Wat kunnen wij van andere religies leren? 1 – Hnd 17,16-21

Dankbaar en verwonderd om de verrijking

van de interlevensbeschouwelijke ontmoeting

Viering van zondag 13 januari 2013

foto G.Vanhercke: kerk van Ronchamp

 Twee teksten 

Hand., 17, 16 – 21

Terwijl Paulus in Athene op hen (Silas en Timoteüs, die Paulus uit Berea hadden weggestuurd omdat er heibel was ontstaan met de joden van Thessaloniki) wachtte, raakt hij hevig verontwaardigd bij het zien van de vele godenbeelden in de stad. In de synagoge sprak hij met de Joden en met de Grieken die God vereerden, en op het marktplein ging hij dagelijks in debat met de mensen die hij daar aantrof. Onder hen waren ook enkele epicurische en stoïsche filosofen, van wie sommigen zeiden:’Wat beweert die praatjesmaker toch?’ Anderen merkten op: ‘Hij schijnt een boodschapper van uitheemse goden te zijn’, omdat ze dachten dat hij predikte over Jezus en over een godin die Opstanding heette. Ze namen hem mee naar de Areopagus en zeiden: ‘Kunt u ons uitleggen wat die nieuwe leer is die door u wordt uitgedragen? Want wat u zegt klinkt ons vreemd in de oren; we willen graag weten wat u bedoelt.’ Alle Atheners en de vreemdelingen die er wonen hebben immers voor haast niets anders tijd dan voor het uitwisselen van de nieuwste ideeën.

 

Prof. Balu over Indiërs die hun religieuze feesten herkennen in een Vlaamse weekendactiviteit.

Prof Balagangadhara, gemeenzaam bekend als Balu, is een Indiër die zowel in India als in het Westen studeerde. Enkele jaren geleden vertelde hij aan studenten vergelijkende cultuurwetenschappen het volgende verhaal: Stel dat twee Indiërs van het platteland voor het eerst naar België komen. Op het eind van het weekend -waarin ze zijn aangekomen- bellen ze naar het thuisfront met hun eerste bevindingen. Hun verhaal klinkt ongeveer als volgt:

“Het is hier veel rustiger dan in onze grote steden, de auto’s rijden gedisciplineerder en ze kennen hier zo goed als alleen maar fietsen op twee wielen. De religie beleving verschilt echter niet veel van de onze, we konden het gisteren in Gent meemaken: Ook hier trekken grote groepen –vooral mannen- met kleurrijke gebedswimpels naar grote open ruimten waar men samen zingt, vuurwerk afsteekt en muziek maakt. Er wordt een ritueel opgevoerd waarbij de omstaanders in koren zingen en dansen – bij dat ritueel bewegen priesters een rond voorwerp met sprongen en danspassen naar de uiteinden van de open ruimte. Daar staat een alleenstaande offerdienaar klaar om het ronde voorwerp, die bal, op te vangen. Het is een actief gebeuren dat de ganse open ruimte inneemt en waarbij de deelnemers juichen en zingen en met de gebedswimpels zwaaien”.

Waarop Prof. Balu afrondt en zegt: Gentenaars weten dat het om een voetbalmatch van AAGent gaat, maar iemand die niet vertrouwd is met dit spel zoekt in zijn eigen ervaring naar meest gelijkende gebeurtenissen om het nieuwe wat hij ziet te kunnen begrijpen. Een Indiër kan in de kleurrijke wimpels en het omgaan met licht en vuurwerk iets van zijn divali-feest herkennen. Op deze manier hebben westerse missionarissen destijds de gebruiken van Indiërs bekeken: met de bril van hun eigen religieus katholieke gebruiken benoemden ze de culturele en religieuze feesten.

 

Toelichting 

Paulus is in Athene omdat de joden van Thessaloniki hem uit Berea hebben verdreven. In Athene, de filosofenstad, discussieert hij met iedereen die hij tegenkomt. De filosofen interpreteren Paulus’ verhaal in hun eigen denkkader. Ze denken dat hij het over twee nieuwe demonen heeft: Jezus en de godin ‘Opstanding’ (Anastasiz). Hetzelfde geldt natuurlijk voor het verhaal over de zaterdagse voetballiturgie die de Indiërs als een religieuze uiting zagen. Eigenlijk vertelt Balu dit fictief verhaal aan Gentse studenten precies om duidelijk te maken wat wij westerlingen constant gedaan hebben en met veel aplomb verkondigden over hun oosterse levensbeschouwingen. Kan het misverstand groter zijn?

In eerste instantie kunnen wij de wereld alleen door onze eigen ogen bekijken. Maar ons beeld van de wereld is niet de realiteit. Het is altijd een vervorming, een selectie en een veralgemening. Toch houden we dat vaak voor dé evidente realiteit zelf. Elkaar begrijpen is dus niet vanzelfsprekend. Veeleer ligt het in onze aard om wie de wereld anders ziet, dom of gek of belachelijk of te kwader trouw te vinden, en te vechten om “mijn” waarheid. Allemaal streven we ernaar begrepen te worden zoals we onszelf begrijpen; desnoods door drie keer hetzelfde te zeggen, of  luider, of door te schreeuwen. Nochtans is beseffen dat we elkaar niet begrijpen, en het ook zeggen, de voorwaarde voor dialoog.

Waarom zijn we er zo op uit ons wereldbeeld en ons zelfbeeld, herkend, erkend te zien?

Laat ons toegeven: ook ónze spontane, primaire, ongecontroleerde reactie tegenover iets vreemds of onbekends of anders, is meestal angst en verdediging. Evolutiebiologen en -psychologen zeggen ons – en ik deel hun mening – dat wij van groepsdieren afstammen. Rondtrekkend op voedseljacht in de savannes is wantrouwen tegenover alles wat niet tot de eigen groep behoort een belangrijk overlevingsinstinct.  Positieve gevoelens en vooroordelen tegenover de eigen familie, groep, partij, kerk enz. en negatieve, zeg maar in zekere zin racistische, tegenover andere groepen behoren blijkbaar tot onze natuur.

De geschiedenis van Europa en van het christendom leert ons wat dit aan geweld en oorlog heeft meegebracht.

Maar ook subtiele dwang kan het verschil in wereldbeeld wegwissen. Dat gebeurt met name als we de ander vanuit ons eigen denkkader benaderen en het verschil herleiden tot iets wat we al kennen. Zo wordt de angel uit het verschil gehaald, wordt het prikkelende, irritante anderszijn van de ander weggegoocheld. Waardoor hij, beroofd van zijn identiteit voor ons niet meer als “anders” bestaat. Dat doen we bv. als we zeggen dat “alle godsdiensten hetzelfde zijn”. Wie zoiets beweert, kent allicht zijn eigen godsdienst slecht en nog minder de andere. Het verschil wegvegen is de realiteit loochenen, is voor “on-verschil” kiezen, voor onverschilligheid. Het is een goedkope, oppervlakkige vorm van tolerantie, relativisme eigenlijk.

Onze tijd, wijzelf?, is natuurlijk zeeééér tolerant, althans in theorie. Alle meningen zijn evenveel, en dus, even weinig waard. (Laatst zei hoorde ik iemand zeggen: als Jezus van Nazareth opnieuw op aarde kwam, dan zouden wij hem niet tot de kruisdood veroordelen, maar hem intervieuwen. Als een opvatting naast honderd zovele andere worden ook Jezus’ boodschap en leven een fait divers.)

Jezus’ levenshouding is van een uitdagende andersheid. Wie er zich mee inlaat, ondervindt dat elke vrijblijvendheid wegvalt. Precies dat zorgde ervoor dat kerken hem als dé absolute waarheid hebben gezien, een waarheid die, desnoods met geweld, moest worden afgedwongen. Augustinus heeft daarvoor argumenten geleverd. God had toch de hele wereld geschapen en zijn Zoon moest toch door allen worden geëerd, desnoods met dwang? In de historische context van een afgesloten, in principe homogene wereld, een begrijpelijke, maar gevaarlijke gedachte. Daarom heeft de R-K.K tot 1965 (het concilie) nooit iets willen begrijpen van de reformatie, noch van de moderniteit, noch van gewetensvrijheid. En het duurde ook tot 1965 voor Rome in andere religies God aan het werk wilde zien.

Hoe kan je als christen, overtuigd van de universele bevrijdende betekenis van Jezus van Nazareth, omgaan met andere godsdiensten/levensbeschouwingen? Volgens E. Schillebeeckx, bij wie ik te rade ging, behoort de positieve waardering voor de verscheidenheid van godsdiensten tot de wezenskern van het christendom. We moeten niet naar deze godsdiensten kijken met het  christendom als meetstok, maar ze in hun andersheid waarderen. Juist in dat verschil, in hun eigenheid, zijn zij een bron van verrijking. God is zo groot dat ook Jezus, als concrete, particuliere, unieke, historisch-cultureel bepaalde mens ons Gods wezen niet helemaal kan tonen. Als mens toont Jezus ons God in concrete omstandigheden, niet als een verklede, absolute God. Wat voor Jezus geldt, geldt ook voor het christendom. En voor ons.

Ook wij zelf behoren tot en zijn bepaald door onze unieke, concrete, historisch-culturele context. Het besef dat ik, in Thailand geboren, wellicht boeddhist zou zijn, roept openheid en nieuwsgierigheid op ten aanzien van andere, even contingente mensen en levensbeschouwingen. Voor mij, hier geboren en getogen, met mijn geschiedenis, staande waar ik sta, beken ik mezelf als iemand die gelooft in de universele, genezende en bevrijdende betekenis van Jezus van Nazareth. Juist  spitten op de plaats waar ik sta, zet me aan om het verschil dat andere godsdiensten zijn te waarderen. En om te streven naar een wereld waar wij allen elkaar behoeden en doen leven.

 

Moeilijkheden en mogelijkheden in de praktijk  

We zongen een lied waarin onze focus gericht wordt op menswaardig samenleven in het spoor van de Thora en Jezus, een samenleven dat zich niet verliest in de verschillen maar focust op de liefde als hoogste goed.  Met drie praktijkvoorbeelden probeer ik iets over dat moeizame maar ook verrijkende samenleven met andere levensbeschouwingen te vertellen.

Voorbeeld 1: Nu en dan heb ik vergaderingen met vertegenwoordigers van de erkende levensbeschouwingen in Vlaanderen. Deze ontmoetingen zijn op zijn minst boeiend, maar kunnen ook frustrerend zijn. Elkaar ten diepste begrijpen zoals die ander zelf verstaan en gekend wil worden is nl. niet vanzelfsprekend, de gevoeligheden correct inschatten vraagt enige tijd. Dit geldt natuurlijk voor elke menselijke relatie maar wanneer een levensbeschouwing expliciet mee gaat spelen blijken de gevoeligheden net ietsje groter omdat hier ahw niet alleen het individu maar ook haar verbondenheid en geworteld-zijn mee in het geding is.

Wanneer de godsdiensten binnen de commissie bijvoorbeeld menen dat zij verschillen van de vrijzinnige humanisten omwille van hun transcendentiegeloof, dan protesteren onze collega’s van niet-confessionele zedenleer dat de godsdiensten geen alleenrecht op transcendentie moeten claimen want dat ook zij transcendentie (er)kennen – Wie enkele decennia geleden in Gent de gesprekken met Leo Apostel mocht meemaken ivm atheïstische spiritualiteit kan dit alleen maar beamen.

Voorbeeld 2: Wanneer een Korantekst wordt gelezen voel ik me vaak onwennig, de taal is zo haperachtig anders dan ons taalgebruik (en dat ligt niet aan onze Nederlandse vertalingen weet ik ondertussen) – het vraagt van mij een grote inspanning om de tekst te beluisteren en zonder toelichting blijft de tekst voor mij ontoegankelijk. Luisteren we even naar een passage uit Soera 5 mbt het verschil tussen de drie godsdiensten van het boek (jodendom, christendom, islam). Inhoudelijk zeer interessant maar je moet het wel verstaan….:

“Voor ieder uwer (Jodendom en Christendom) hebben Wij gesteld een gedragsweg en een welgebaand pad. En zo God gewild had zou Hij u gemaakt hebben tot één gemeente maar Zijn bedoeling is u te beproeven in wat Hij u gegeven heeft, streeft dan vooraan te zijn in de goede daden. Tot God is uw terugkeer altezamen dan zal Hij u kond geven omtrent dat waarin gij verschilde” – voor mij een moeilijke en gesloten tekst die inspanning vraagt. Dankzij wat uitleg is de inhoud best spannend: de drie godsdiensten hebben volgens de Koran van dezelfde God een verschillende opdracht gekregen, waarom dat zo is is een mysterie dat pas bij Gods terugkeer verduidelijkt zal worden… Maar wat ons ondertussen te doen staat is: vooraan te zijn in de goede daden!

Tot slot:  in de Interlevensbeschouwelijke Werkgroep Gent komen maandelijks mensen met een verschillende levensbeschouwelijke achtergrond samen. Er zitten officiële vertegenwoordigers van levensbeschouwingen bij, maar die zijn in de minderheid. Ik ervaar die samenkomst als  een oefening in samenspreken en samenleven vanuit identiteit in al zijn diversiteit.

Wanneer iemand vanuit de eigen beleving spreekt, is het gesprek boeiend en helpen we elkaar om te groeien in geloof en leven én vriendschap… Als Kemal verduidelijkt hoe hij Koranregels interpreteert en welke speelruimte hij zichzelf en zijn leerlingen gunt om te interpreteren, dan wordt de islam voor mij herkenbaar.

Wanneer een volgeling van Bahaï vertelt over haar persoonlijke worsteling met de stelling dat je niet aan politiek mag doen vanuit haar godsdienst, dan is dat een interessant gespreksonderwerp. Wanneer een boeddhist vertelt dat hij in zijn gemeenschap de ethische reflex mist die christenen eigen is, dan beweegt er ook iets bij christenen die hun druk bezig zijn in vraag gaan stellen. Mensen worden mens aan elkaar.

Soms gebeurt het echter dat iemand spreekt vanuit de dogma’s van zijn godsdienst of levensbeschouwing en dan stokt het gesprek. Wanneer een christen in het gezelschap de verrijzenis gelijkstelt met een letterlijk leven na de dood waaraan je niet mag twijfelen of je bent geen christen meer…. dan ervaar ik dat als een gemiste kans tot menselijk contact.

Tafeldienst

Laat ons aan tafel gaan.
En God danken voor de maaltijd van onze Heer en Broer,
Jezus van Nazareth,
Hij die ons de weg wijst naar bevrijding en menselijke voltooiing.
Wij, zo verschillend als we zijn, delen brood en wijn met mekaar,
Maak ons ook bereid onszelf mee te delen,
en mekaar te begrijpen zoals we zelf begrepen willen worden.

In gedachten zijn we verenigd met allen die vandaag ditzelfde gebaar stellen,
Ver en dichtbij, hoe ze zich als christenen ook noemen.
De kaars die we aansteken herinnert ons daaraan.
En we verenigen ons met alle mensen van goede wil,
Van welke strekking ook.
En we bidden dat Gods Geest zelf ons aanwijst waar Hij bij al die anderen te vinden is.

Gij, Jezus, die op die avond vol onhoudbare spanning met uw vrienden aan tafel ging,
Ook met hem die het nodig vond u aan te geven bij de overheid;
Gij Hebt toen een brood genomen,
een zegengebed uitgesproken,
het brood gebroken, en het uitgedeeld met de woorden:
‘Neem hiervan, dit is mijn lichaam’.

Gij hebt ook de beker genomen,
een dankgebed uitgesproken,
hen de beker gegeven en allen laten drinken.
Gij  hebt gezegd: ‘Dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen vergoten wordt. Ik zal van deze beker pas opnieuw drinken op de dag van het rijk Gods.’
Blijf dit doen.