
Dominicus Gent
Eerste zondag van de vasten – 9 maart 2025
Vrijheid tussen moed en wanhoop
Welkom op deze zonnige eerste zondag van de vasten, ook een bijzonder welkom aan de mensen die via de streaming meevieren.
Het is toch altijd weer een bijzondere periode, die vasten, met de kans om net iets meer dan anders bewust te leven en te kiezen wat belangrijk en bevrijdend is. Vandaag starten we dan ook met een reeks van drie vieringen rond verschillende dimensies van vrijheid en verantwoordelijkheid. De reeks zal lopen over de eerste, derde en vijfde zondag van de veertigdagentijd. Ze wordt onderbroken op 16 maart door de ziekenzalving en op 30 maart door een viering rond het thema van broederlijk delen dit jaar (het gebruik van pesticiden).
Vrije mensen worden, dat doen we in het spoor van Jezus die volhield en zijn weg naar gerechtigheid afmaakte, ook als het kruis dreigde. We steken hier graag de Paaskaars aan als herinnering aan hem, die bij uitstek vrije mens.
Lieve God,
Wek in ons de stilte
om naar jouw verhaal te luisteren.
Stel ons vragen
die tot overwegen stemmen.
Geef ons redenen om het antwoord
in onszelf zelf te laten kiemen.
Vraag ons om vertrouwen
dat onkreukbaar is.
Gun ons een overtuiging
waarmee we ruggensteun kunnen bieden.
Verleen ons het voorrecht
om wat zwaar is mee te dragen.
En wanneer een mens eenzaam is
geef dan de kleine gave
Van onze vriendschap
En ons woord.
Geborgenheid ligt soms
In stille dingen.
(Vrij naar Kris Gelaude)
En laat ons de viering open zingen met het lied `Al wie dolen in het duister’.
Al wie dolend in het donker,
in de holte van de nacht,
en verlangend naar een wonder
op de nieuwe morgen wacht;
Vrijheid wordt aan u verkondigd
door een koning zonder macht.
Onze lasten zal Hij dragen,
onze onmacht tot ter dood,
geeft als antwoord op ons vragen
ons zichzelf als levensbrood:
Nieuwe vrede zal er dagen,
liefde straalt als morgenrood.
Tot de groten zal Hij spreken,
even weerloos als een lam,
het geknakte riet niet breken,
Hij bewaakt de kleine vlam:
hoort en ziet het levend teken
van een God die tot ons kwam.
Dor en droog geworden aarde
die om dauw en regen vraagt
dode mens die snakt naar adem
wereld die om toekomst vraagt:
zie mijn Zoon, de nieuwe Adam
die mijn welbehagen draagt.
(Henk Jongerius)
Evangelie – Mt. 4: 1-11
Daarna werd Jezus door de Geest meegevoerd naar de woestijn om door de duivel op de proef gesteld te worden.
Nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, had Hij grote honger.
Toen kwam de beproever naar Hem toe en zei: ‘Als U de Zoon van God bent, beveel die stenen dan in broden te veranderen.’
Maar Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Er staat geschreven: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God.”’
Vervolgens nam de duivel Hem mee naar de heilige stad, zette Hem op het hoogste punt van de tempel en zei tegen Hem: ‘Als U de Zoon van God bent, spring dan naar beneden. Want er staat geschreven: “Zijn engelen zal Hij opdracht geven om U op hun handen te dragen, zodat U uw voet niet zult stoten aan een steen.”’
Jezus antwoordde: ‘Er staat ook geschreven: “Stel de Heer, uw God, niet op de proef.”’
De duivel nam Hem opnieuw mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij toonde Hem alle koninkrijken van de wereld in al hun pracht en zei: ‘Dit alles zal ik U geven als U zich voor mij neerwerpt en mij aanbidt.’
Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Ga weg, Satan! Want er staat geschreven: “Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen Hem.”’
Daarna liet de duivel Hem met rust, en meteen kwamen er engelen om Hem te dienen.
1
Het evangelieverhaal van zonet wordt traditioneel op heel veel plaatsen gelezen bij het begin van de vasten. Het is het scharnierverhaal tussen Jezus’ doop in de Jordaan en het begin van zijn openbaar leven.
Bij Marcus, het oudste evangelie, worden er maar twee verzen aan besteed: “Meteen daarna dreef de Geest Hem de woestijn in. Veertig dagen bleef Hij in de woestijn, waar Hij door Satan op de proef werd gesteld. Hij leefde er te midden van de wilde dieren, en engelen dienden Hem.”
Matteüs maakt er echter een uitgebreid verhaal van en dan weet je dat er wel een bedoeling achter steekt. Eén die ons ons een bepaald perspectief aanreikt. Zoals u misschien weet, portretteert Matteüs Jezus als de nieuwe Mozes. De verwijzingen naar de bijbelboeken over Mozes zijn hier dan ook alomtegenwoordig.
Zo loopt Jezus’ doop door Johannes gelijk met Israëls doortocht door de Rietzee en het verhaal van de beproevingen van Jezus in de woestijn verwijzen naar Exodusverhalen over de moeilijkheden die het volk Israël in de woestijn beleeft na de bevrijding uit Egypte.
We mogen ze verstaan als een soort bekwaamheidsproeven. Het drukt het geloof uit dat voordat God met Israël en met Jezus in zee wil gaan, ze moeten tonen dat ze uit het goede hout gesneden zijn, dat ze ook in moeilijke tijden overeind kunnen blijven. Tonen dat ze het hart en de geest op de juiste plaats hebben. Want, u weet het, in het gewone leven word je constant op de proef gesteld om rechtvaardigheid in te wisselen voor gemakzucht en eigenbelang.
Heel kort een aantal parallellen. Ook Mozes vast 40 dagen op de berg Horeb, waar hij de 10 woorden, de 10 geboden, zal ontvangen van JHWH. Er staat: “Hij at geen brood, alleen het brood van de Tora, hij dronk geen water, alleen het water van de Tora.” De setting voor Jezus is ongeveer dezelfde.
De antwoorden op de drie beproevingen door de duivel, letterlijk “de uiteensmijter”, degene die probeert verdeeldheid en twijfel te zaaien, de antwoorden van Jezus zijn letterlijk teksten uit het boek Deuteronomium die verwijzen naar drie episodes in de uittocht door de woestijn.
Zo hebben de Israëlieten op een bepaald ogenblik geen eten meer, klagen steen en been, en JHWH voorziet hen van brood dat neerdwarrelt uit de hemel. Wanneer ze het proberen bewaren, vasthouden, wordt het slecht.
Of ze beginnen te twijfelen aan Mozes en aan JHWH, want ze moeten maar ronddolen, schijnbaar zonder doel en komen op onherbergzame plaatsen waar geen water te vinden is. Ze vragen een bewijs dat JHWH nog met hen is. Dat komt er wanneer Mozes met een staf op de rotsen te slaan, en ze overvloedig water te drinken krijgen. Mozes noemde de plek “Massa”, wat uitdaging betekent, want u zult uw Heer niet op de proef stellen.
En u herinnert zich ongetwijfeld nog het verhaal over het gouden kalf dat als afgodsbeeld aanbeden wordt. Bij Jezus is dat de bekoring om neer te vallen aan de voeten van de duivel.
De vertellers willen hiermee duidelijk maken waar het echt om draait: eerst komt het woord van God, de 10 geboden, de moraal, dan pas komt al rest: eten en drinken, materiële welvaart en welzijn. De moraal, het op de correcte rechtvaardige manier samenleven met elkaar, brengt als het ware het welzijn voor iedereen voort. Als dat goed zit, dan volgt de rest.
Dat dat nog altijd een broze, breekbare realiteit is, hoeft deze dagen, denk ik, geen verdere uitleg. De uitdagingen in het leven zijn niet min en de bekoringen zijn er in veelvoud. En dat die zo sterk trekken, is wellicht ook omdat ze antwoord lijken te bieden aan onze menselijke angsten. Steen in brood kunnen veranderen om onze angst te sussen dat we materieel zullen tekortkomen of niet in ons levensonderhoud kunnen voorzien. God opdragen een bewijs te leveren is het verhaal van de angst voor het verlies van controle, van het niet weten. De verleiding om heel de wereld aan je voeten te hebben, geeft toe aan onze nood aan bevestiging, de angst voor verlies van imago, of dat je naam niet zal weer te vinden zijn in de geschiedenisboeken.
Het is menselijk, wellicht zelfs aangeboren, die angst is deel van ons bestaan.
Maar zowel het verhaal van de uittocht als dat van de beproevingen van Jezus in de woestijn, tonen ons dat dit ons niet moet beperken of gevangenzetten. Het zijn verhalen van bevrijding, van leven in vrijheid, voorgoed bevrijd van deze angsten.
Het is Jezus’ weg bij uitstek geworden. Even verder bij Matteüs klinkt dat als “Wees niet bezorgd voor uw leven, wat ge zult eten en wat ge zult drinken, en ook niet voor uw lichaam wat ge zult aantrekken. Let eens op de vogels in de lucht: ze zaaien niet en maaien niet en verzamelen niet in schuren, maar uw hemelse Vader voedt ze.”
Jezus vraagt zijn toehoorders hier niet meer of min dat ze de vrijheid die hen gegeven wordt, te omarmen. Hij vraagt ze te leven, bevrijd van zorgen om het dagelijkse bestaan. Dat is geen pleidooi om jezelf te verwaarlozen en te verwachten dat de gebraden duiven of kalkoenen je vanzelf in de mond zullen vliegen. Wel om steeds de essentie voor ogen te houden wanneer dagelijkse beslommeringen je zicht daarop vertroebelen. Om dat te kunnen, om de vrijheid aan te kunnen, is vertrouwen nodig. En dat basisvertrouwen dat ook Jezus kenmerkte, is door alle tijden heen door talloze mensen belichaamd. Vrije geesten, vrijdenkers en -doeners die hun ding deden los van maatschappelijke goedkeuring, soms met gevaar voor eigen leven, maar steeds met gerechtigheid voor ogen.
We kunnen maar in vrijheid, zonder angst, leven, wanneer de basis voor die angst weggenomen wordt. We zijn immers de mensen die wij nu angstig zijn, zoals we het straks zullen zingen, het zit in ons. Jezus toont ons een mogelijk pad weg van die angst: hij streeft niet naar bevestiging maar gaat het gesprek aan met hen die zijn weg en handelen afwijzen. Dat kon hij alleen omdat hij doordrongen was van een basisvertrouwen dat van een andere orde was, maar toch ook des mensen. Zijn “Vrees niet” was teken van het diepe aanvoelen dat ons leven in een bedding stroomt die ons draagt en steunt. En zelfs al gaat een deel van ons soms even buiten de oevers, het diepe besef dat je niet uit die bedding kan vallen, maakt dat je op een heel andere manier naar veel dingen kan kijken. Voorgoed bevrijd en niet meer angstig. Want dan doet het er niet meer toe welk aards bezit of status je hebt opgebouwd, dan doet het er niet meer toe hoe en of men je zal herinneren lang na je verdwijnen uit dit bestaan. Een ander, de Ander heeft je gezien en kent je. Je bent niet, nooit meer alleen.
Als vrijheid was wat vrijheid lijkt, wij waren de mensen niet die wij nu angstig zijn. Durven we de vrijheid aan of weten wij wel wat leven is maar leven niet?
Misschien is het dat voorgevoel van liefde dat kan ons redden.
Zingen we dat uit met het lied om vrijheid.
Als vrijheid was wat vrijheid lijkt, wij waren
De mensen niet die wij nu angstig zijn –
Wij zaaiden bronnen uit in de woestijn
Wij oogsten zeeën zonder te vervaren.
Wij, tussen moed en wanhoop. Waarom weten
Wij wel wat leven is maar leven niet?
Soms gaan wij op de vleugels van een lied
En durven onze zwaartekracht vergeten.
Verlangen, pijn van onbekende duur:
Turen de verte in, niet kunnen laten
Een stad te zien, een tuin, doorschijnend water –
Dan valt de nacht over het middaguur.
Maar voorgevoel van liefde duurt het langst,
Heugenis aan het woord in den beginne,
Licht – ongebroken valt het bij ons binnen.
Even zijn wij ontkomen aan de angst.
Als vrijheid was wat vrijheid lijkt, wij waren
De mensen niet die wij nog angstig zijn.
Wij zouden niet meer vluchten voor de pijn
En voor de grootste liefde niet vervaren.
(T. Huub Oosterhuis)
2
We hoorden hoe Jezus in de woestijn de bekoorlijkste zaken zomaar aangeboden kreeg. En toch had hij de moed om nee te zeggen. Want wie iets aanbiedt en waarom, waar het vandaan komt, wat het teweeg brengt en wat de gevolgen voor ons zijn: dat is natuurlijk superbelangrijk. Je wil geen bloeddiamant laten schittern aan je vinger: je wil die handel niet aanmoedigen en al zeker niet schatplichtig worden aan `de duivel’ en er een slaafse afhankelijkheid aan overhouden.
Vrijheid is immers een kostbaar goed waarmee we immens veel vermogen. Niet de schijnvrijheid die ons ongebreideld laat kiezen tussen 100 soorten tandpasta in de supermarkt, of digitaal in winkelrekken uit de hele wereld. Nee, echte vrijheid die ons in staat stelt om zonder angst te kiezen voor het goede voor het groter geheel dat ons draagt, en op de langere termijn ons en vele andere tot hun recht laat komen. Onderschat de impact daarvan niet, zegt het lied: wij zaaiden bronnen uit in de woestijn en oogsten zeeen zonder te vervaren. Hier is overvloed te vinden, en alle angst is verdwenen.
Zo rond ons kijkend in de wereld – en naar onszelf – zijn we er nog niet helemaal. Inspelen op angst maakt de portemonees los, en kan de tongen doen verstommen – zo blijkt. Woord en daad worden aan banden gelegd op straffe van verlies van job, van gunsten, … of afzien. Als je zelf onder druk komt te staan kan je al dan niet weerstand bieden. Nog moeilijker wordt het als ook anderen, je naasten, gepest of bedreigd worden – een beproefde manipulatietactiek vanuit machtigen. Zo kan een gewetensbezwaarde die legerdienst weigert in Israel niet studeren noch wonen waar die wil. Dat hypoticeert ook het gezin. En Lisa, een collega onderzoeker in het nationaal gezondheidsinstiuut van de VS kan elk moment haar baan verliezen en wel meteen drastisch als ze zich niet aan de nieuwe regels van censuur houdt. Dan kan ze de lening voor het collegegeld van haar kinderen niet langer betalen, dreigt haar gezin zijn ziekteverzekering te verliezen, en haar grote groep toegwijd personeel krijgt een `betere’ baas.
Ook hier blijft het oorverdovend stil als de recente trumpcensuur van ons eigen onderzoek wordt aageklaagd. Iedereen zwijgt, tot en met de Vlaamse Interuniversitaire raad die wacht op een Europees standpunt. Een citaat van Reinhold Niebuhr helpt dan om moed te houden en toch te blijven spreken.
Niets dat de moeite waard is kan in de tijdspanne van één mensenleven bereikt worden, daarom moeten we door de hoop gered worden. Niets dat waar, schoon of goed is krijgt zijn volle betekenis in de context van mijn eigen geschiedenis; daarom moet het vertrouwen ons redden. Niets van wat we doen, hoe deugdzaam ook, kan op je eentje bereikt worden; daarom worden we gered door de liefde.
Op zoek naar een lichtend voorbeeld en advies voor moedig spreken en handelen, kwam ik onvermijdelijk terecht bij Marian Budde, de episcopaalse bisschop van Washington DC, die onlangs buitengewoon sterk en tegelijk deemoedig sprak in aanwezigheid van de Trump notabelen en hun families. Zij wist dat haar woorden de wereld rond zouden gaan en op weerstand zouden stuiten van de president en bij uitbreiding van een grote en machtige politieke familie. Zowel de inhoud van haar boodschap als haar gedurfde optreden bij politieke leiders waren geïnspireerd door de figuur van Jezus. Ze had er vooraf goed over nagedacht en met anderen over gesproken. [zie: https://www.newyorker.com/news/the-new-yorker-interview/why-bishop-mariann-budde-wanted-to-speak-to-donald-trump]. Het lag in het spoor van haar levenslang leren en keuzes maken in de kleine en grote dingen van het leven.
Ze had Trump al eens duidelijk toegesproken in 2020. Hij had gedreigd om met militair geweld de mensen aan te pakken die protesteerden tegen politiegeweld in de nasleep van de moord op Georges Floyd in Minneapolis. Vervolgens liet hij zich met veel poeha fotograferen voor de gevel van de Sint Jans kerk met een bijbel in de hand. Op CNN reageerde de bisschop toen:
Laat mij duidelijk zijn. De president heeft zopas de bijbel gebruikt, de meest heilige tekst van de Joods-Christelijke traditie, en een van de kerken in mijn bisdom, zonder toelating, als achtergrond voor een boodschap die regelrecht tegen de leer van Jezus ingaat. Alles wat hij gezegd of gedaan heeft wakkert geweld aan. Wij hebben nood aan moreel leiderschap, en hij heeft alles gedaan om ons te verdelen.
Omdat velen er haar naar vroegen schreef ze een boek in 2023 met als titel
`How We Learn to Be Brave: Decisive Moments in Life and Faith’. `Hoe we leren om moedig te zijn. Beslissende momenten in het leven en het geloof.’ [https://www.penguinrandomhouse.com/books/]
Zoals dat gaat met een Amerikaans boek is het ook heel praktisch en met de nodige dosis psychologie doorspekt. Zo spreekt ze bijvoorbeeld over de gevleugelde momenten waarop ze een sterke belangrijk beslissing neemt. En hoe op dat spannende moment van faam, steevast momenten volgen waarop ze twijfelt en moet volhouden in het moeilijke werk dat daarop volgt.
Ze legt uit:
`ik schreef het boek om de breedte en diepte te eren van wat moed betekent op beslissende momenten in een mensenleven, of we nu geroepen worden om iets nieuws te beginnen, om in de openbaarheid te treden en publiek op te treden of om te blijven waar we zijn en vol te houden. Elk van die zaken vraagt grote moed.’
Moed is voor haar `de mate waarin we van harte deelnemen aan het leven, met elkaar, met een gemeenschap, een job, een toekomst. Moedig zijn wil niet noodzakelijk zeggen dat we tot alles bereid zijn, maar wel dat we onszelf bewust maken van wat we al diep in onszelf aanvoelen en er dan naar leven doorheen de nooit eindigende kwetsbaarheid van de gevolgen. Moedig zijn is nodig wanneer we ons uit de eigen comfortzone in een nog onbekende situatie begeven. Moed betekent dichtbij de manier blijven waarop we gemaakt zijn, hoe oud of jong ook.’
Ik bid met haar mee: `dat elk van ons aangemoedigd zal worden om te leunen op de wijsheid en kracht, macht en genade die naar ons toekomen, wanneer we ons op een beslissend moment bevinden. Mogen jij en ik durven geloven dat we zijn waar we moeten zijn wanneer dat moment komt, het werk doen dat we moeten doen, volledig aanwezig in ons leven. Want het is in dit werk dat we leren om dapper te zijn. ‘
Het woord dat ik jou geef is niet te zwaar,
is niet te hoog, jij kunt het volbrengen.
(T. Dt. 11:14)
Tafeldienst
Mogen we elkaar inspireren om steeds het juiste en het goede voor ogen te houden. Mogen we daarin vrijheid ervaren en wegen vinden die aanzetten tot goed samenleven, wegen van vrede die verbinding bewerken.
Deze tafel mag daarvan een symbool zijn. Een teken dat ons verbindt met Jezus van Nazareth.
Een teken dat ons verbindt met bekende en onbekende mensen waar ook ter wereld die voor vrijheid strijden.
We gedenken hier ook alle mensen die ons dierbaar waren en zijn, onze lieve doden die we met een dankbaar hart gedenken.
En we weten ons ook samen met alle mensen die geloven dat vrede de weg is naar gelukkig samenleven.
Gij die weet wat in mensen omgaat
aan hoop en twijfel, drift, plezier, onzekerheid.
Gij die ons denken peilt
en ieder woord naar waarheid schat
en wat onzegbaar onmiddellijk verstaat.
Gij toetst ons hart
en gij zijt groter dan ons hart.
Op elk van ons houdt Gij uw oog gericht.
En niemand, of hij heeft een naam bij U.
En niemand valt of hij valt in uw handen
en niemand leeft of hij leeft naar U toe.
Maar nooit heeft iemand U gezien.
In dit heelal zijt Gij onhoorbaar.
En diep in de aarde klinkt uw stem niet.
En ook uit de hoogte niet.
En niemand die de dood is ingegaan
keerde ooit terug om ons van U te groeten.
Aan U zijn wij gehecht. Naar U genoemd.
Gij alleen weet wat dat betekent. Wij niet.
Wij gaan de wereld door met dichte ogen.
Maar soms herinneren wij ons een naam,
een oud verhaal dat ons is doorverteld,
over een mens die vol was van uw kracht,
Jezus van Nazareth, een zoon van Abraham.
In hem zou uw genade zijn verschenen,
uw mildheid en uw trouw. In hem zou voorgoed
aan het licht gekomen zijn hoe Gij bestaat:
weerloos en zelveloos, dienaar van mensen.
Hij was zoals wij zouden willen zijn:
een mens van God, een vriend, een herder,
die niet te eigen bate heeft geleefd
en niet vergeefs, onvruchtbaar is gestorven.
Die in de laatste nacht dat hij nog leefde
het brood gebroken heeft en uitgedeeld
en heeft gezegd: Neemt, eet, dit is mijn lichaam –
zo zult gij doen tot mijn gedachtenis.
Toen nam hij ook de beker en zei:
Dit is het nieuw verbond, dit is mijn bloed,
dat wordt vergoten tot vergeving van uw zonden.
Als je uit deze beker drinkt, denk dan aan mij.
Tot zijn gedachtenis nemen wij daarom
dit brood en breken het voor elkaar,
om goed te weten wat ons te wachten staat
als wij leven hem achterna.
Als Gij hem hebt gered van de dood, God,
als hij, dood en begraven, toch leeft bij U,
red dan ook ons en houd ons in leven,
haal ook ons door de dood heen, nu.
En maak ons nieuw, want waarom hij wel,
en waarom wij niet -wij zijn toch ook mensen.
(T. Huub Oosterhuis)
Vredewens
Dat we dankzij het voorbeeld van Jezus en vele mensen na hem tot op vandaag het vertrouwen blijven voeden in de grondhouding gericht op gerechtigheid; dat we de moed vinden om samen belangrijke beslissingen te nemen die tot het schone, goede en ware leven helpen leiden. Dat we daarin vrede mogen vinden. Die vrede zij met u.
Slotlied : Dat wij als wachters op de muren zijn…
Dat wij als wachters op de muren zijn,
geroepen om het zwijgen te verbreken,
een klein begin van opstanding, een teken.
Nog heerst verhuld de slavernij
van man en macht: een maatschappij
die in haar schild het onrecht voert
van leven dat wordt ingesnoerd.
Maak, God, om Christus’ wil ons vrij.
Dat wij als wachters op de muren zijn,
geroepen om het zwijgen te verbreken,
een klein begin van opstanding, een teken.
Dat wij als wachters op de muren zijn,
geroepen om het zwijgen te verbreken,
een klein begin van opstanding, een teken.
Nog wordt het gouden kalf vereerd
van nooit genoeg en altijd meer.
Maar schrijnend is het tegendeel:
de rekening voor ons teveel.
God, zegen wie het onrecht keert.
Dat wij als wachters op de muren zijn,
geroepen om het zwijgen te verbreken,
een klein begin van opstanding, een teken.
Dat wij als wachters op de muren zijn,
geroepen om het zwijgen te verbreken,
een klein begin van opstanding, een teken.
Zie nog de mens die wordt bespot,
al is hij beelddrager van God,
zijn bondgenoot. Samaritaan,
ontrechte mens, leer ons verstaan
wat liefde is naar zijn gebod. Refrein.
Dat wij als wachters op de muren zijn,
geroepen om het zwijgen te verbreken,
een klein begin van opstanding, een teken.
Nog zucht de schepping doodsbenauwd,
aan onze zorgen toevertrouwd.
Het spansel rond de aarde barst,
door mensenhanden aangetast.
Bekeer ons, God, tot haar behoud.
Dat wij als wachters op de muren zijn,
geroepen om het zwijgen te verbreken,
een klein begin van opstanding, een teken.
Nog houdt de kerk uw naam verdeeld:
wij maken ons van U een beeld,
gesneden uit ons eigen hout,
wij zoeken in onszelf behoud.
o God, geef dat uw Geest ons heelt.
Dat wij als wachters op de muren zijn,
geroepen om het zwijgen te verbreken,
een klein begin van opstanding, een teken.
(T. René van Loenen)