1 op 5 loopt in de buitenbaan (Welzijnszorg 2018)

Dominicus Gent

Viering van zondag 2 december 

1 op 5 loopt in de buitenbaan (Welzijnszorg)

Eerste zondag Advent 

Goedemorgen en van harte welkom in deze eerste adventsviering.
De start van 4 weken op weg naar het kerstfeest.
En nee, zoals ons kerkgebouw er nu bij ligt, is niet bedoeld als inleefoefening: hoe te overleven in een stal?
Het is wel een tussenstap naar een moderne multifunctionele ruimte die voor de viering toch een sacraal karakter blijft behouden. En tot we zover zijn, wordt er verbouwd en vertimmerd en blijft het ondanks alle inspanningen om het meeste stof weg te poetsen, toch altijd een beetje een werf. Dat laten we niet aan ons hart komen en we vieren ook vandaag dat er licht kan komen.

We bidden opdat er licht kome voor mensen die geen uitzicht, geen uitweg meer zien.
We bidden opdat we ons eigen leven zouden richten naar het licht.
Open onze ogen opdat we de talloze kansen zien om in mensen u te zien oplichten, om voor mensen de ruimte te scheppen waarin ze zich kunnen ontplooien en tot recht komen. Ontvouw in ons de kracht om lief te hebben en laat ons zoeken, onvermoeibaar naar uw aangezicht.
We steken de Paaskaars aan en de eerste adventskaars.

In de advent schenken we ook altijd aandacht aan de actie van Welzijnszorg. Dit jaar wordt onze aandacht gevraagd voor het onderwijs met de titel : 1 op 5 loopt in de buitenbaan. Het onderwijs zou voor kinderen en jongeren die in armoede moeten opgroeien een hefboom tot verandering kunnen zijn, maar veel te vaak is het nog een slagboom. Er bestaan uitvoerige en ernstige studies die deze ontmoedigende vaststelling documenteren. Toch maken hier en daar mensen het verschil. Een aantal gegevens en verhalen staan op een flyer die we u graag mee-geven waarin eveneens verwezen wordt naar de website van Welzijnszorg waarin u verdere informatie en achtergrond kan lezen over dit onderwerp.
Wij willen de problematiek van armoede vandaag vanuit een andere invalshoek benaderen, vanuit een evangelietekst waarbij we uitvoerig stilstaan.
Maar eerst zingen we ons tot gemeenschap ‘om te zijn elkaar als zegen, om te gaan een weg van dagen, liefdes weg, die ooit zal leiden naar een menselijk bestaan.’

 

Inleiding op de evangelielezing

We lezen vandaag een verhaal uit Johannes 12, dat samen met hoofdstuk 11 één mooi geheel vormt. Beide verhalen spelen zich af in Bethanië.
‘Bethanië’ roept, in joodse oren, de herinnering op aan de streek waar hun voorouders ooit als gevluchte slaven berooid en uitgeput, met lege handen toekwamen, vlak voordat zij het beloofde land zouden binnengaan.
Beth-ani betekent ook letterlijk: het huis van de arme, het huis van ellende.
In dat huis in Bethanië, wonen de zussen Marta en Maria en hun broer Lazarus, alle drie heel erg bevriend met Jezus. Hoofdstuk 11 eindigt als volgt : Lazarus is overleden. Na vier dagen had zijn lijkgeur zich al verspreid in het graf, maar Jezus gaat tot bij de gestorvene, roept hem uit het graf, zeggend: ‘…Laat hem gaan.”

In Johannes 12 gaat dit verhaal verder, daar in Bethanië, in dat huis.

 

Lezing: Johannes 12, 1-8

Jezus dan ging zes dagen vóór het Pascha naar Bethanië,
waar Lazarus was die Jezus uit de doden had opgewekt.
Zij dan maakten voor hem aldaar een gastmaal
en Martha diende, en Lazarus was een van hen die met hem aanlagen.
Maria dan had een pond zalfolie genomen
van onvervalste zeer kostbare nardus
en zalfde de voeten van Jezus
en droogde zijn voeten met haar lokken
en het huis werd vervuld van de geur van de zalfolie.
Daar zei Judas Iskarioth, een van zijn leerlingen,
hij die van zins was hem over te leveren:
waarom is deze zalfolie niet verkocht voor driehonderd
denariën, en gegeven aan de armen?
Maar dit zei hij niet omdat het hem
aangaande de armen ter harte ging,
maar omdat hij een dief was
en de beurs had en droeg hetgeen werd toegeworpen.
Jezus dan zei: Laat haar begaan
opdat zij dit zal bewaren tot de dag van mijn begrafenis.
Want de armen hebt ge altijd met u,
mij echter hebt ge niet altijd.

(vertaling Th. Naastepad)

 

Duiding

Over welke ervaring uit de Johannes-gemeente uit de eerste eeuw gaat het hier in dit verhaal? En wat hebben de armen daarmee te maken?

Judas was één van de 12 geëngageerde apostelen. Hij genas zieken, hij dreef demonen uit. Bovendien beheerde hij ook ‘hetgeen hen toegeworpen werd’: de giften, de aalmoezen.
Judas reageert op het eerste zicht verstandig: zo veel nardus en dan nog zo overdreven duur, een bedrag van 300 dagen loon. Pure verspilling! Dat geld kunnen we beter aan de armen uitdelen.
Judas zégt wel dat je beter aalmoezen aan de armen geeft, maar de armen zélf gaan hem echter niet ter harte. Deze houding was – is?- het normale verwachtingspatroon ten opzichte van de armen. Maar juist door zich te beperken tot het geven van aalmoezen, wordt hij een dief, zo stelt dit verhaal. Wat steelt hij dan? Judas ontneemt de arme het recht op gelijkheid, op gelijke behandeling. Hij ziet hen niet als zijn naasten. ‘Wat aalmoezen volstaan’: zo ont-neemt hij hen het recht op het volle leven. Hij gunt het hen niet.

Ik herken deze houding zo vaak als mensen in armoede van het kastje naar de muur gestuurd worden. Deze houding is zelfs in onze samenleving tot heel systeem geworden, een systeem van “georganiseerde onverantwoordelijkheid”(term van Andries Baart). Ik herken de houding in de oplapmiddelen die door Liesbeth Homans worden voorgesteld.
Ik herken deze houding soms in mijzelf, als het voor mij moeilijk is om mensen in armoede echt als gelijken te beschouwen.

In contrast met deze houding van Judas staat het weldadige gebaar van Maria. Ze ziet Jezus graag. Jezus gaat haar echt ter harte. Zij laat zich leiden door een liefde die haar vindingrijk maakt, die haar laat ontdekken hoeveel ze kan delen. Het verhaal vertelt het sober, in enkele korte zinnen:

Ze zalft Jezus’ voeten; er is véél te véél nardusolie. Zij droogt zijn voeten af met haar haren, waardoor ook haar eigen lokken die fantastische geur verspreiden. Pure nardus,zo veel, die fantastische geur vult het hele huis; wat een overvloed, het kan niet op!

Maria geeft zeer genereus. Jezus ontvangt genereus. Hij gunt haar deze gevoelige en kwetsbare gebaren en gaat tegen haar kritikaster in. Zoals Jezus bij Lazarus zei ‘Laat hem gaan…’ zo zegt hij nu, Maria in bescherming nemend: ’Laat haar begaan…’.

Zowel Maria als Jezus stemmen zich af een overvloed, die als een altijd aanwezige mogelijkheid onder ons is, een spoor van God zelf.
Deze handelingen vanuit overvloed, doen niets af van de aandacht voor de minsten. Integendeel. “Armen zult gij altijd in uw midden hebben en inzet zal altijd nodig blijven”, zo klinkt een vers uit Deutoronomium. Maar de sfeer waarin die inzet kan gebeuren, is even veranderd : niet de geur van armoede en dood en maar het parfum van leven in overvloed voor allen, daar in Bethanië, in het huis van de arme.

Deze overweldigende ervaring, deze kwetsbare houdingen van mensen roepen weerstand op. De bijbel is daar niet naïef over. Hogepriesters en farizeeën besluiten om ‘de hand te leggen op Jezus’ en nog cynischer, ook op Lazarus. Zo eindigt hoofdstuk 12.
Met Judas’ keuze om Jezus over te leveren aan deze cynici, verraadt hij het ideaal dat leven uit overvloed voor allen mogelijk is.

Op deze eerste zondag van de advent laten wij hier de oproep vanuit Welzijnszorg klinken. Om ons te herinneren dat een overvloed aan kansen in het onderwijs nodig en mogelijk is, ook voor leerlingen die arm zijn.

Een voorbeeld.
Onlangs was ik bij de doorlichtingsbespreking in de school Blaisantnest hiernaast.
“Hoe komt het toch, “ zei de inspecteur oprecht verwonderd, “dat de armoedesituatie van deze kinderen, hun taalachterstand, door jullie telkens opnieuw aangegrepen worden als kansen? Er hangt hier in deze school zoveel betrokkenheid en inzet.”
“Dat hangt hier in de muren,” klonk het.
“Ja maar,” zei de inspecteur, “ hoe komt dat hier dan in die muren? “
Iemand zei: “ ’t Is juist omdat deze leerlingen zoveel kansen missen, dat wij er alles aan moeten doen om dit onderwijs zo rijk mogelijk voor hen te maken, op alle vlakken.”

Deze directies, deze leerkrachten, zij zien hun leerlingen graag, zij zijn intens op hen betrokken. Juist daarom zijn ze vindingrijk en creatief, juist daarom kunnen zij niet anders dan zich voluit inzetten.
Zulke hartstochtelijke leerkrachten ontroeren mij mateloos. Zij geven zich volop, genereus. Zulke mensen trekken een spoor van licht door de tijd.

Niet de geur van armoede, maar het parfum van leven en kansen in overvloed, ook voor de leerlingen die arm zijn.

 

Inleiding tafeldienst

We gaan aan tafel en gedenken Jezus van Nazareth.
Zijn levensverhaal werd opgetekend als een strijd van licht
tegen duisternis. Het duister rondom, het duister binnenin.
We gedenken Jezus van Nazareth,
Gods Woord dat mens en samenleving confronteert
met zichzelf,
dat de waarheid over ons bestaan aan het licht brengt,
Woord dat zegt wat liefde is en mensen aanraakt met buiten-
gewone aandacht en tederheid.

Eeuwig Woord; alle dagen woord, doe ons verstaan :
wat breken en delen kan zijn, genereus, gul vanuit
de weldadige overvloed waarin iedereen volop leven mag.

Verbonden met talloze bekende en onbekende tochtgenoten
die op dit moment, waar ook ter wereld, uw licht in het duister
willen brengen(klein kaarsje aansteken).
Verbonden met allen van wie we onderweg afscheid moesten
nemen, onze lieve doden.

Tafellied: Wie heeft brood genoeg voor zo’n hongerige menigte…

Instellingswoorden

Breng dood tot staan?
Dat deed Jezus tot hij zelf stierf,
maar op de vooravond van dit sterven
zat hij samen met zijn vrienden aan de feesttafel
Tijdens de maaltijd nam hij een brood,
sprak de zegenbede uit, brak het brood, gaf het hun en zei:
‘Neem het, dit is mijn lichaam.’

Ook nam Hij een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun
die beker: ze dronken er allen uit. En Hij zei hun: ‘Dit is mijn
bloed van het verbond.

Ik zal opnieuw met jullie drinken van de vrucht van de wijn-
stok op de dag waarop de nieuwe oogst van het koninkrijk
van God er is.

Onze Vader

Vredeswens
Mogen we open komen voor het onverwacht toevallen van
vrede, iets wat elk moment kan gebeuren. Advent, advenir,
een zegening die naar ons toekomt. Geven we alvast elkaar
een teken van die vrede.

Slotoverweging Interview De Standaard 24 november, Kati Verstrepen.

Haar eerste pleidooien hield ze op school, waar ze leerlingen verdedigde die onterecht gestraft werden. Dat ze de allerzwaksten zou verdedigen, was een evidentie toen ze advocaat werd.
In haar advocatenkantoor is er een warme ontvangst voor de
mensen die ze zelf ‘de verschoppelingen’ noemt ‘die niemand wil hebben’.
Ze heeft een stijlvol ingericht pand waar mooie meubels en huisparfum de sfeer bepalen.

God,
zegen ieder van ons
en zegen ons samen.
Zegen onze handen.
Zegen ons haar.
Zegen onze voeten.
Zegen al onze aanrakingen.