Vrijheid-vreugde-geluk (3)

Dominicus Gent

Viering van zondag 25 november 2018

Vrijheid-vreugde-geluk

(derde viering in een reeks over vrijheid)

 

Grote Naam, Levensbron, Zoon van God en Mensenkind, Geest van vrijheid, …
Dank om ons hier samen te brengen.

Gij noemt ons Uw kinderen
Wij zijn kwetsbare beelden van U
Gij breekt ons open en behoedt ons voor verstarring
Gij houdt niet op een nieuw begin te maken
Gij maakt ons vrij voor het goede
Gij maakt ons vrij voor elkaar
Dank om wat u in ons wakker maakt aan dromen en mogelijkheden.

Grote Naam, Levensbron, Zoon van God en Mensenkind, Geest van vrijheid, …
Blijf nabij.

 

 

Kermaria

Eerste inbreng: “Vrijheid, vreugde, geluk”

Dat vrijheid niet op zichzelf staat, maar meestal gekoppeld wordt aan vreugde en humor en aan geluk, kunnen we ontdekken in de Dominicaanse spiritualiteit die gegroeid is tijdens de eerste twee eeuwen van de Orde (13de en 14de eeuw). Ik ga daar niet een theoretische beschouwing aan wijden, maar er gewoon een viertal typische anekdotes over vertellen. Die anekdotes staan in het boek van de Ierse dominicaan Paul Murray, met als titel De nieuwe wijn van de Dominicaanse spiritualiteit. Guido heeft onlangs dat boekje prachtig vertaald in het Nederlands en het zal in het voorjaar van volgend jaar verschijnen.

Een eerste anekdote. Dat religieuzen rondtrokken om te gaan preken, werd in de dertiende eeuw door de monniken gezien als een schande. Contemplatieven in abdijen meenden van zichzelf dat zij de echte religieuzen waren, en zij vonden dat die ‘loslopende’ predikbroeders, wilden ze zichzelf religieuzen noemen, in hun klooster moesten blijven en liturgie beoefenen. De dominicanen van hun kant vonden niet dat religie gelijk staat met liturgische plechtigheden of met de kerken plat te lopen om naar de mis te gaan. Ze antwoordden de monniken dan ook langs hun neus weg: Toen Christus nog in de wereld was, vierde hij slechts één keer het Misoffer, op Witte Donderdag. Nooit lezen we dat hij biechten afnam. Hij diende weinig sacramenten toe, en dan nog heel onregelmatig. Hij was niet vaak bij een kerkelijke aanbidding. Toen Christus eenmaal zijn prediking was begonnen, zo lezen we in de evangelies, dan wijdde hij er zijn hele leven aan, zelfs meer dan aan het gebed.
Het waren niet alleen monniken die moesten wennen aan deze straatlopers-vorm van religieus leven. Een vrome vrouw uit Lombardije voelde zich uitermate geschandaliseerd, toen ze voor het eerst enkele predikende broeders ontmoette. Ze zag hoe jong ze waren, hoe mooi hun trekken en hun habijt, en ze voelde misprijzen, omdat zo’n schoon jong volk onderweg niet lang meer kuis kon blijven. Uiteraard wisten de eerste dominicanen goed welke risico’s ze namen. Door de aard van hun apostolaat liepen ze veel meer kans om bepaalde bekoringen te hebben dan monniken die leefden achter de muren van hun kloosters. Maar ondanks dit gevaar bleven de predikbroeders sterk geloven dat er momenten zijn in hun leven waarin grote risico’s genomen moeten worden. Is het niet beter, zo redeneerden zij, dat mannen beginnen te werken, zelfs al worden ze er bestoft van, dan dat ze thuis blijven en proper?

Een tweede anekdote gaat over de regel van de ontheffing of de dispensatie. Daarmee maakte Dominicus de strenge kloosterregels ondergeschikt aan de noden van het apostolaat, waar dat nodig was. Zodoende konden door deze nieuwe regel broeders die bijvoorbeeld voor hun prediking tijd nodig hadden om te studeren, ontheven worden van belangrijke gemeenschapstaken. Dat betekent een enorme verandering. Een oude tekst van de orde luidt: “De overste moet het recht hebben om broeders in zijn gemeenschap te dispenseren, telkens als hem dat nuttig lijkt, zeker in aangelegenheden die de studie of het preken in de weg kunnen staan.” Het is overduidelijk: verkondiging, onder welke vorm ook, vroeg om een nieuwe vrijheid, een nieuwe ruimte voor de geest. En die vrije geestelijke ruimte klinkt dus ook door in een nieuwe opvatting over de kloosterwetten. In de oudste regelgeving van de Orde staat: “De regels zijn niet bindend op straffe van zonde, zodat de broeders hen wijs kunnen toepassen, niet als slaven onder een wet, maar als vrije mannen in genade.” Zo bezorgd was Dominicus als stichter dat die geest van vrijheid bewaard zou blijven in de Orde, dat men hem ooit de volgende opmerking hoorde maken: mochten de broeders tekortkomingen in religieuze observantie ooit beginnen te zien als zonde, dan zou hijzelf naar alle kloosters trekken en met zijn mes alle regels wegkrabben.
Een derde anekdote. In 1229 was de opvolger van Dominicus, Jordanus van Saksen, zelf een humoristische man, met een groep nieuwe dominicanen onderweg naar Genua. Een van die jongeren schoot in de lach tijdens het nachtgebed, de completen. Omdat de anderen nogal vrolijk begonnen mee te lachen, wees een oudere broeder hen terecht en beval hen met veel gebaren te stoppen. Maar door die krampachtige gebaren begonnen ze alleen nog meer te lachen. Je kent dat: de slappe lach. Toen de completen afgelopen waren, zocht Jordanus de oudere broeder op en zei: “Broeder, wie heeft je tot overste over hen aangesteld?” Toen richtte hij zich tot de jonge broeders en zei: “Lach maar tot in de diepten van uw hart… en houd er niet mee op omdat die oudere medebroeder het niet verdraagt. U hebt mijn volledige toestemming, het is maar terecht dat jullie lachen, want jullie hebben de slavernij van de duivelse ernst doorbroken…. Lach maar, wees maar zo blij als jullie willen.”
De diepe, oncontroleerbare lach die uit de evangelische vreugde ontspringt, is helemaal niet on-spiritueel of oppervlakkig. Ze is gewoon een uitbundigheid van het hart, weg van koude eigenliefde. Een spontane overgave in blijdschap aan de naaste en aan God. Typisch voor grote heiligen was hun gebrek aan ernst, zei de schrijver Chesterton ooit, engelen kunnen vliegen omdat ze zichzelf niet ernstig nemen.

Een vierde anekdote gaat over studie en vrijheid bij Thomas van Aquino. In Thomas’ tijd haalde de leidende manier om aan theologie te doen veel inspiratie uit de platoonse en neo-platoonse traditie. Maar de leer van Aristoteles bijvoorbeeld die veel dynamischer is en dichter staat bij de materie en de menselijke zintuiglijkheid, werd beschouwd als een mogelijk gevaar voor het christelijke evangelie. Voor Thomas in Parijs aankwam, was het op de universiteit jarenlang zelfs verboden geweest les te geven in Aristoteles. Wat bezielde Thomas om tegen het dominante theologische denken van zijn tijd in te gaan en zijn geest te openen voor de leer van die verdachte Aristoteles? Hoe kwam hij erbij een bron te vertrouwen, die door zovele bekende theologen onder zijn tijdgenoten beschouwd werd als vervuild en gevaarlijk? Iets van het antwoord vinden we in een brief die Sint Thomas zond aan een zekere broeder Johannes en die handelde over studeren. Thomas schrijft: “Let niet op wie iets gezegd heeft, maar onthoud eerder wat er is gezegd.” Elders vinden we iets analoogs: “In het aanvaarden of verwerpen van argumenten moet men zich niet laten leiden door liefde of haat voor wie ze hebben gezegd, maar eerder door de zekerheid van de waarheid. Aristoteles zegt dat we de beide soorten mensen moeten liefhebben: zij wier meningen we volgen, en zij wier meningen we verwerpen. Want allebei studeren ze om de waarheid te vinden, en in die zin helpen ze ons allebei.”

Die vier kleine anekdotes leren ons dat de spiritualiteit van de eerste generaties dominicanen was gekenmerkt door vrijheid, vreugde en geluk. Ze durfden ongebaande wegen gaan, zowel wat de invulling van religieus leven als wat de vormgeving van het verkondigende apostolaat betreft. Ze schuwden bovendien het plezier niet en gaven zich ten volle over aan het avontuurlijke zoeken naar de waarheid. Hoe dan ook, ze zullen zeker toen al bevroed hebben dat vrijheid pas kan bestaan in taal, in de menselijke communicatie, in het delen van hetzelfde visioen. Ja, in het delen van mijn tijd, mijn brood, mijn lichaam, in het elkaar gelukkig maken. 

 

Het lied van de vrijheid

De vrijheid is voor de mensen
de vrijheid bestaat in taal
de vrijheid is voor de mensen
we spreken elkander toe

met vogels valt niet te praten
de maan is koud als een vis
met vogels valt niet te praten
zon is een zwijgzaamheid

maar mensen worden geroepen
elk aan zijn eigen naam
maat mensen worden geroepen
ter zake van ja en neen

er zijn er niet veel die zeggen
wij delen dezelfde tijd
er zijn er niet veel die zeggen
wij breken hetzelfde brood

de meesten willen alleen maar
een uur lang hetzelfde bed
de meesten willen alleen maar
een uur lang elkaar te lijf

zij zeggen mijn brood en mijn adem
zij slikken de woorden in
zij zeggen mijn brood en mijn adem
zij eten en slapen alleen

ik heb in mezelf gesproken
ik ademde enkelvoud
ik heb in mezelf gesproken
en nu zijn de anderen dood

want vrijheid is voor de mensen
wat lucht voor de vogels is
en vrijheid is voor de mensen
wat water is voor een vis

en vrijheid bestaat in woorden
die brood geworden zijn
stemmen die zijn gebroken
en bloed dat is vergoten
de vrijheid smaakt naar pijn.

(Het lied van de vrijheid, Willem Barnard)

 

Tweede inbreng: Vrijheid van Jezus 

Wat heeft Willem Barnard me daar een cryptisch lied over vrijheid geschreven! Het lijkt wel spits-filosofie die uitloopt in spits-theologie over vrijheid. De melodie ondersteunt met haar onverwachte wisselingen het bevreemdende, het poëtische ervan.
Laten we samen ‘Het lied om vrijheid’ herbekijken. Hopelijk komen we door het herlezen tot dieper begrip van vrijheid.
– (1) Vrijheid is iets voor mensen en heeft met taal te maken. Zo verbinden mensen zich aan elkaar: ze spreken elkaar toe.
– (2) Franciscus van Assisi ten spijt – die andere natuurverschijnselen aanspreekt als broers en zussen- zongen wij dat met vogels, maan en zon niet te praten valt.
– (3) Mensen worden persoonlijk geroepen om keuzes te maken: ja of nee. Oeps, wacht…iets te rap, dat klopt niet! Wij zongen: terzake van ja én nee… Dat moeten we vasthouden, misschien zijn we daar straks iets mee.
– (4) Er zijn er blijkbaar niet veel die op die roep ingaan om ja én nee te zeggen, om het concrete leven samen te delen en hetzelfde brood te breken.
– (5-6-7) Er wordt vanuit persoonlijke vermeende vrijheid gepalaverd, geprobeerd: een uur hetzelfde bed, een uur elkaar te lijf …maar wat blijft is fundamentele eenzaamheid ‘ik adem enkelvoud’. Ik spreek alleen met mezelf en anderen spelen geen wezenlijke rol, zij blijven ahw ‘doodse’ objecten die om mij heen cirkelen.
– (8) Valt er met de natuur niet echt te praten, er valt wel iets van te leren: vrijheid van vogels is er dankzij de lucht, vrijheid van de vissen is er dankzij het water… Net zo horen mensen onlosmakelijk bij elkaar: mensen worden vrij aan elkaar. (Ze ademen dezelfde lucht en zwemmen ahw in hetzelfde water).
– (9) Onze christelijke traditie bemiddelt die basiservaring van ‘het leven met elkaar delen’: Jezus’ woorden en daden worden brood – dagelijks voedsel. Op die laatste droevige maaltijd –met gebroken stemmen- breekt besef door dat vrijheid naar pijn smaakt en niet naar triomf. Dat vrijheid te maken heeft met een zich aan elkaar toevertrouwen vanuit een niet anders kunnen dan voor elkaar verantwoordelijk te zijn. De vrijheid vanuit het evangelie wordt begrepen als vrij worden van enkel eigen ideeën/eigen zorgen om vrij te worden voor elkaar, voor dromen, voor een samenleving van vrede en gerechtigheid.
Het lijkt contradictorisch dat vrijheid met pijn te maken heeft. Het is niet ‘ja of nee’ maar ‘ja én nee’. Het doet denken aan wat Paulus schrijft over de dwaasheid van het kruis en hoe die dwaasheid ware wijsheid, ja het ware geluk uitmaakt. Zo sluiten we aan bij wat Bernard met ons deelde: het contrair zijn van de dominicanen maakt hun geluk uit en schept vreugde.

De evangelieverhalen getuigen van Jezus die bij uitstek op zo’n vrije manier leeft. Hij leeft vanuit zijn verbondenheid met zijn vader, vrij van wat mensen klein maakt en vrij voor wat echt tot leven leidt, wat gelukkig maakt en vreugde verspreidt
We luisteren naar één zo’n verhaal bij Lucas. Een verhaal dat voor zichzelf spreekt: Vrijheid laat mensen rechtop komen. Wie zoiets van nabij meemaakt deelt in de vreugde en in de hoop dat het ware, goede en mooie kan overwinnen.

Lc 13, 10-17
Eens gaf Hij op sabbat onderricht in een synagoge. 11 Daar bevond zich een vrouw die al achttien jaar leed onder een geest die haar ziek maakte. Ze liep krom en was niet in staat zich op te richten. 12 Jezus zag haar en sprak haar aan. ‘Vrouw’, zei Hij, ‘u bent van uw kwaal verlost.’ 13 Hij legde haar de handen op en onmiddellijk rechtte ze haar rug, en ze prees God. 14 Geërgerd, omdat Jezus op sabbat iemand genezen had, zei de voorzitter van de synagoge tegen de menigte: ‘Zes dagen zijn er om te werken. Dan kunt u komen om u te laten genezen, niet op sabbat.’ 15 De Heer gaf hem dit antwoord: ‘Huichelaars! Ieder van u maakt toch op sabbat zijn os of ezel los van de voerbak om hem te drinken te geven? 16 Moest deze dochter van Abraham dan op sabbat niet losgemaakt worden van de boeien waarmee de satan haar al achttien jaar geleden heeft vastgebonden?’ 17 Toen Hij dat zei stonden al zijn tegenstanders beschaamd en verheugde de hele menigte zich over alle prachtige dingen die door Hem tot stand kwamen.

Al 18 jaar ziek, kromgebogen, maar aanwezig in de synagoge op een gelegenheid waar vooral mannen aanwezig zijn. Was deze vrouw daar altijd, maar ongezien gebleven, een onaanraakbare? Of kwam ze hoopvol omdat ze wist dat Jezus er zou zijn? In elk geval: Jezus ziet deze vrouw die al 18 jaar naar de grond staart en geneest haar. Hij raakt haar aan, zij recht haar rug, krijgt uitzicht –letterlijk en figuurlijk- en prijst God.
Iedereen zou mét deze vrouw toch God prijzen?
Nee… Regels en voorschriften kunnen het zicht op de mens verduisteren. Je kan zozeer met abstracte werkelijkheid van regelgeving bezig zijn en daardoor -al dan niet bewust- de mensen waarvoor die regels worden opgesteld op afstand houden, hen tot doodse objecten van regels degraderen… Dat gebeurt steeds opnieuw, ook nu in de discussies rond het migratiepact: de mens als medemens blijft buiten beeld.
Jezus geneest op sabbat, wijst de wettenmakers terecht met joodse spitsvondigheid. Farizeeën moeten beschaamd de duimen leggen in dit dispuut en de menigte in de synagoge verheugt zich.

Samenvattend: de vrijheid en vrijmoedigheid van Jezus leiden tot geluk en uitzicht voor de kromgebogen vrouw die al 18 jaar veroordeeld is tot blik op de grond. De vrijheid van Jezus tav wetten leidt tot vreugde bij de menigte.

Vrijheid, vreugde en geluk. Zoals Bernard daarnet via anekdotes liet verstaan horen die drie samen.