Paasviering 2014

Dominicus Gent

Paasviering 2014

 

Goede morgen. Welkom aan oud en jong, aan wie hier voor het eerst komt, aan wie nog maar weinig en aan wie al heel veel Paasvieringen hebben meegemaakt. Welkom  wie van ver komt ,of uit de buurt .

Welkom aan de mensen die we meedragen in ons hart.

 We vieren vandaag het grote feest van Pasen.

Liefde sterker dan de dood.

Het licht krachtiger dan de duisternis.

We zijn hier vandaag met in ons hart het verlangen dat licht , warmte en liefde over  ons persoonlijk leven  en de ganse wereld mogen komen.

Dat wij zo mogen leven dat aan ons te zien is dat Jezus leeft: omdat wij in staat zijn lief te hebben en de liefde haar werk te laten doen, omdat wij geloven dat er voor elkaar  willen zijn zoals God “Ik zal er zijn “belangrijk is.

We willen nu vanuit het donker, al zingend op weg gaan naar het licht, het licht van een belofte, een belofte van nabijheid..

Vroeg in de morgen donker was het nog, zijn wij gegaan ,een keer, met niets dan in ons hart” ik zal er zijn” …

Vroeg in de morgen, donker was het nog,
zijn wij gegaan, een keer,
nog in ons hart de dichtheid van de nacht.
Jij bent niet die wij dachten.
Uit het vuur riep ons bij naam een stem.
Wij zagen niets. Jij riep: “Ik zal er zijn”.
Op licht en schaduw, bomen aan
de bron, op stilte leek die
naam.
Een gloed van liefde schroeide ons gezicht.
Om wat wij hoorden (maar wat hoorden wij?),
om wat op vrijheid leek,
omdat het moest en blijven niet meer kon,
zijn wij gegaan, onstuimig en verward,
om nergens om, om jou –
om liefde over alle grenzen heen.
Een troep die sloft en zwerft, de richting kwijt.
De nagalm van een stem.
De weerklank van wat woorden in ons hart.
Een slingerende stoet n
aar goed wijd land.
Een eeuwenlang smal pad.
Een ademtocht, de route van het licht.
Het duizendschone schitterende licht,
een file in de nacht,
een spoor van mensen die de nacht verslaan.
Die strompelen tot waar ? Tot waar jij bent,
in rusten aan de bron,
in gloed van liefde, vuur dat niet verflauwt.
Vroeg in de morgen, donker was het nog,
zijn wij gegaan, een keer,
met niets dan in ons hart: “Ik zal er zijn”
(Oosterhuis-Oomen)

Ritueel van het licht

Vroeg in de morgen, donker was het nog. En God zei: “Er moet licht komen”, en er was licht. Licht staat aan het begin, noodzakelijke voorwaarde om leven mogelijk te maken. Ons leven wordt omgeven, wordt bepaald door licht en duisternis. De afwisseling van dag en nacht, van winter, lente, zomer en herfst tonen ons dat licht komt en gaat en weer terugkomt in een eindeloze beweging. Al van in het begin, wanneer we voor het eerst de ogen openen, stroomt het licht binnen, verblindend bijna, wekt het licht onze nieuwsgierigheid en doet ons de wereld in kijken, doet ons leven. Andere momenten, wanneer we het moeilijk hebben, wanneer alles tegengaat, lijkt de duisternis het te winnen, we wenden de blik neer en keren in onszelf. We zien geen licht meer en gaan soms zo hard twijfelen dat we zelfs de hoop verliezen dat we ooit weer licht zullen kunnen zien. Zo moet het wellicht ook voor de leerlingen geweest zijn de dag na Jezus terechtstelling. Alles voorbij, is alles dan voor niets geweest? Bij hen is langzaamaan het besef en de diepe overtuiging gegroeid dat het licht sterker is dan de duisternis en dat Jezus’ dood geen eindpunt maar een nieuw begin kon zijn. Want het duister kan het niet winnen mettertijd, want in de duisternis zit altijd al de kiem van het ochtendgloren. In het duister zit de herinnering aan het licht dat er ooit geweest is en onze hunkering naar dat licht. In de duisternis zit een belofte dat het licht kan en ooit zal terugkeren.

Steken we daarom de paaskaars aan, als beeld dat licht, een vlampit, hoe klein en nietig ook, de duisternis kan vullen en verdrijven.

Dat juist vertellen ons de Bijbelverhalen die doordesemd zijn met licht. Verhalen die ons vertellen over mensen, over een volk, die de dag en de nacht meemaken in hun leven en over hoe steeds opnieuw licht doorbreekt, teken dat een levengevende God wel werkzaam moet zijn. Het scheppingsverhaal, JHWH die zijn volk wegbracht uit het slavenhuis Egypte en hen leidde met een lichtende vuurzuil. Licht als teken van bevrijding.

Of hoe Jesaja in zijn visioen schrijft: “Het volk dat in duisternis ronddoolt, ziet een schitterend licht.” Zelfs in de donkerste uren van de ballingschap zijn er zieners en profeten die voorbij het hier en nu kijken en het licht van een nieuw begin, van nieuw leven al zien dagen. Of wanneer bij Job het licht doorbreekt wanneer hij beseft dat JHWH aan zijn zijde staat. “De weg van de rechtvaardigen is stralend als de zon, die opkomt, hoger klimt, totdat de dag zijn licht verspreidt.” En nog zovele anderen. Allen stellen ze licht als beeld voor de verlossing uit de duisternis in al haar vormen, uit pijn, uit verdrukking, slavernij en verslaving, als beeld voor de nieuwe kans op leven die hen gegund wordt.

In die lijn staat Jezus, hij van wie de evangelist Johannes zegt dat hij het licht van de wereld is. Jezus zelf is door zijn optreden, door zijn manier van leven, door wat hij zei en deed, licht geworden voor de mensen rondom hem, zo indringend, dat we nu nog van hem vertellen, zo universeel, dat we hem nog altijd een lichtend voorbeeld willen noemen, dat we nu nog samenkomen om te doen wat hij ons heeft voorgedaan.

We verbeelden dit door kleine lichtjes aan te steken en te verspreiden. Kinderen, kunnen jullie Magda en Guido helpen om de kleine kaarsjes te halen achteraan en dat licht naar voor te brengen en vooraan en achteraan op de tafels te zetten?

Hij was licht, hij bracht licht in het leven van mensen door hen aan te kijken, door hen op te richten, door hen te genezen, door met hen aan tafel te gaan terwijl de rest van de maatschappij hen verguisde, hij bracht licht daar waar duisternis bij mensen heerste. Zo werd voor hen nieuw leven mogelijk, zo werd hun maatschappelijke, hun sociale dood opgeheven, hun dood zelf doodgemaakt, ontkracht, ontwapend. Zijn lichtende daden, zijn woorden maakten verrijzenis mogelijk, hij deed iets van eeuwigheid ontstaan, iets dat niet, nimmer kapot te krijgen is: mensen worden opgericht, worden aan het leven teruggegeven.

Dat Jezus, een mens, één mens de duisternis kon verdrijven, willen we week na week in herinnering brengen met het licht van de paaskaars. Een kleine vlampit die een oproep aan ons allen is om zelf het licht van de wereld te zijn, om zijn voorbeeld te volgen, een kleine pit die een oproep is om nooit de hoop te laten varen dat het leven het zal halen op de dood.

Daarom dompelen we de paaskaars driemaal in het water van de doopschaal.

In de Bijbelse beeldspraak staat water symbool voor de dood. Zo konden de Israëlieten maar uit Egypte vluchten nadat het water van de Rietzee werd opengespleten en zo een slachtpartij door de aanstormende Egyptenaren werd afgewend. En er is het verhaal over Jezus die de storm op het meer stilt en over het water naar de verschrikte leerlingen toe wandelt. Het drukt het prille paasgeloof uit dat Jezus de dood heeft overwonnen, dat hij leeft. Door de kaars driemaal in het water te dompelen, verwijzen we ook naar het doopsel dat datzelfde verrijzenisgeloof bevestigt. Ook wij zijn immers geroepen tot het brengen van licht waar duisternis heerst, tot het versterken van leven waar dood in al haar vormen het voor het zeggen lijkt te hebben, tot doen wat Jezus ons heeft voorgedaan, steeds opnieuw, zodat we kunnen zeggen: Zie, hij leeft.

Licht dat ons aanstoot in de morgen

Aanhoudend licht dat overwint

Licht, overdek ons vuur ons aan.

 

Het verhaal van Pasen

[1] Maar op de eerste dag van de week gingen ze bij het ochtendgloren naar het graf met de geurige olie die ze bereid hadden. [2] Bij het graf aangekomen, zagen ze echter dat de steen voor het graf was weggerold, [3] en toen ze naar binnen gingen, vonden ze het lichaam van de Heer Jezus niet. [4] Hierdoor raakten ze helemaal van streek. Plotseling stonden er twee mannen in stralende gewaden bij hen. [5] Ze werden door schrik bevangen en sloegen de handen voor hun ogen. De mannen zeiden tegen hen: ‘Waarom zoekt u de levende onder de doden? [6] Hij is niet hier, hij is uit de dood opgewekt. Herinner u wat hij u gezegd heeft toen hij nog in Galilea was: [7] de Mensenzoon moest worden uitgeleverd aan zondaars en moest gekruisigd worden en op de derde dag opstaan.’ [8] Toen herinnerden ze zich zijn woorden.
     [9] Ze keerden terug van het graf en gingen aan de elf en aan alle anderen vertellen wat er was gebeurd. [10] De vrouwen die het graf bezochten, waren Maria uit Magdala, Johanna, Maria de moeder van Jakobus, en nog enkele andere vrouwen die hen vergezelden. Ze vertelden de apostelen wat er was gebeurd, [11] maar die vonden het maar kletspraat en geloofden hen niet. [12] Petrus echter stond op en rende naar het graf. Hij bukte zich om te kijken, maar zag alleen de linnen doeken liggen. Daarop ging hij terug, vol verwondering over wat er gebeurd was.


Paasoverweging

We hebben geprobeerd, bij het begin van deze viering en ook gisteravond in de Paaswake, om het mysterie van Pasen binnen te gaan op dezelfde manier zoals ook de evangelisten het hebben gedaan: via het licht. Het nieuwe, onverwachte, niet te vatten licht dat op ons, mensen, wacht. In het evangelieverhaal, voor de nabije vrienden van Jezus, valt dat licht binnen in het open graf, en in de open kist, en straalt het uit de witte kleren van die stralende engelen, klinkt het uit hun eerste woorden: vrees niet.

Ik weet het, het is symbolische taal, maar misschien is Pasen met zo’n sterk symbool van licht een unieke gelegenheid om nog meer dan anders dankbaar te leren zijn voor symboliek in ons leven. Want wij staan niet buiten het leven: wat die symbolen te vertellen hebben, raakt ook ons, wil ook gebeuren in ons.

De dood is in het Paasverhaal geen einde. Het graf is open, en het verhaal is open. Zo’n open einde wil zeggen dat het verhaal verder gaat in wie geluisterd heeft, of we dat nu graag hebben of niet. Zo’n open einde wil zeggen dat wij, zoals de leerlingen, zelf moeten overwegen wat er nu eigenlijk gebeurd is, wat de betekenis is van dat pijnlijke en blijkbaar totale verlies van de man die gekozen had voor de uitgeslotenen en tegen de uitsluitende machten. Maar overwegen, dat is makkelijker gezegd dan gedaan: als het over onrechtvaardigheid en lijden gaat, lopen wij mensen vaak verloren in onze gedachten. Daarom is het goed dat er symbolen zijn die meer dan wij kunnen terugkeren naar waar het eigenlijk over gaat: vertrouwen, toevertrouwen.

Leven, zegt het licht van Pasen, is gemaakt voor licht, is gemaakt om doorstraald te worden, met vreugde en kracht, met bloei en trouw, met vriendschap en liefde. Hoe pijnlijk donker het leven ook kan zijn, we weten diep vanbinnen dat het niet klopt, dat het anders zou moeten, en dat het anders kan. Pasen is opstand en opstanding tegelijk: als een mens wordt opgericht, wordt weer een stukje schepping afgemaakt, zullen we straks zingen. Het is een geloof dat niet kapot te krijgen is, hoeveel onrechtvaardigheid ook tekeer gaat. Ik hoor het een vriendin nog vertellen: hoe ze in de voorbije vier jaar, in de donkerste momenten, net dan, dat licht weer tegenkwam, als een aanraking, in de liefde van mensen op haar pad.

Bij sommigen komt die aanraking van de liefde als een bliksemlicht. Zoals bij Maria van Magdala, toen ze, in een verdriet zo groot dat ze niet meer goed kon zien van de tranen, plots haar naam hoorde: Maria! Het doet vanzelf al deugd als iemand onze naam zegt, maar dan, op zo’n moment…  Ze is niet een vergeten, verloren vrouw, slachtoffer van haar verleden, en nu ook van haar verlies: neen, ze is Maria, iemand heeft weer het licht aangestoken in haar…

Bij anderen komt het licht van de liefde voorzichtig, in kleine blijvende beetjes: troostend, maar ook scheppend, kracht herstellend die er altijd al was, maar bedolven lag, of verlamd was. Mensen zijn voor elkaar het licht van de wereld, en de bijbel die de kinderen van Abraham weglokt van een hemel boven hen, vraagt hen expliciet om op zoek te gaan naar dat beloofde land, waar leven licht en goed zou kunnen zijn, als ze gedeeld worden door allen. Kinderen van een opdracht zijn wij, al zovele eeuwen lang. En geen lijdensweek die dat kan tegenhouden, integendeel, net de ontelbare verschopten en gemartelden zijn een blijvende schrei om rechtvaardigheid, bron van woede en protest, van kracht in armen die maar blijven verzorgen, rechtzetten, genezen, weer op weg helpen.

Dat kan, denk ik, en Pasen is ook hier een goed moment om het te zeggen, dan kan dat onverwoestbare licht toch alleen maar omdat er ook een groter Licht is. Het Licht met een hoofdletter, waar we uit respect geen naam aan durven geven, maar dat ons dit leven gaf als een niet te vatten bron van licht en liefde en vreugde. Alsof de richting ons is ingeschapen, zo is deze schepping. Niet de ondraaglijke lichtheid van het bestaan, zoals de titel luidt van een beroemde roman van Milan Kundera, maar net het omgekeerde: het dragende licht van het bestaan.

Licht is in de bijbel het eerste woord, het eerste scheppende woord, dat ruimte en tijd gaf aan het grootste wonder dat er is. Misschien is Pasen daarom bij uitstek een moment om te zeggen: Groot Licht, wij danken u. Om lof te zingen zoals de psalmen dat zo goed kunnen: De Eeuwige is mijn licht en mijn heil; mijn ogen zijn voortdurend gericht op de God die mijn schepper is. Zo zingen de psalmen, en wij met hen, als we vandaag dit licht ontsteken en al die kleine vlammetjes opladen met alle vertrouwen waarmee de generaties voor ons diezelfde kleine vlam ontstaken: op sabbatavond, in kerkdiensten, in eigen stil gebed, als toevertrouwde intentie. Het is onze kleine, geconcentreerde manier om te erkennen dat er een groot Licht is, dat door de wereld wil schijnen, door ons, door wie ons nabij is, door wie we ontmoeten. Met Pasen wordt in de Joodse synagoge het Hooglied gelezen: wat een sterk symbool om te vertolken hoe groot het mysterie van de liefde is tussen dat scheppende Licht-met-een-hoofdletter en wij mensen.

Daarom is het goed dat ook wij proberen met woorden uit te zingen wat het is dat wij tastend zoeken te geloven. Wat is dat vertrouwen dat ons weer helpt op te staan, kunnen we daar woorden voor vinden?

Misschien toch een paar in de geloofsbelijdenis die we samen zullen zingen.

Dat er geen twee of drie soorten liefde bestaan, al naar gelang je meer waard bent in dit leven. Nee, dat God de Ene is, de Eeuwige.

Dat wij mensen geboren zijn als geroepen, op liefde gebouwd.

Dat wij ons het grote verhaal in herinnering willen brengen, dat eigenzinnige liefdesverhaal van de Eeuwige en zijn kinderen. En van Jezus Messias, die zijn ontferming onder ons leefde.

Dat die grote Liefde ademde in Jezus, tot voorbij zijn dood, en wil blijven ademen in elk van ons.

Dat er een droom is die deze wereld drijft, van gerechtigheid voor allen, een droom die we willen zingen: dat alles nieuw kan worden, zoals ons ooit is beloofd…

 

We zingen geen dogma’s, maar dankbaarheid, in de geloofsbelijdenis van Sytze de Vries en Willem Vogel…

 

Geloofsbelijdenis 

Wij geloven in God, de Ene, de Eeuwige. Al wat bestaat leeft door Hem: hemel en aarde, mensen als wij, geboren als geroepen, op liefde gebouwd. Wij leren zijn naam van Israël, zijn volk, dat Hij bevrijdde en in zijn hart sloot.

Wij kennen zijn aangezicht door Jezus Messias, zijn Eerste, zijn Liefste, die zijn ontferming onder ons leefde. Hem hebben mensen verlaten, gekruisigd en aan hun ontrouw is hij gestorven. God hield hem vast op zijn weg door de dood, kroonde zijn trouw met het licht van de morgen. Ons is zijn sterven de weg naar het leven.

En zijn gezindheid wordt door Gods Geest in ons geademd, vandaag en voorgoed. dat houdt ons in leven tot aan de Dag dat hij zal komen de aarde richten en wij zullen zingen de Ene, de Eeuwige, tot al wat bestaat nieuw is geworden en Hij zal zijn alles in allen!

 

Inleiding op de tafeldienst

De paasvreugde hebben wij proberen uit te zeggen met de kracht van woorden, met de kracht van ons samenzingen.  Wij hebben het licht aangestoken waarvan de sterke herinnering ons zal helpen door de dode momenten van ons leven.

Laten we samen aan tafel gaan

Mag ik de jongsten vragen brood en wijn naar voor te brengen.

Laten wij ons nu afstemmen op elkaar,

binnen onze kleine kring,

maar ook

met veel zorg en aandacht

voor de grote kring.

 

Onze  warme liefde  en licht doorgeven

en tochtgenoot worden

van armen en kleinen.

 

Daarom noemen wij

de mensen uit deze gemeenschap

die hier niet kunnen zijn

omwille van werk of van ziekte,

omwille van zorgen.

 

Wij noemen allen

die warmte geven

en toekomst openen

in hun werk

bij de minsten.

 

Wij noemen

de gemeenschappen overal ter wereld

die nu ook Pasen vieren.

 

Wij noemen

onze lieve doden.

 

We lezen uit het  intentieboek…..

 

Mag ik u uitnodigen

te doen wat in de wereld

nog niet genoeg gebeurt:

voedsel delen

in verbondenheid met elkaar,

Jezus indachtig.

 

Wij oefenen hier

wat we in ons dagelijks leven

ook zouden willen doen:

breken en delen

van wat leven geeft.

 

Een zegening

(gebaseerd op een oud Schots gebed, en een beetje om de grote lente eer te bewijzen… )

Moge de zegen van het licht op je liggen

Het licht buiten en ook het licht binnen in je

En ook het licht dat diep in je donkerte is.

Moge het gezegende zonlicht op je schijnen

En je hart verwarmen tot het gloeit

Als een groot turfvuur, zodat vreemden kunnen komen

En zich verwarmen; zodat de vrienden kunnen komen.

En moge het licht uit je ogen schijnen

Als een kaars in het raam van een huis,

Die de zwerver uitnodigt binnen te schuilen tegen de storm.

En moge de zegen van de regen over je komen.

Moge de zachte, zoete regen op je geest druppen,

Zodat de zaadjes van het licht kunnen opschieten

In je schaduw, en hun geur openen in de lucht.

En moge de zegen van de zware regens op je neerkomen,

Dat je geest vrij en schoon wordt gewassen,

En er plassen in achterblijven die spiegels zijn, soms zelfs voor een ster.

En moge de zegen van de aarde bij je zijn,

De grote ronde aarde, die alles draagt,

Wiens lijden al doorschijnend is geworden.

Moge je niemand vergeten liefdevol te groeten,

Die je ontmoeten zult op je wegen.

En moge nu de Heer God je zegenen, 

Je liefdevol zegenen,

Jij, en alle schepselen.

 

Slotlied: De steppe zal bloeien

 

 

De steppe zal bloeien.

De steppe zal lachen en juichen.

De rotsen die staan vana

f de dagen der schepping,

staan vol water, maar dicht, de rotsen gaan open.

Het water zal stromen, het water zal tintelen, stralen,

dorstigen komen en drinken, de steppe zal drinken.

De steppe zal bloeien.

De steppe zal lachen en juichen.

De ballingen keren.

Zij keren met blinkende schoven.

Die gingen in rouw tot aan de einden der aarde,

één voor één, en voorgoed, die keren in stoeten.

Als beken vol water, als beken vol toesnellend water,

schietend omlaag van de bergen, als lachen en juichen.

Die zaaiden in tranen,

die keren met lachen en juichen.

De dode zal leven.

De dode zal horen: nu leven.

Ten einde gegaan en onder stenen bedolven:

dode, dode, sta op, het licht van de morgen.

Een hand zal ons wenken, een stem zal ons roepen:

Ik open hemel en aarde en afgrond en wij zullen horen.

En wij zullen opstaan

en lachen en juichen en leven

 (H.Oosterhuis / A.Oomen)

(foto: Guido Vanhercke, kerkje in Cantabria, Noord-Spanje)