Welzijnszorg 2015

Dominicus Gent

Viering van zondag 13 december 2015

Welzijnszorg 2015

Goedemorgen en welkom op deze derde zondag van de Advent. Traditioneel de “vreugdezondag”. Want onze hoop op een nakend hoopvol teken groeit. Dit symboliseren we met het aansteken van de derde adventskaars, aangestoken met het licht van de paaskaars . Paaskaars: teken dat we God hier aanwezig willen brengen.
We willen ook onze verbondenheid met 800 jaar Dominicaanse spiritualiteit en leven tonen door de speciale feestkaars aan te steken.

We kijken uit naar de geboorte van een kind. Wat dit in zelfs bijna uitzichtloze omstandigheden voor een mens kan betekenen, hoorde ik deze week treffend verwoord door jonge ouders in een vluchtelingenkamp. Een kind geeft je toekomst zin en perspectief, omdat je voor dat kind zorg moet dragen, je verantwoordelijk bent voor zijn ontwikkeling, zijn/haar opvoeding, je liefde krijgt en geeft. En dat het leven via dit kind verder gaat, en zo ook de hoop op een betere toekomst voor elkeen.
Dit is geen vrijblijvend statement: er zal gewerkt moeten worden om die droom te realiseren.

Dat is ook waar Welzijnszorg telkens weer wil op focussen: op de hoop dat het kan een wereld waar mensen niet meer in armoede moeten leven, maar ook dat er werk aan de winkel is, voor elk van ons, als we die droom serieus nemen.

We kunnen die hoop en dat vertrouwen niet altijd zelf opbrengen. Daarvoor hebben we elkaar en onze verbondenheid met de Grotere nodig. Zingen we daarom het lied: Kom in mijn klein bestaan

 

Lezing: Lc 18, 18-30

Een aanzienlijk man stelde Hem deze vraag:
‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven?’
Jezus zei tegen hem:
‘Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed, alleen God. De geboden kent u: geen echtbreuk plegen, niet doden, niet stelen, niet vals getuigen, en uw vader en uw moeder eren.’
‘Aan dat alles heb ik mij van jongs af gehouden’, zei de man.
‘Dan rest u nog één ding’, zei Jezus tegen hem. ‘Verkoop alles wat u hebt, deel het uit aan de armen, en u hebt een schat in de hemel. Kom dan terug om Mij te volgen.’
Toen hij dit hoorde werd hij diep bedroefd, want hij was buitengewoon rijk. Toen Jezus zag dat hij diep bedroefd werd, zei Hij: ‘Wat is het voor mensen met geld toch moeilijk om het koninkrijk van God binnen te komen. Een kameel komt gemakkelijker door het oog van een naald dan een rijke in het koninkrijk van God.’
‘Wie kan er dan nog gered worden?’ vroegen de toehoorders.
Hij zei: ‘Wat menselijk gezien onmogelijk is, is mogelijk dankzij God.’
Toen zei Petrus: ‘Wij hebben toch maar huis en haard verlaten om U te volgen.’
Hij zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie, er is niemand die zijn huis, zijn vrouw, broers en zusters, ouders of kinderen heeft achtergelaten omwille van het koninkrijk van God, of hij krijgt dat in deze tijd veelvoudig vergoed, en in de komende wereld krijgt hij eeuwig leven.’

Overweging

Verkoop alles wat u hebt, deel uit aan de armen en u hebt een schat in de hemel. Geen tekst is voor mij weerbarstiger dan deze.   Zolang er nog armoede is, voel ik het scherpe appel van deze tekst, komt mij scherp voor de geest in welke bevoorrechte situatie ik mij bevind. Is het echt de bedoeling dat ik mij in de positie van het laagste maatschappelijk niveau zet, dat ikzelf in de armoede treed? Kan ik dan pas echt leerling van Jezus genoemd worden ?

Het is een utopie dat wij massaal dit gebod zullen opvolgen. Het thema van Welzijnszorg dit jaar lijkt mij net zo utopisch: een toekomst zonder armoede.

Binnen onze christelijke traditie hebben een niet te tellen aantal mensen letterlijk deze stap gezet. Ik denk dan aan al die monniken die de belofte van armoede hebben afgelegd en daarbij hun persoonlijke bezittingen overgedragen hebben aan de monnikengemeenschap. Die daad van onthechting gebeurde bij hen in het kader van een gemeenschap. Zo’n radicale stap vraagt om een gemeenschap die draagt.

Vele kloosterorden zijn van grote betekenis geweest in de bestrijding van de armoede. Monniken konden met hun gedeelde middelen mensen helpen. Ook mensen uit de omgeving stonden grote middelen af aan die kloosters. De kloosters zijn in die zin voorloper geweest in de herverdeling van de maatschappelijke middelen. Zij zijn in vele streken de oorsprong geweest van wat later armoedebestrijding is geworden.

Maar is de armoede daarmee weggeraakt ?  Neen. Het is niet omdat je geld geeft dat het probleem is opgelost.  Maar het is wel het onontbeerlijke begin.

Armoede heeft vele gezichten.  De bestrijding ervan is intensief: niet alleen materiële goederen en middelen moeten passend herverdeeld geraken zodanig dat eenieder beschikt over het minimum om waardig te leven.   Daarnaast is het voor de mens in armoede cruciaal verbonden te geraken, een basiservaring van solidariteit te ervaren.

België herverdeelt zijn rijkdom samen met een aantal West-Europese landen rondom ons relatief goed.   Wie als ingezetene in dit land uit eigen inspanningen niet in staat is tot het bekomen van een inkomen, kan rekenen op het basisrecht van het leefloon. De wetgeving daarrond is zeer concreet en gedetailleerd opgesteld. En bij uitbreiding waarborgt de sociale zekerheid voor vele doelgroepen een onmisbaar vervangingsinkomen. Daarvoor kunnen we de arbeidersbeweging niet erkentelijk genoeg zijn. Overigens blijven vakbonden, ziekenfondsen en andere sociale bewegingen onontbeerlijk.   Want in het huidige politieke klimaat ligt de focus niet meer op mensen die niet mee kunnen. De focus gaat naar ondersteuning aan mensen die beloftevol zijn.

Ik zei wel: voor de ingezetenen.   Daar zijn niet bij de talloze vluchtelingen uit Europa of elders in de wereld die niet erkend geraken. Zij leven onder ons als paria’s, aangewezen op bedelen, op zwartwerk, op voedselbedeling die uitgaat van particuliere organisaties. De aandacht voor onze eigen mensen in armoede – toch 1/7 van onze eigen bevolking – geraakt in de media ondergesneeuwd onder de vluchtelingen- en veiligheidsproblemen.

De voorzieningen die ik noemde, blijven beperkt. Zij bewerkstelligen dat mensen zich in het minimale levensonderhoud kunnen voorzien. Welzijnszorg brengt in haar campagne drie problemen onder de aandacht. Ze zijn al jaren bekend:
1/ De huurlasten hakken ongenadig belangrijke stukken uit het minimumbudget weg: de maandelijkse huur loopt voor velen op tot de helft van het leefloon – voor een alleenstaande momenteel een bedrag van 833,71 €.
2/ Logisch gevolg: met zo’n minimuminkomen leven velen in vochtige, energieverslindende huizen, te hoge energiefacturen
3/ 67 % van de mensen in armoede geeft aan dat mobiliteit een grote drempel is in het vinden van werk, men geraakt moeilijk bij familie, in het ziekenhuis, bij allerlei voorzieningen in de stad.

Dit is het gelaat van armoede in ons land: dat mensen gevangen blijven louter in het zorgen voor het onmiddellijke levensonderhoud.

*

Tot hier sprak ik in deze bijdrage dat mensen in armoede nauwelijks aan hun rechten komen. Mensen moeten ook tot hun recht kunnen komen. Een onnoemelijk verschil.

Dit laatste is het tweede essentiële punt om armoede uit te bannen: dat ondanks het kwetsende van de beperktheid aan materiële middelen toch een gevoel van geborgenheid zou kunnen bestaan, mogelijk gemaakt door ontmoetingen in een omgeving die zelf geen armoede kent, waar er bestaanszekerheid is.

Mensen die kwetsbaar zijn getuigen vaak van een verrassende veerkracht als zij zich warm en als een gelijkwaardige bejegend weten. Als zij zich benaderd weten om wat hun eigen expertise op hun terrein is geworden: de dagelijkse strijd om het bestaan.

En ik denk dan in dit verband aan de overdenking die Guido vorige week uitsprak rond het Onze Vader – ik citeer: “een wereld waarin we van Iemand samen kinderen zijn, dat opent voor mij een totaal ander perspectief. Ik zal mijn problemen nog altijd zelf moeten oplossen, maar het heeft mij geleerd dat we de liefde moeten delen, vanuit onze diepste ervaring namelijk het leven gekregen te hebben uit de concrete handen van een vader en een moeder.”

De kwetsbare groep in armoede die dit perspectief niet verloren heeft: dat zijn de echte voorgangers in dit leven.


Tafelgebed

 

Elke zondag opnieuw komen we samen rond deze tafel. En telkens weer opnieuw stellen we het teken dat we ons leven willen delen en breken, zoals ons eens voorgedaan door Jezus van Nazareth.

Ons bewust worden dat het niet makkelijk zal zijn, om te blijven geloven dat we samen kunnen werken aan dat visioen van vrede, het bewerkstelligen van een plaats van leven voor elke mens. En dat we door de Ene en door elkaar gedragen worden.

We doen dat in verbondenheid met u die hier bent, met hen die er vandaag niet bij kunnen zijn.  Als mens en als christen zijn we ook verbonden met allen, waar ook ter wereld.

Steken wij daarom het kaarsje aan dat ons verbindt met al die gemeenschappen die in moeilijke omstandigheden blijven geloven in de kracht van de hoop, in de kracht van samenwerken voor een betere wereld.

En steken wij de kaarsjes aan voor hen die ons voorgingen, wier leven en dromen in ons verder gaan.

 

I