Vluchten (2)

Dominicus Gent

Viering van zondag 27 september 2015

Vluchten (tweede viering)


Een vluchtplek zijn voor iemand, de hoop bewarend…

 

Welkom.

Het spreekt voor zich dat we deze reeks vieringen waarin we het hebben over vluchten en vluchtelingen begonnen zijn met aandacht te besteden aan de vluchtelingen zelf, die vandaag niet uit de actualiteit te bannen zijn. Vorige week is het daarover gegaan. We willen de thematiek ook ruimer bespreken en nog andere aspecten van vluchten naar voor te brengen, om haar ook toe te passen op iets waar we waarschijnlijk allemaal wel in de een of andere zin mee te maken hebben. Mensen vluchten ook soms voor zichzelf. Om allerlei redenen en op talloos veel manieren. Vluchten kan maar zinvol zijn wanneer er een perspectief van hoop is. Is dit niet het geval dan wordt vluchten bijzonder hachelijk. We kijken vandaag naar enkele situaties waarin vluchten een positieve stap is: als opstap naar een nieuwe betere situatie, en tevens hoe wijzelf daarin een bijdrage kunnen leveren.

We doen dat in gesprek met het evangelie dat ons wellicht een perspectief kan aanreiken. Daartoe stellen we ons in de aanwezigheid van de Levende Christus die we symbolisch in ons midden aanwezig weten bij het licht van de paaskaars die we bij het begin van deze viering willen ontsteken.

En we bidden zingend dat wij gehoord mogen worden: Gij die het sprakeloze bidden hoort…

Een vluchtplek zijn voor iemand…

We willen deze week stilstaan bij het vluchten zoals het zich kan voordoen in eigen leven, in vele vormen. En net als vorige week proberen we uit te komen bij iets om te vieren, om samen kracht en verbondenheid uit te putten.

Ondanks de vreselijke beelden die ons al jaren bereiken over mensen die vluchten, moeten we toch zeggen dat vluchten niet louter negatief is. Vluchten is een overlevingsstrategie, soms een heel verstandige overlevingsstrategie. Ik geef twee heel verschillende voorbeelden: het kind dat probeert een moeilijke thuissituatie te overleven door te vluchten in de boeken, in die andere wereld van het lezen; de vrouw die met haar kinderen naar een vluchthuis trekt.

Vluchten is voor wie vlucht vaak dus een hele rationele stap: de overweging dat, om straks niet helemaal kapot te gaan, het beter is om je leven achter te laten. Het is die diepe hoop waarover ik de Syrische vluchteling, een ingenieur, hoorde spreken, toen hij zei: mijn hoop nemen ze mij niet af, zelfs niet als ik sterf. Die hoop, die wil om uit het leven dat goede te halen dat erin zit, dat erin meegegeven is als een belofte, over die hoop zal Ignace straks nog iets zeggen. Vluchten om te overleven, om te leven, om eindelijk goed te kunnen leven…

Want soms kan je niet meer vluchten. Hoe zwaar en bedreigend het vluchten zelf ook is, niét kunnen vluchten is nog veel erger. Ik geef weer een aantal voorbeelden: het kind in een incestsituatie, met een verbod tot spreken; de oudere vrouw in een gewelddadig huwelijk, die er niet uit durft te stappen omdat ze nooit gewerkt heeft en financieel totaal afhankelijk is van haar man; verslavingen allerhande; zelfs verbittering noem ik een gevangeniscel waaruit je niet meer alleen weg geraakt.

Nochtans zingen we: slechts de gevangene die we verlosten, zal ons bevrijden. En zo is het. Vluchten, losbreken uit een bedreigende situatie, kan je soms op eigen kracht, je hoop achterna. Maar zo vaak ook kan je het niet alleen, moet iemand mee losbreken uit zichzelf en naar je toekomen. Een huisdokter die zegt, nu is het genoeg, nu moét je een therapie doen; iemand die je werk geeft; de buurvrouw die je boodschappen wil doen; het gezin dat voogd en opvang wil zijn voor gevluchte kinderen; het gezin dat pleeggezin wil zijn voor Belgische kinderen; de man of vrouw die Nederlandse les geeft en je blijft bemoedigen…

Een vluchtplek zijn voor iemand anders…, het klinkt een beetje als een te groot gebod voor onze kleine mensenarmen. Maar laten we het niet een gebod noemen, het leven vraagt het zo wel zelf, om vluchtplek te zijn voor iemand. Levinas zou zeggen: het gebeurt telkens als we ons laten raken door het gelaat van een ander mens, de pijn en de verlamming zien achter dat gelaat en ons aangesproken weten. Dat is wat Jo vorige week micro-radicaliteit noemde.

Die diepe vraag naar solidariteit tussen mensen, we vieren in elke zondagsviering dat ze mogelijk is, we proberen er al luisterend en zingend kracht voor op te doen, kracht voor twee… We nemen de oude woorden mee die spreken van de grootste belofte die iemand kan uitspreken en die iemand kan krijgen: ik zal er zijn…

Laten we daarom vanuit dit diep geloof in verbondenheid bidden voor al die mensen die vechten voor hun hoop, of die geen hoop meer hebben. Moge iemand, wij misschien als het leven het zo meebrengt, moge iemand, met hen, of in hun plaats, proberen hoop te bewaren…

En zingen we het lied: Dan nog, dan nog klamp ik mij vast aan jou, of je wil of niet, op genade of ongenade, ik zal red mij roepen, of zoiets als heb mij lief…

 

Lezing: Marcus 3, 7-12
[7] Jezus week met zijn leerlingen uit in de richting van het meer. Een grote menigte uit Galilea volgde Hem. Ook uit Judea [8] en Jeruzalem, uit Idumea en het gebied aan de overkant van de Jordaan, en uit de omgeving van Tyrus en Sidon kwam een grote menigte. Toen ze hoorden wat Hij allemaal deed, kwamen ze naar Hem toe. [9] Hij vroeg zijn leerlingen een bootje voor Hem gereed te houden vanwege de menigte, om niet onder de voet gelopen te worden. [10] Want Hij had zoveel mensen genezen, dat iedereen die een kwaal had op Hem aandrong om Hem aan te raken. [11] Zelfs de onreine geesten wierpen zich voor Hem neer wanneer ze Hem zagen, en krijsten: ‘U bent de Zoon van God!’ [12] Hij verbood hun telkens weer, Hem bekend te maken.

 

Over hoop (Marcus 3, 7-12)

Wat we bij Marcus beluisteren is een typerende samenvatting van Jezus’ optreden. Dit is een eigen literair genre dat dan ook als zodanig begrepen moet worden. Het genre komt wel vaker voor bij Marcus. Het gaat om een evocatie, geen beschrijving. Het gaat om de manier waarop Jezus ervaren is geworden. Klaarblijkelijk is er een bijzondere uitstraling van hem uitgegaan. En wel één die mensen aantrekt. Er is sprake van mensen die op de een of andere manier met zichzelf in de knoei zitten. Er wordt niets gezegd over de vraag hoe het zover gekomen is, welke de oorzaken kunnen   zijn, of hoelang ze reeds met hun knoeiboel geplaagd zitten. Allerlei zieken, zegt Marcus. Fysiek zieken, geestelijk zieken, kreupelen, doven, stommen, blinden. Allerlei zieken. Er is geen toelatingsproef voor een zieke. Geen graadmeter ook al niet. Ze zijn er gewoon. En ze komen van overal. Alle landstreken worden – lukraak – genoemd van noord tot zuid en zelfs het naburig heidens gebied wordt er bij gehaald. Het moet een bepaalde sfeer oproepen. Mensen lopen te hoop. Er heerst een nerveuze sfeer. Spanning in de lucht. Er wordt ook melding gemaakt van onreine geesten die voor hem neervallen en hem toeschreeuwen. Ze spelen een opvallende rol in het evangelie van Marcus. Ze worden namelijk voorgesteld als tegenspelers van Jezus.

Marcus merkt op – en dat is toch opvallend – dat het Jezus ook wel eens te veel kan worden. Als hij het niet meer ziet zitten met al die mensen, moet er gezorgd worden voor een boot die hem toelaat afstand te nemen. Het water markeert een grens. Het moet mogelijk zijn afstand te nemen. Begrijpelijk natuurlijk, zelfs voor Jezus. De demonen mogen hem dan de zoon van God noemen, toch zijn er grenzen. Hij is ten slotte maar een mens. Hij kan de ellende van heel de wereld niet aan. Hij heeft niet de ambitie de verlosser van de hele mensheid te worden. Hij brengt niet de grote wereldvrede waar we nog steeds naar uitzien.

Het zijn inderdaad de onreine geesten die het contrast met hun eigen activiteit het scherpst aanvoelen. Demonen maken mensen ziek doordat ze hun zelfvertrouwen ondermijnen. De demon brengt verwarring, maakt onzeker, spiegelt dwaasheden als wijsheid voor, belooft paradijzen die te koop zijn. Mensen lopen verloren. Vinden geen houvast. Daardoor zijn ze een prooi voor ieder wie munt wil slaan uit die verlorenheid.

De onreine geesten voelen dat Jezus dat ziet. Hij doorziet de leugens en de valse zekerheden waarmee mensen voor de gek worden gehouden. Hij biedt geen hemel op aarde, geen aards paradijs. Hij brengt mensen bij zichzelf. Helpt mensen kracht te vinden in zichzelf. Hij is blijkbaar zo’n vluchtplek. Iemand in wie geen kwaad is. Geen cynisme, geen rancune, geen wrok. Iemand die voor mensen helpt toekomst open te houden. Want opstaan moeten ze uiteindelijk zelf doen. Met iemand die vertrouwen inboezemt lukt het natuurlijk makkelijker. Die helpt je werken aan eenwording, aan heling. Die stelt zich in op wat komende is. Op wat uit het niets komt. Zoals elke geboorte. Zoals alle leven uit het niets komt.

Jezus’ optreden getuigt van een vertrouwen dat aan onze gangbare categorieën van controle en beheersing ontsnapt. Een vertrouwen dat getuigt van een groter geheel dan wat we kunnen vatten of grijpen. Een keuze voor pure positiviteit. We hebben de term van Edward Schillebeeckx. Hij is zeker van toepassing op de keuze die gemaakt werd door de Trappistengemeenschap van Tibhirine toen ze met de dood bedreigd werden. Alle redelijke argumenten ondersteunden de keuze om te vertrekken. Ze beseften dat ter plekke blijven hen het leven kon kosten. Ze zijn gebleven. De keuze van Etty Hillesum om solidair te zijn met haar joodse medemensen en vrijwillig mee te gaan naar Auschwitz. De keuze van zoveel naamloze mensen die hun leven in dienst stellen van een zieke partner, een hulpbehoevend kind, een onooglijk medisch project in Burkina Fasso, een ongekende compagnon de route voor mensen in de vierde wereld.

We maken het mee in eigen midden. Het zijn ervaringen die zich niet zomaar buiten ons afspelen. Wij zelf   worden erdoor gedragen. Er is meer dan “wat plaats vindt”. Er is “in” datgene wat plaats vindt “iets” wat zoekt aan het licht te komen. Het is de hoop die ruimte zoekt. De eerste keer dat iemand uit de vierde wereld zelf het woord neemt op 17 oktober: dit gebeuren is meer dan wat er gebeurt. In dit gebeuren gloeit de hoop als morgenrood van een nieuwe dageraad. Het spreekt van een belofte die de kop opsteekt.

Daarom kunnen we spreken van de naam die Jezus gemaakt heeft. Die naam inspireert tot een steeds nieuw gebeuren. De naam is belofte. Het is tegelijk de grond van onze hoop.

 

Uittochtlied: Alsof de richting ons werd ingeschapen, gaan wij de onbegonnen lange weg…

Inbreng gemeenschap

Tafeldienst

Aan deze tafel oefenen wij het breken en delen dat deze wereld zal moeten redden. Eten en drinken zijn het meest essentiële wat een mens nodig heeft om te leven. Maar zoals Jezus het zei: een mens leeft niet van brood alleen. Ieder mens wil ten diepste erkend worden als mens, weg geraken van de stress en de wanhoop door samenwerking, goedheid, gedeelde hoop. Ook dat eten, voor de innerlijke mens, ook dat levensnoodzakelijke eten delen wij hier.

Mag ik een paar mensen vragen brood en wijn aan te brengen, en het schrift waar we onze hoop naar verbondenheid als intentie in neerschrijven?

We staan hier in verbondenheid. Met de man uit Nazareth, zelf ook een vluchtelingenkind, die zoveel hoop uitstraalde. Maar we willen ons ook verbonden weten met wie hier vandaag niet is, met onze zieken, met de mensen van de buurt, met alle eenzamen van deze stad.

We willen ons verbonden weten met ieder die in het spoor van Jezus helpt om de hoop aan het licht te laten komen, overal ter wereld. Daarvoor steken we dit kleine kaarsje aan, dat oorspronkelijk uit Afrika kwam. En we steken de kaarsjes aan voor onze geliefde doden. Moge hun inspiratie ons blijven dragen.

Tafellied: Gij die de stomgeslagen mond verstaat…

Onze Vader 

Vredeswens

Mogen wijzelf een vluchtplaats zijn voor mensen die geen houvast hebben, mogen we elkaars vertrouwen versterken door onze aanwezigheid, onze nabijheid, onze aandacht. Mogen we vertrouwen dat nieuwe geboorte steeds mogelijk is. Mogen we vrede ervaren en vrede uitstralen.

Slotlied: Wie leidt de slaven…

*

Afbeelding: Hans Van de Kerckhove