niet verloren zou gaan. Als was het om te zeggen: dit is het allemaal.
Hij gaat met zijn vrienden aan tafel, een oud joods gebruik op de sederavond, een avond niet zoals de andere, waarin gevierd en herdacht wordt dat de Israëlieten het slavenhuis van Farao konden ontvluchten met de steun van JHWH, de vrijheid tegemoet. Samen eten, samen aan tafel gaan, staat zo symbool voor de kracht van solidariteit, voor bevrijding uit verdrukking. Zo moet het ongetwijfeld ook aangevoeld zijn door al die mensen met wie Jezus aan tafel ging: mensen verguisd door de maatschappij, door het establishment aan de kant geschoven, uitgerangeerd, die nu wel door iemand gezien en erkend werden. Een mens die samen met hen at, tijd maakte om ook eens naar hun kant van het verhaal te luisteren en op die manier het signaal gaf: niemand verdient het uit de boot geduwd te worden, onder de voet gelopen te worden. We zijn gelijken, we zijn allen kinderen van de Vader, geschapen naar zijn beeld. Als was het om te zeggen: “Wees je bewust van het goddelijk bevrijdende dat in je eigen ziel ingegoten zit, dat in ieders wezen ingegroefd zit, vertrouw erop dat in ieder de kracht huist om op te staan en te kiezen voor het leven tegen alles wat doodt en klein houdt in.”
Elkaar daarin ondersteunen, dat is samen tafelen, dat is samen brood breken. Niet het hoge woord voeren, maar in de eerste plaats dienst doen aan elkaar, om bij elkaar dat visioen dat bevrijding mogelijk is levend te houden, om dat visioen op te wekken, door te geven, kracht te geven. Om aan elkaar de verhalen te vertellen van hoe door de geschiedenis heen, “Ik zal er zijn” geen hersenspinsel is geweest, maar steeds opnieuw realiteit is geworden.

Sterke beelden, een indrukwekkend testament, maar zijn leerlingen hadden het op dat ogenblik nog steeds niet begrepen. De ene vreest dat hij hetzelfde lot zal moeten ondergaan en loopt uit fysiek lijfsbehoud over naar het andere kamp. Voor een handjevol zilverlingen zal hij Jezus uitleveren. Nog anderen beginnen te twisten over wie de belangrijkste onder hen is, wie kardinaal zal mogen worden en wie paus, want iedereen gelijkwaardig, dat is een veel te benauwende gedachte, dat werkt niet, mensen zitten zo niet ineen meneer. En Petrus, de immer stoere zweert dure eden die hij al even snel weer zal vergeten. Niets menselijks is hen vreemd. Je wil je wel afvragen of Jezus op dat moment niet compleet de wanhoop nabij moet geweest zijn. Alles lijkt mislukt. De machthebbers staan hem naar het leven en zijn vrienden lijken het nog steeds niet te snappen. Heeft hij te hoog gemikt? Heeft hij zijn vrienden overschat? Of had hij toch het geloof dat het uiteindelijk wel zou goed komen?

Hij zal het wellicht met dat laatste moeten doen hebben, het geloof dat ze het wel zouden verstaan als de tijd daarvoor gekomen was. Ik stel me voor dat het wellicht geen onwrikbaar, onverwoestbaar maar eerder een twijfelend geloof geweest zal zijn. Je zou van minder… Een geloof waaraan ook hij zich moest overgeven, want welke keuze was er anders? Wat was het alternatief? De totale mislukking, de finale capitulatie? Was die hele boodschap, zijn manier van leven die levens van mensen veranderd had, die mensen gered, genezen had, van generlei waarde geweest?
De verhalen over mensen van tweeduizend jaar geleden, over mensen in alle eeuwen daarna, de verhalen over mensen vandaag vertellen ons het tegendeel, tonen dat ommekeer gebeurt.
Maar ze vertellen ons ook dat het geen gedane zaak is, dat breken en delen nog steeds opnieuw moeten gebeuren, dat de kracht van de Liefde soms machteloos is en op geweld geen ander antwoord heeft dan zichzelf, maar dat het wel verschil maakt of ze er is of niet is.

De geschiedenis toont ons dat we elkaar week na week moeten blijven herinneren, elkaar wijzen op het visioen, dat we in elkaar de hoop moeten levend maken dat lijden en dood niet, nooit boven het leven zal staan en dat we zelfs in momenten waarin ons grote verlatenheid overvalt, mogen leven met het gegeven woord van JHWH die met ons een verbond gesloten heeft, die gezegd heeft: “Ik ben je bondgenoot, je lotgenoot, Ik zal er zijn”.

Luisteren we naar één van de verhalen die over die avond zijn opgetekend. We horen de versie van Lucas.

Lucas 22: 7-8, 14-30

[7] De dag van het Ongedesemde brood waarop het pesachlam geslacht moest worden, brak aan. [8] Jezus stuurde Petrus en Johannes op pad met de woorden: ‘Ga voor ons het pesachmaal bereiden, zodat we het kunnen eten.’

 [14] Toen het zover was, ging hij samen met de apostelen aanliggen voor de maaltijd. [15] Hij zei tegen hen: ‘Ik heb er hevig naar verlangd dit pesachmaal met jullie te eten voor de tijd van mijn lijden aanbreekt. [16] Want ik zeg jullie: ik zal geen pesachmaal meer eten voordat het zijn vervulling heeft gevonden in het koninkrijk van God.’ [17] Hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en zei: ‘Neem deze beker en geef hem aan elkaar door. [18] Want ik zeg jullie: vanaf nu zal ik niet meer drinken van de vrucht van de wijnstok tot het koninkrijk van God gekomen is.’ [19] En hij nam een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.’ [20] Zo nam hij na de maaltijd ook de beker, en zei: ‘Deze beker, die voor jullie wordt uitgegoten, is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt. [21] Maar weet wel dat degene die mij zal uitleveren samen met mij aan deze tafel aanligt. [22] Want de Mensenzoon moet heengaan zoals het voor hem bepaald is, maar wee de mens die hem zal uitleveren.’ [23] Ze vroegen zich onder elkaar af wie van hen zoiets zou kunnen doen. [24] Toen ontstond er onder hen onenigheid over de vraag wie van hen de belangrijkste was. [25] Jezus zei tegen hen: ‘Vorsten oefenen heerschappij uit over de aan hen onderworpen volken, en wie macht heeft laat zich weldoener noemen. [26] Laat dat bij jullie niet zo zijn! De belangrijkste van jullie moet de minste worden en de leider de dienaar. [27] Want wie is belangrijker, degene die aanligt om te eten of degene die bedient? Is het niet degene die aanligt? Maar ik ben in jullie midden als iemand die dient. [28] Jullie zijn in al mijn beproevingen steeds bij mij gebleven. [29] Ik bestem jullie voor het koningschap zoals mijn Vader mij voor het koningschap bestemd heeft: [30] jullie zullen in mijn koninkrijk eten en drinken aan mijn tafel, en zetelen op een troon om recht te spreken over de twaalf stammen van Israël.

Waar is brood dat ons verzadigt? Wie geeft mij van zijn brood?
Zingen we het lied van schaarste en overvloed…

Tweede overweging

Het lied van schaarste en overvloed bezingt gevat waar het om gaat hier in dit uur, in het leven van Jezus toen, in dat van elk van ons,  en uiteindelijk in deze grote geglobaliseerde wereld. Er is nood aan voedsel in de goede maat: niet teveel en niet te weinig.  Binnen ons blikveld klinken de uitersten aan kreten: `Zonder eten ga ik dood . Wie, wie geeft mij van zijn brood’ en `Heb ik alles overdadig, ben dan nog ik onverzadigd’.

Het goede leven speelt zich af in het centrum, weg van de levensbedreigende grenzen, op de plek waar er voedsel genoeg is voor allen en  waar we dit voedsel kunnen en mogen  delen.

De tweede strofe van het lied verlegt die focus helemaal naar het delen, zo essentieel aan het laatste avondmaal dat ook vele kunstenaars inspireerde. Het gaat er om honger en dorst naar menselijke nabijheid, even cruciaal als het fysieke voedsel.  Hoe erg het gebrek aan voedsel ook kan zijn, nog erger is het als we moeten constateren: `Niemand die mij kan verstaan, geen waar ik naartoe kan gaan’.  Jezus lijkt het belang hiervan als geen ander te zien.

In het begin van de goede week, wetend dat hem een aartsmoeilijke opdracht wacht neemt Hij de tijd om zich te wapenen, emotioneel en fysiek laadt hij de batterijen op: die van hemzelf en die van zij die hem nabij zijn. Hij verzamelt vrienden en tochtgenoten om zich heen om samen de maaltijd te delen. Het wordt – in alle eenvoud – een feest. In de communio rond de tafel worden lichaam en geest, hart en ziel, in één beweging gevoed. Men wordt begeesterd, en kan van hieruit gesterkt vertrekken, de wereld tegemoet. De gemeenschap is zuurstof waarop we kunnen terugvallen om de weg ten einde te gaan als ze steil en bochtig wordt. 

De overvloed rond deze witte donderdagtafel zit hem in de gedeelde maaltijd, de nabijheid van vrienden, de dienstbaarheid en zorg voor het samenzijn die er voelbaar en tastbaar is, die de maaltijd zo veel beter doet smaken. Zoveel vrijwilligerswerk komt hier samen. De moeite die men zich getroost om het waar te maken is onmisbaar voor het samenzijn en weegt licht (meestal toch 😉 ) omdat men het samen doet, graag doet voor de vrienden, omdat we ons gedragen weten door de inzet voor elkaar, door de gekoesterde droom  van een rijk van gerechtigheid waar dit een aanzet en bijdrage toe is.

Schaarste en overvloed: een wereld van afstand en toch zo dicht bijeen soms.

Bijzonder aan de boodschap van Jezus was dat hij de wereld omgekeerd zag: de laatsten eerst, de ereplaats aan tafel voor de meest kwetsbare mens. Het is een zegen te mogen weten dat er heel veel tafels ter wereld gedekt worden, om juist die kwestbare mens –die we uiteindelijk allemaal wel ooit zijn – een plek te geven, en voedsel voor onderweg.  We brengen een greep uit de weelde… De universitaire parochie van Leuven trekt zo twee keer per jaar naar een psychiatrische afdeling om samen met de bewoners een feestmaal klaar te maken ,  in de Unitarian kerk in Boston wordt al decennia lang elke vrijdag een voedzame maaltijd gekookt voor zo’n 200 daklozen, de Egidiusgemeenschap in Antwerpen en de Lier in Brugge doen het rond Kerst en Nieuwjaar, hier in de buurt van de sint-Jozefsparochie is er het fantastische Eetcafé Toreke. Zelfbedruipend, maar gesteund door de stad en heel wat organisaties en klanten. De stad betaalt een chef-kok die medewerkers leert koken en zo op weg zet naar een eigen inkomen. Ondertussen kunnen arm en rijk, sterk en zwak  samen een plaats aan  tafel vinden, een praatje slaan en elkaar verstaan onder  het nuttigen van die maaltijd. Je moet er geen tekening bij maken om te zien hoe stimulerend het werkt als je de ogen ziet blinken van  de buurtbewoner die enthousiast zijn verhaal komt doen. Met Dominicus mogen we al jaren participeren in een broodronde waardoor veel meer dan brood gedeeld wordt met vluchtelingen in deze stad.  Er wordt gedroomd van een inloophuis waar de drie kerken in de buurt elkaar en buurtbewoners op geregelde tijdstippen kunnen ontmoeten rond een glas en een hapje.  En niet te vergeten: straks zijn er hier boterkoeken met chocomelk om het feest van witte donderdag  te markeren, ons aangeboden door jong en oud.

Ook hier rond deze tafel van Jezus kunnen we met ons verhaal terecht., week na week, en van nu tot aan het Paasfeest: elke dag. We krijgen er het woordeloze engagement mee van tochtgenoten die in de herinnering aan dit gebaar van  Jezus, in de instelling van de Eucharistie,  een waar feest zien en een belofte van `ik zal er zijn’. Je kan op ons rekenen. En wij willen er onze schouders onder zetten, meewerken en niet rusten tot we gevonden hebben `de plaats die vrede lacht’. Laat ons dit feestelijk uitzingen  in het lied: Waar is de plaats die vrede lacht…


Gebed 

Onnoembare, Eeuwige,
in de stilte van deze avond
blijven de vragen vragen.
Als er een antwoord op bestaat
dat naar U verwijst,
is het dat van het leven zelf.
Laat in ons het beeld nog spreken
van die enige mens Jezus,
dat de dingen die Hij deed
opnieuw gebeuren,
dat hij opstaat in ons hart.
Ent op ons de liefde, die Hij was.
(Kris Gelaude)

 

IMG_2858-001   Tafeldienst

Het is tijd om samen te breken en te delen.

We willen het simpele beeld dat Jezus van Nazareth ons gaf in gedachten brengen. Hij die alleen maar wat brood en wat wijn nam en het uitdeelde en daarmee zei: dit is het allemaal, hierin zit de waarheid over mijn en jullie bestaan.
Die zei: “Als je zoals ik nu, samen met elkaar aan tafel gaat, kijk dan voorbij het verleden en voorbij de maatschappelijke status, maar raak de mensen aan met een buitengewone aandacht en liefde. Laat je liefde het weerwoord zijn waar haat regeert, je protest hoorbaar waar mensen worden gekrenkt, wek vertrouwen waar vertwijfeling heerst. Daardoor maak je de bron van goed doen in elke mens vrij. Telkens wanneer dit gebeurt, wordt een nieuwe, hoopvolle toekomst mogelijk. Telkens wanneer je je eigen zoeken naar geluk kan laten doorkruisen door het beeld, het gelaat van de vreemde, kwetsbare en weerloze andere, wordt nieuw leven mogelijk.

Een simpel beeld, wat brood en wijn, een gebaar dat we week na week herhalen om niet te vergeten, om onze verbeelding steeds nieuwe kracht te geven.

We doen dat niet alleen, maar in verbondenheid met allen die hetzelfde gebaar gebruiken overal ter wereld en in verbondenheid met hen die ons hierin voorgingen, onze lieve doden.

Hier begint de dienst van de tafel, viering van Eucharistie… Zingen we samen dit tafelgebed

Slottekst

Niets, niets begrepen wij, niet van dat woord
Niet van een ander woord, en niets van hem.
En toch bleven wij om hem heen, zo dicht
We konden, om de kracht die van hem uitging
Om van zijn lippen onze naam te horen,
Om wie hij was, zijn oogopslag, zijn handen.
Wij willen naast jou tronen, zeiden wij,
Wanneer je koninkrijk gekomen is.
Maar kun jij mijn beker drinken, vroeg hij.
En jij? Ik wel, ik ook. Je zult hem drinken.
Maar tronen, nee – wij liggen in het gras
Met wolf en lam, in dauw, aan stromend water.

(H. Oosterhuis)

 

Zingen we tot slot van deze viering het visioen van psalm 104 uit…

*

(foto: Guido Vanhercke, kerkje in Cantabrië, Sp)